ECLI:NL:RBMID:2011:BP4620

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
10 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/700021-07 [P]
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Ente
  • A. Geelhoed
  • J. Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerijen met een geschat bedrag van € 12.266,00

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Middelburg op 10 februari 2011 uitspraak gedaan over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de veroordeelde is behaald uit de hennepkwekerijen, op € 12.266,00 wordt geschat. Dit bedrag is hoger dan het bedrag dat door het openbaar ministerie was gevorderd, omdat de rechtbank van oordeel is dat het voordeel over drie personen moet worden verdeeld in plaats van zes, zoals de officier van justitie had gesteld. De rechtbank heeft de vordering inhoudelijk behandeld na een schriftelijke voorbereidingsprocedure en een zitting waar de standpunten van de officier van justitie en de verdediging zijn gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde betrokken was bij de hennepkwekerij en dat hij, ondanks zijn ontkenning van het ontvangen van inkomsten, in aanmerkelijke mate betrokken was bij de kwekerij. De rechtbank heeft de opbrengst van de hennepkwekerij berekend op basis van het aantal planten en de gemiddelde opbrengst per plant, en heeft de kosten in mindering gebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met verklaringen van medeveroordeelden en de rol van de veroordeelde in de organisatie.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel redelijkerwijs over drie personen moet worden verdeeld, wat resulteert in een geschat bedrag van € 12.266,00 dat aan de staat moet worden betaald. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
Parketnummer: 12/700021-07 [P]
beslissing van de rechtbank d.d. 10 februari 2011
in de ontnemingszaak tegen de niet ter zitting verschenen veroordeelde
[verdachte],
geboren op [1980],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsman mr. Sol, advocaat te Terneuzen,
ter zitting verschenen.
1 De procedure
[veroordeelde] (verder: veroordeelde) is op 27 november 2007 door de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank veroordeeld ter zake van de in het vonnis vermelde strafbare feiten. Veroordeelde is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan. Op 14 december 2009 is hij door het gerechtshof te ‘s-Gravenhage veroordeeld voor onder andere het telen van hennep op verschillende adressen en het deelnemen aan een criminele organisatie, een en ander in de periode van 1 juli 2006 tot en met 13 maart 2007. Deze uitspraak is onherroepelijk.
In de betreffende strafzaak in eerste aanleg heeft de officier van justitie ter terechtzitting van 13 november 2007 mondeling aankondiging gedaan van het voornemen een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De officier van justitie heeft voornoemde vordering op 12 oktober 2009 aanhangig gemaakt en veroordeelde opgeroepen voor de behandeling van deze vordering op 9 november 2009. Deze vordering is gebaseerd op het Rapport Berekening Wederrechtelijk Verkregen Voordeel “Lupine” van het Bureau Bijzondere Recherche Expertise van 11 september 2009, hierna het Financieel Rapport.
Op 9 november 2009 heeft de rechtbank een schriftelijke voorbereidingsprocedure bevolen. In dat kader heeft de raadsman een conclusie van antwoord ingediend, waarop de officier van justitie heeft gerepliceerd.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 november 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat veroordeelde samen met anderen tweemaal hennep heeft geteeld op het adres [adres 1] en daarmee een voordeel heeft behaald ter hoogte van € 6.767,58. Dit bedrag is gebaseerd op Financieel Rapport.
Zij is van mening, dat nu geen van de veroordeelden heeft willen verklaren over de verdiensten met betrekking tot deze hennepkwekerij, geen verdeling van de winst is vast te stellen. Het enkele feit dat veroordeelde ontkent inkomsten uit deze hennepkwekerij te hebben gehad, geeft onvoldoende aanknopingspunt voor een verdeling. Gelet hierop, alsook op het feit dat het een organisatie met een platte structuur was en de rechtbank heeft gesteld dat veroordeelde in aanmerkelijke mate bij een aantal kwekerijen betrokken was, is een pondspondsgewijze verdeling gemaakt.
De officier van justitie is verder van mening dat de elektriciteitskosten voor de kwekerijen aan de [adres 2] en de [adres 3] niet kunnen worden afgetrokken, nu deze kwekerijen geen voordeel voor veroordeelde hebben opgeleverd en derhalve ook niet zijn meegenomen in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij in verband met de elektriciteitskosten voor de kwekerij aan de [adres 1] wegens de diefstal van stroom stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat, nu niet bekend is of, en zo ja, hoeveel veroordeelde reeds heeft betaald, deze vordering niet in mindering behoeft te worden gebracht.
3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat veroordeelde geen opbrengst heeft gehad uit de hennepkwekerij in de woning aan de [adres 1] en zij verzoekt de rechtbank derhalve vast te stellen dat veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Zij heeft - onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad - daartoe aangevoerd dat in beginsel slechts het bedrag ontnomen kan worden dat veroordeelde ook daadwerkelijk als wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen. Als de rechtbank de omvang van het voordeel niet gelijk kan vaststellen, dient zij bij het bepalen welk deel van het totale voordeel kan worden toegerekend te kijken naar de rol van de dader(s) en het aantreffen van het voordeel bij één of meer daders. Pas als ook de omstandigheden van het geval onvoldoende aanknopingspunten bieden voor een andere toerekening, kan het voordeel pondspondsgewijs worden toegerekend. Veroordeelde is samen met nog vijf anderen lid geweest van een criminele organisatie, welke organisatie zich kenmerkte door een platte structuur. Dit wil echter niet zeggen dat alle leden evenveel hebben ontvangen. In tegenstelling tot veroordeelde hebben de overige leden niet verklaard over de vergoeding voor hun criminele diensten. Veroordeelde heeft verklaard dat hij niets heeft ontvangen. [verdachte I] heeft als enige verdachte in dit onderzoek verklaard dat veroordeelde wel iets heeft verdiend, maar veroordeelde bestrijdt deze verklaring. Nu deze verklaring niet door andere verklaringen wordt ondersteund, dient deze verklaring terzijde te worden geschoven.
De verdediging voert verder aan dat, in tegenstelling tot bij veroordeelde, bij de overige veroordeelden grote vermogensbestanddelen, waaronder dure auto’s, in beslag zijn genomen. Uit het rapport blijkt niet wat het onderzoek hiernaar heeft opgeleverd. Onder veroordeelde is slechts een televisie van € 400,00 in beslag genomen. Verder had hij geen vermogensbestanddelen.
In het geval de rechtbank bovenstaand verweer verwerpt, betoogt de verdediging subsidiair dat ook de elektriciteitskosten ad € 7.718,07, tot betaling van welke kosten veroordeelde bij arrest van het hof te ’s-Gravenhage is veroordeeld, in mindering dienen te worden gebracht. Hoewel de ‘opgerolde’ kwekerijen niet tot voordeel hebben geleid, is uit het strafbare feit, te weten de diefstal van elektriciteit, wel voordeel genoten door de veroordeelden. De ontneming hoeft niet te zien op voordeel uit de hennepkwekerijen, maar kan ook zien op voordeel genoten uit alle strafbare feiten. De winst per persoon zou dan € 5.481,00 zijn. Zij verzoekt de rechtbank het te ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel op dit bedrag vast te stellen.
4 Het oordeel van de rechtbank
4.1 Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de veroordeelde wederrechtelijk voordeel verkregen door middel van of uit baten van het bij voornoemd arrest onder 1 bewezen verklaarde feit, te weten het tweemaal telen van hennep in de periode van 1 juli 2006 tot en met 13 maart 2007 op het adres [adres 1]. Veroordeelde is door het gerechtshof vrijgesproken van de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006. Dit heeft voor deze vordering echter geen gevolgen, nu uit de stukken in het dossier is komen vast te staan dat de hennepkwekerij aan de [adres 1] pas voor de eerste keer is ingericht in augustus 2006, welk tijdstip is gelegen in de bewezenverklaarde periode.
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde slechts heeft betwist dat hij opbrengst heeft gehad uit de voornoemde hennepkwekerij en niet de overige door de officier van justitie gehanteerde uitgangspunten, zoals het aantal planten, de opbrengst per plant, de verkoopprijs per gram en de (afschrijvings)kosten per oogst. Deze uitgangspunten zijn gebaseerd op de inhoud van het rapport “ standaardberekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht”, opgesteld op 14 april 2005 door het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (verder: BOOM). Bij de schatting van de omvang van het wederrechtelijk genoten voordeel neemt de rechtbank dan ook als uitgangspunt de berekening en berekenwijze zoals uitgewerkt in het Financieel Rapport.
Bij de bepaling van het wederrechtelijk genoten voordeel hanteert de rechtbank de volgende uitgangspunten:
- op 22 januari 2007 zijn door de politie op het adres [adres 1] 398 potten met daarin resten van hennepplanten aangetroffen ;
- aannemelijk is geworden dat er in totaal twee maal is geoogst ;
- veroordeelde heeft zijn betrokkenheid bij deze hennepkwekerij bekend ;
- in totaal zijn er 796 hennepplanten gekweekt en geoogst;
- het onderzoeksrapport “standaardberekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht” van het BOOM d.d. 14 april 2005;
- bij de hennepkwekerij bedraagt de opbrengst per hennepplant gemiddeld (28,2 gram per plant x € 2,37 per gram) € 66,83.
Op grond hiervan bedraagt de totale opbrengst van de hennepkwekerij aan de [adres 1]: 796 hennepplanten x € 66,83 per plant = € 53.199,86.
De kosten die hierop in mindering moeten worden gebracht bestaan uit :
- de afschrijvingskosten, bij een aantal planten van 398 vastgesteld op € 250,00 per oogst, dus in totaal € 500,00;
- de variabele kosten (stekken, kweekmedium, water, voedingsstoffen etc), geschat op
€ 4,40 per plant, in totaal € 3.502,40;
- kosten voor knippers, geschat op € 2,= per plant, in totaal € 1.592,00;
- vergoeding voor de bewoners € 3.750,00 + € 2.750,00 + € 500,00 = € 7.000,00.
Op grond hiervan bedragen de totale kosten van de hennepkwekerij € 12.594,40.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel bij twee oogsten op het adres [adres 1] wordt geschat, vast op € 53.199,86 - € 12.594,40 = € 40.605,46.
De rechtbank overweegt voorts naar aanleiding van hetgeen door de verdediging en de officier van justitie is aangevoerd als volgt.
Het gerechtshof heeft in zijn arrest overwogen dat veroordeelde - naast [verdachte 2] en [verdachte 3] - bij onder andere de voornoemde hennepkwekerij in aanmerkelijke mate betrokken was. Hij was contactpersoon, bouwde de hennepkwekerij mee op, verzorgde de hennepplanten en legde aan de bewoners uit hoe zij deze moesten verzorgen. Uit tapgesprekken is gebleken dat [verdachte 2], [verdachte 3] en veroordeelde regelmatig contact hadden over de voortgang van de hennepkwekerij. Veroordeelde was voor de bewoners het aanspreekpunt .
Veroordeelde heeft zelf in april 2007 bij de politie ook verklaard dat hij contactpersoon en aanspreekpunt was voor deze kwekerij . Hij heeft geholpen met verzorgen en knippen, zij het in beperkte mate. Vervolgens heeft hij de eerste oogst samen met medeveroordeelde [verdachte 2] naar het huis van deze laatste gebracht. Hij heeft verder voor de eerste oogst een enveloppe met geld aan de bewoonster [verdachte I] overhandigd en de tweede betaling aan haar heeft in zijn woning plaats gevonden . Veroordeelde heeft, in tegenstelling tot hetgeen hij nu stelt, op 27 april 2007 bij de politie verklaard dat hij voor zijn hulp bij de kwekerijen een paar honderd euro, volgens hem slechts € 350,00, heeft ontvangen van medeveroordeelde [verdachte 3]. Met dit geld heeft hij een aflossing gedaan op zijn huurschuld .
[verdachte I] heeft bij de politie verklaard dat veroordeelde wist hoe hij een hennepkwekerij moest opzetten en dat zij niets hoefde te doen. Hij heeft samen met nog twee mannen bij haar in de woning een hennepkwekerij ingericht. Zij kreeg het geld daarvoor van veroordeelde . De dochter van [verdachte I], [dochter], heeft verklaard dat veroordeelde samen met [verdachte 2] en [verdachte 3] de hennepkwekerij bij haar moeder heeft ingericht. Veroordeelde heeft helpen knippen en heeft ook de tweede keer geholpen de hennepplantjes te planten .
In het Financieel Rapport wordt uitgegaan van een criminele organisatie van zes leden, waaronder ook veroordeelde, die gelijkelijk deelden in de opbrengst. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat [knipper 3] door het gerechtshof te ’s-Gravenhage is vrijgesproken van deelneming aan een criminele organisatie, omdat hij slechts een enkele keer hennep heeft geknipt. Verder is uit de stukken van het dossier naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat ook [knipper 1] en [knipper 2] slechts knippers waren en daarvoor een vergoeding kregen, maar niet evenredig meedeelden in de totale opbrengst van de hennepkwekerij.
Gelet op hetgeen hiervoor is aangehaald en dan met name de rol van veroordeelde bij de hennepkwekerij aan de [adres 1] en zijn eigen verklaring, acht de rechtbank het onaannemelijk dat veroordeelde geen geld heeft ontvangen voor zijn bijdrage. Dat bij veroordeelde geen vermogensbestanddelen zijn aangetroffen zoals bij sommige medeveroordeelden maakt dit niet anders. Veroordeelde heeft zelf immers verklaard dat hij met zijn deel van de opbrengst schulden heeft afbetaald. Nu uit het dossier niet kan worden afgeleid wat de verdiensten per veroordeelde zijn geweest, en er ook geen aanknopingspunten zijn dat veroordeelde een kleiner deel van de opbrengst kreeg dan [verdachte 2] en [verdachte 3], is de rechtbank van oordeel dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de hennepkwekerij op voornoemd adres redelijkerwijs over drie personen dient te worden verdeeld. De rechtbank zal het voordeel - gelet op het vorenstaande - pondspondsgewijs aan veroordeelde en zijn twee medeveroordeelden toedelen.
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel per persoon van de hennepkwekerij aan de [adres 1] is als volgt:
€ 40.605,46 gedeeld door 3 = € 13.535,15
Vordering benadeelde partij
Bij het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat zal de rechtbank voorts - conform het bepaalde in artikel 36e, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht - rekening houden met de bij vonnis aan de benadeelde derde Delta Netwerkbedrijf BV toegekende vordering met betrekking tot het adres [adres 1] van € 3.805,66. De rechtbank is daarbij van oordeel dat, nu er naast van veroordeelde sprake is van twee mededaders, te weten [verdachte 2] en [verdachte 3], en de vordering van voornoemde benadeelde partij door de rechtbank bij vonnis aan alle drie de veroordeelden met de hoofdelijkheidsclausule is toegewezen, slechts één derde van het toegewezen bedrag, zijnde € 1.268,55, in mindering dient te worden gebracht. Immers, als door veroordeelde aan de benadeelde partij de gehele vordering is voldaan, kan veroordeelde voor tweederde deel regres nemen op zijn mededaders.
Het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt aldus € 13.535,15 - € 1.268.55 = € 12.266,60.
Met betrekking tot de vorderingen die aan de benadeelde partij zijn toegewezen in verband met de hennepkwekerijen aan de [adres 2] en [adres 3] overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank is van oordeel dat de in rechte toegewezen vorderingen aan de benadeelde partijen in mindering dienen te worden gebracht op het feit waarmee zij in directe relatie staan. De vordering van benadeelde derden kan derhalve slechts worden afgetrokken tot - maximaal - het bedrag dat met het betreffende strafbare feit aan wederrechtelijk verkregen voordeel is gerealiseerd. Nu met betrekking tot de hennepkwekerijen aan de [adres 2] en de [adres 3] geen wederrechtelijk voordeel is gerealiseerd, is de rechtbank van oordeel dat de toegewezen vorderingen van de benadeelde derde niet in mindering dienen te worden gebracht op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
4.2 Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag vaststellen op afgerond € 12.266,00.
5 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
6 De beslissing
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 12.266,00 (twaalfduizendtweehonderdzesenzestig euro);
- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van € 12.266,00 (twaalfduizendtweehonderdzesenzestig euro), ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze beslissing is gegeven door mr. Ente, voorzitter, mr. Geelhoed en mr. Vos, rechters, in tegenwoordigheid van de griffiers mr. Moggré-Hengst en mr. Philipsen en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 februari 2011.