zaaknummer / rolnummer: 72983 / HA ZA 10-189
de commanditaire vennootschap
gevestigd te Oude Tonge, gemeente Oostflakkee,
advocaat: mr. S.J. Nijssen te Zierikzee,
h.o.d.n. Strandrestaurant [naam restaurant],
wonende te [woonplaats], gemeente Schouwen-Duiveland,
advocaat: mr. T.R.M. van Bussel te Breda.
Partijen zullen hierna Fidflex en [gedaagde] worden genoemd.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 juli 2010;
- het proces-verbaal van comparitie van 11 november 2010;
- de akte van [gedaagde];
- de antwoordakte van Fidflex.
Ten slotte is vonnis bepaald.
Fidflex is een uitzendbureau. Zij heeft in 2008 diverse personen, onder wie mevrouw [A.] (verder: [mevrouw A.]), uitgeleend aan [gedaagde] ten behoeve van de door hem gedreven horecaonderneming.
Fidflex heeft [gedaagde] een verzamelfactuur gestuurd gedateerd 20 augustus 2008. [gedaagde] heeft daarop aan Fidflex verzocht de rekeningen uit te splitsen naar mensen en uren. Fidflex heeft aan dit verzoek voldaan.
Fidflex vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 8.324,26 vermeerderd met rente. Voorts vordert zij veroordeling van [gedaagde] tot het in het geding brengen van klokkaarten en veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding. Fidflex stelt daartoe het volgende.
In de periode van 27 mei tot 9 september 2008 heeft Fidflex [mevrouw A.] uitgeleend aan [gedaagde]. Naar aanleiding van het verzoek van [gedaagde] tot het uitsplitsen van de verzamelfactuur d.d. 20 augustus 2008 is ten behoeve van de werkzaamheden van [mevrouw A.] een factuur ten bedrage van € 6.464,34 opgesteld. Deze factuur heeft betrekking op de door [mevrouw A.] gewerkte uren over de periode van 27 mei tot en met 31 juli 2008, voor zover deze bij Fidflex bekend zijn. De factuurdatum is gelijk gebleven aan de datum van de verzamelfactuur, te weten 20 augustus 2008. [gedaagde] heeft deze factuur onbetaald gelaten. De andere deelfacturen die onderdeel uitmaakten van voornoemde verzamelfactuur zijn wel door [gedaagde] voldaan.
De door [mevrouw A.] gewerkte uren over de periode van 1 augustus tot 9 september 2008 zijn niet aan Fidflex doorgegeven en derhalve nog niet in rekening gebracht. Voorts heeft [mevrouw A.] aan Fidflex medegedeeld dat zij in de periode van 27 mei tot 9 september 2008 ook uren zwart heeft gewerkt bij [gedaagde]. Zij heeft niet aangegeven om hoeveel uren dat ging. Fidflex wil kunnen controleren of de door [mevrouw A.] opgegeven uren juist zijn. Daarom vordert zij het in het geding brengen van de klokkaarten die [gedaagde] op zijn bedrijf hanteert voor de registratie van de voor hem werkende personen.
Fidflex stelt dat de rente is gaan lopen vanaf één maand na de datum dat de rekening is opgesteld. De rente bedraagt tot en met 12 april 2010 een bedrag van € 1.091,92. Ter comparitie heeft Fidflex toegelicht dat de p.m.-post in de dagvaarding ziet op de rente na 12 april 2010.
Fidflex vordert buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 768,00. Zij stelt daartoe dat zij daadwerkelijk buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt. Die kosten houden verband met de correspondentie die Fidflex zelf voerde met [gedaagde], de correspondentie die haar advocaat heeft gevoerd met [gedaagde] en met contacten met de ARAG. Fidflex stelt subsidiair dat [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is op grond van door Fidflex geleden vermogensschade als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde].
[gedaagde] voert verweer. Hij stelt dat [mevrouw A.] van 27 mei tot en met 31 juli 2008 op basis van een mondelinge afspraak door Fidflex aan hem is uitgeleend. In de maand augustus 2008 heeft zij op basis van een los contract bij [gedaagde] gewerkt en dus niet via Fidflex. Van de uren die zij via Fidflex werkte heeft [mevrouw A.] wekelijks overzichten gemaakt, die steeds door [gedaagde] werden ondertekend. [gedaagde] betwist de factuur ad € 6.464,34 alsook de aanmaningen d.d. 31 januari 2009 en 13 februari 2009 te hebben ontvangen. Voorts betwist hij het genoemde bedrag verschuldigd te zijn. [gedaagde] stelt op enig moment na zijn verzoek om uitsplitsing van de verzamelfactuur d.d. 20 augustus 2008 een factuur te hebben ontvangen die betrekking had op [mevrouw A.]. Die factuur is betaald. Dat is niet een factuur geweest die gekoppeld kan worden aan het bedrag van € 6.464,34, waarvan Fidflex thans betaling vordert. Deze in het geding gebrachte factuur komt ongeloofwaardig voor omdat (a) de datum en betalingstermijn hetzelfde zijn als die op de oorspronkelijke factuur, (b) omdat er wordt verzocht 20% naar de G-rekening over te maken terwijl 40% tussen partijen gebruikelijk was, (c) omdat de op de factuur genoemde factuurnummers verwarring scheppen en (d) omdat de vervaldata genoemd in de aanmaningen verschillend zijn. Alles wat [gedaagde] aan Fidflex diende te betalen, inclusief de uren van [mevrouw A.], is voldaan in februari/maart 2009. [gedaagde] stelt niets meer aan Fidflex verschuldigd te zijn.
[gedaagde] stelt dat hij voor zijn eigen administratie gebruik maakt van een kloksysteem. De door Fidflex gehanteerde werkbonnen heeft hij zowel voor [mevrouw A.] als voor andere medewerkers die via Fidflex bij hem werkten steeds geaccordeerd. Fidflex is derhalve volledig op de hoogte van de uren die de door haar ter beschikking gestelde werknemers bij [gedaagde] maakten. [gedaagde] betwist [mevrouw A.] zwart te hebben uitbetaald.
[gedaagde] betwist voorts rente verschuldigd te zijn. Bovendien, zo stelt hij, is de rente onjuist berekend. De buitengerechtelijke kosten dienen te worden afgewezen, nu Fidflex geen aanspraak kan maken op de hoofdsom. Bovendien is niet gebleken dat Fidflex of haar advocaat andere werkzaamheden heeft verricht dan die, welke dienen voor een goede instructie van de zaak.
Vastgesteld moet worden dat Fidflex, mede gelet op de door haar tijdens de comparitie gegeven toelichting en op de door haar bij akte overgelegde stukken, haar vordering gemotiveerd en op gedocumenteerde wijze heeft onderbouwd. In het licht daarvan lag het op de weg van [gedaagde] om zijn standpunt dat hij niets meer aan Fidflex verschuldigd is, voldoende te onderbouwen, onder meer door gespecificeerd aan te geven wat hij wanneer (en op welke wijze) aan Fidflex heeft betaald. Nu hij dit – ondanks daartoe expliciet in de gelegenheid te zijn gesteld - heeft nagelaten, zal de vordering van Fidflex als onvoldoende weersproken worden toegewezen. De omstandigheden die [gedaagde] aanvoert om de gestelde ongeloofwaardigheid van de factuur te onderbouwen zijn door Fidflex gemotiveerd weerlegd en staan bovendien aan de juistheid en de verschuldigdheid van het in de factuur genoemde bedrag niet in de weg.
Fidflex vordert voorts [gedaagde] te veroordelen tot het in het geding brengen van de door hem gebruikte klokkaarten. De rechtbank begrijpt het standpunt van Fidflex aldus, dat er in dat kader een onderscheid is in twee periodes: de periode van 27 mei tot en met 31 juli 2008 en de periode van 1 augustus tot 9 september 2008. De eerste periode ziet op de stelling van Fidflex dat [mevrouw A.] naast de bij Fidflex gemelde uren ook uren zwart heeft gewerkt bij [gedaagde]. De tweede periode ziet op de stelling van Fidflex dat [mevrouw A.] tot 10 september 2008 bij [gedaagde] heeft gewerkt.
Periode tot en met 31 juli 2008
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de door Fidflex gehanteerde werkbonnen steeds heeft geaccordeerd en dat hij [mevrouw A.] nimmer zwart heeft uitbetaald. Fidflex heeft, in het licht van de stellige ontkenning van [gedaagde], haar betoog dat [mevrouw A.] door [gedaagde] deels zwart is uitbetaald onvoldoende gehandhaafd, althans onvoldoende onderbouwd. De vordering tot het in het geding brengen van de klokkaarten over de periode van 27 mei tot en met 31 juli 2008 zal worden afgewezen.
Periode vanaf 1 augustus 2008
In de dagvaarding ontbreekt een concreet genoemd beginpunt en eindpunt van de periode waarin [mevrouw A.] door Fidflex aan [gedaagde] is uitgeleend. Eerst ter comparitie heeft Fidflex aangevoerd dat het de periode van 27 mei tot en met 9 september 2008 betreft. Naar de rechtbank begrijpt, baseert Fidflex haar vordering tot het in het geding brengen van de klokkaarten van 1 augustus tot en met 9 september 2008 op de mededeling van [mevrouw A.] dat zij tot 10 september 2008 bij [gedaagde] heeft gewerkt. [gedaagde] stelt dat [mevrouw A.] in de maand augustus 2008 voor hem heeft gewerkt op basis van een los contract, waar Fidflex niet bij betrokken was. Fidflex heeft niet gesteld dat de werkzaamheden van [mevrouw A.] van 1 augustus tot en met 9 september 2008 zijn verricht op basis van een uitleenovereenkomst tussen Fidflex en [gedaagde]. Zonder nadere toelichting – die Fidflex verzuimd heeft te geven – is niet, althans onvoldoende, gebleken van het bestaan van een rechtsbetrekking tussen partijen vanaf 1 augustus 2008. In dat licht bezien heeft Fidflex onvoldoende gesteld om aanspraak te kunnen maken op het in het geding brengen van de klokkaarten over de periode van 1 augustus tot en met 9 september 2008. Haar vordering ter zake zal worden afgewezen.
De gevorderde rente over de hoofdsom zal worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding. Fidflex heeft niet, althans niet voldoende, toegelicht op grond waarvan zij aanspraak kan maken op rente vanaf een eerdere (overigens niet expliciet genoemde) datum tot en met 12 april 2010.
De buitengerechtelijke incassokosten
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten wordt op zowel de primaire als op de subsidiaire grond afgewezen. Tegenover het gemotiveerde verweer van [gedaagde] heeft Fidflex onvoldoende aangevoerd om te kunnen vaststellen dat er werkzaamheden zijn verricht anders dan de gebruikelijke ter voorbereiding van de procedure, waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te houden.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Fidflex worden begroot op:
- salaris advocaat € 1.152,00 (3 punten × tarief € 384,00)
veroordeelt [gedaagde] om aan Fidflex te betalen een bedrag van € 6.464,34 (zesduizend vierhonderd vierenzestig euro en vierendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Fidflex tot op heden begroot op € 1.546,74,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2011.