ECLI:NL:RBMID:2011:BP4039

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
10 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/706092-10 [P]
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Hopmans
  • mr. Geelhoed
  • mr. Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Middelburg op 10 februari 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 23 april 2010 betrokken was bij een verkeersongeval op de Wilgenhoekweg te Middelburg. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft zich zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Hij reed met een snelheid van ongeveer 70 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/u was. Tijdens een inhaalmanoeuvre heeft hij een vluchtheuvel gepasseerd, waardoor hij de controle over zijn voertuig verloor en in een sloot terechtkwam. Als gevolg van dit ongeval heeft zijn passagier, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opgelopen, namelijk een ingedeukte rugwervel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de aard van het bewezen verklaarde, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de ernst van het feit. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd dat de verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. Hopmans, mr. Geelhoed en mr. Vos, in tegenwoordigheid van griffier mr. De Jonge.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/706092-10 (P)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 februari 2011
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen
[verdachte],
geboren op [1989],
wonende te [adres],
raadsman mr. Smit, advocaat te Middelburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 januari 2011 waarbij de officier van justitie mr. Van der Hofstede en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, te weten dat:
hij op of omstreeks 23 april 2010 te Middelburg als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmede rijdende over
de weg, de Wilgenhoekweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld
te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met een hogere snelheid dan wettelijk ter plaatse toegestaan, in elk geval
met een hogere snelheid dan een verantwoorde snelheid voor een veilig verkeer
ter plaatste, een voertuig (personenauto) welke voor hem, verdachte, op de weg
reed, heeft/is ingehaald/gepasseerd, althans is in gaan halen en/of
- (vervolgens) een vluchtheuvel is gepasseerd, althans is gaan passeren,
middels de rijbaan voor het, voor verdachte, tegemoetkomende verkeer en/of
- (vervolgens) is gaan slippen/uitbreken en/of
- (vervolgens) rechts de weg is overgekomen en/of in een sloot gelegen aan de
rechterzijde, gezien verdachtes rijrichting, van die weg, terecht is gekomen,
waardoor en/of ten gevolge waarvan [slachtoffer], inzittende van het door
hem, verdachte, bestuurd motorrijtuig, zwaar lichamelijk letsel, te weten een
ingedeukte rugwervel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 23 april 2010 te Middelburg als bestuurder van een
voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Wilgenhoekweg,
- met een hogere snelheid dan wettelijk ter plaatse toegestaan, in elk geval
met een hogere snelheid dan een verantwoorde snelheid voor een veilig verkeer
ter plaatste, een voertuig (personenauto) welke voor hem, verdachte, op de
weg reed, heeft/is ingehaald/gepasseerd, althans is gaan inhalen, en/of
- (vervolgens) een vluchtheuvel is gepasseerd, althans is gaan passeren,
middels de rijbaan voor het, voor verdachte, tegemoetkomende verkeer en/of
- (vervolgens) is gaan slippen/uitbreken en/of
- (vervolgens) rechts de weg is overgekomen en/of in een sloot gelegen aan de
rechterzijde, gezien verdachtes rijrichting, van die weg, terecht is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hij is van mening dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat gebleken is dat er sprake is van een opeenvolging van gedragingen die verdachte verweten kunnen worden. Zo heeft hij op de betreffende weg met een te hoge snelheid gereden en is hij daarmee een voertuig gaan inhalen op een punt waar dat niet mogelijk is. Hierop maakt verdachte vervolgens een beoordelingsfout door de vluchtheuvel aan de linkerzijde te passeren. Als gevolg hiervan kon hij zijn voertuig niet meer onder controle houden en raakte in de slip en is in de sloot terecht gekomen. [slachtoffer] die als passagier naast verdachte in de auto zat, heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Hij kan immers al geruime tijd zijn werkzaamheden niet uitvoeren.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie. Hij heeft daar nog aan toegevoegd dat er in sterke mate sprake is van een gevolgsdelict.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat er op 23 april 2010 een eenzijdig ongeval heeft plaatsgevonden op de Wilgenhoekweg te Middelburg, ter plaatse waar een maximumsnelheid geldt van 50 km per uur. Hierbij was verdachte betrokken als bestuurder van een personenauto. Een vriend van verdachte, [slachtoffer], was eveneens bij dit ongeval betrokken en zat op dat moment naast hem in de auto . Als gevolg van dit ongeval heeft [slachtoffer] een ingedeukte ruggenwervel opgelopen .
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van het volgende:
Verdachte reed met zijn personenauto op 23 april 2010 met zo’n 70 km/u over voornoemde Wilgenhoekweg . Vervolgens heeft verdachte met deze snelheid een inhaalmanoeuvre ingezet van een personenauto die voor hem reed . Deze inhaalmanoeuvre vond plaats vlak voor een vluchtheuvel die zich op de Wilgenhoekweg bevindt. Als gevolg hiervan kon verdachte niet meer tijdig naar rechts invoegen voor de personenauto die hij net had ingehaald en heeft hij besloten de vluchtheuvel aan de linkerzijde, op het weggedeelte voor tegemoetkomend verkeer bedoeld, te passeren . Vervolgens is verdachte door de snelheid waarmee hij de vluchtheuvel passeerde, waarbij hij de vluchtheuvel mogelijkerwijze heeft geraakt in de slip geraakt en is hij de controle over zijn auto verloren en is de auto aan de rechterzijde van de weg op zijn kop in de sloot geraakt .
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. Er is sprake van een opeenvolging van verwijtbare gedragingen van verdachte. Zo heeft hij met te hoge snelheid gereden, zich niet vergewist van de verkeerssituatie op het moment dat hij de inhaalmanoeuvre inzette, heeft hij er voor gekozen de zich op de Wilgenhoekweg bevindende vluchtheuvel aan de linkerzijde te passeren, terwijl hij ook had kunnen remmen en terug had kunnen keren naar de rechter weghelft, en is hij vervolgens de controle over zijn voertuig verloren. Verdachte had extra oplettend en voorzichtig moeten zijn op het moment dat hij aan de inhaalmanoeuvre begon. Verdachte heeft hiermee de op hem rustende zorgplicht om gevaarzettende situaties te voorkomen terwijl hij met zijn personenauto aan het verkeer deelnam, in ernstige mate geschonden. Naar het oordeel van de rechtbank is dit verkeersgedrag van verdachte aan te merken als zeer onvoorzichtig en onoplettend.
Verder is de rechtbank van oordeel dat het opgelopen letsel door [slachtoffer] aan te merken is als zwaar lichamelijk letsel. [slachtoffer] heeft immers al vanaf de dag van het ongeval zijn werkzaamheden niet meer kunnen uitoefenen en is tot op heden nog steeds niet volledig genezen. Zij acht verdachte derhalve schuldig aan het primair ten laste gelegde.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 april 2010 te Middelburg als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmede rijdende over
de weg, de Wilgenhoekweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld
te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
zeer, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met een hogere snelheid dan wettelijk ter plaatse toegestaan, een voertuig (personenauto) welke voor hem, verdachte, op de weg
reed, heeft/is ingehaald/gepasseerd, althans is in gaan halen en
- vervolgens een vluchtheuvel is gepasseerd,
middels de rijbaan voor het, voor verdachte, tegemoetkomende verkeer en
- vervolgens is gaan slippen/uitbreken en
- vervolgens rechts de weg is overgekomen en in een sloot gelegen aan de
rechterzijde, gezien verdachtes rijrichting, van die weg, terecht is gekomen,
waardoor en/of ten gevolge waarvan [slachtoffer], inzittende van het door
hem, verdachte, bestuurd motorrijtuig, zwaar lichamelijk letsel, te weten een
ingedeukte rugwervel, werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 40 uur, subsidiair te vervangen door 20 dagen hechtenis. Daarnaast heeft hij gevorderd aan verdachte op te leggen een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden met aftrek van de tijd dat verdachte het rijbewijs reeds is kwijt geweest. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij zich hierbij gebaseerd heeft op de toepasselijke richtlijnen. Echter gelet op de omstandigheden van het geval en die van verdachte acht hij een werkstraf meer passend.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan de eis van de officier van justitie. Hij heeft daar nog ter overweging aan de rechtbank toegevoegd deze eis eventueel een deel voorwaardelijk aan verdachte op te leggen. Verder heeft hij erop gewezen dat verdachte het betreurt dat [slachtoffer], waarmee hij nog steeds bevriend is, nog steeds niet volledig hersteld is van het door het ongeval opgelopen letsel. Ook heeft verdachte door het ongeval zelf letsel opgelopen en was zijn auto total loss.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 23 april 2010 te Middelburg een aan zijn schuld te wijten ongeval veroorzaakt. Verdachte is met een veel hogere snelheid dan wettelijk ter plaatse toegestaan, een voertuig voor hem in gaan halen en heeft daarbij de naderende vluchtheuvel niet dan wel te laat opgemerkt. Hierdoor kon verdachte niet rechts invoegen voor de door hem ingehaalde auto en heeft hij ervoor gekozen de vluchtheuvel aan de linkerzijde te passeren. Vervolgens is verdachte met zijn auto geslipt en uiteindelijk in de sloot terechtgekomen. Hierdoor heeft zijn passagier [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Verdachte heeft zich door zijn zeer onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag onvoldoende rekenschap gegeven van de verantwoordelijkheid die hij als bestuurder van een motorvoertuig in het verkeer heeft. Deze verantwoordelijkheid bestaat niet alleen ten opzichte van andere verkeersdeelnemers, maar ook voor zijn passagier(s). Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gevaarlijk verkeersgedrag.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder diens draagkracht. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Tevens heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat gelet op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in contact is geweest. Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte zich terdege realiseert dat hij zijn vriend zwaar lichamelijk letsel heeft aangedaan, het eigen leed dat verdachte van het ongeval heeft gehad en het feit dat ondanks het letsel van [slachtoffer] de vriendschap tussen beiden in stand is gebleven.
De rechtbank is bij de bewezenverklaring van het ten laste gelegde uitgegaan van een grove verkeersfout van verdachte. Daarmee rekent zij het feit zwaarder aan dan de officier van justitie heeft gedaan. Om die reden zal zij ook een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een werkstraf voor de duur van 80 uur opgelegd dient te worden, subsidiair te vervangen door 40 dagen hechtenis. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat uit het oogpunt van normhandhaving een ontzegging van de rijbevoegdheid dient te volgen. Zij acht een ontzegging voor de duur van acht maanden op zijn plaats.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Hoofdstraf
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 80 (tachtig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging
Dit vonnis is gewezen door mr. Hopmans, voorzitter, mr. Geelhoed en mr. Vos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 februari 2011.