parketnummers: 12/700104-10 - 12/707903-08 (TUL) [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 maart 2011
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen
[verdachte],
geboren op [1987],
wonende te Middelburg,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, Huis van Bewaring 2 te Vught.
Raadsman: mr. Olie, advocaat te Goes.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 februari 2011, waarbij de officier van justitie mr. Van der Hofstede en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De verdenking luidt dat verdachte:
op of omstreeks 16 maart 2010 te Middelburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 170,-- euro, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], althans aan de firma "Texaco", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, -terwijl zijn, verdachte's, gezicht (deels) was bedekt door een bivakmuts en/of een helm- de shop van een Texaco benzinestation, gelegen aan de Rotterdamse Kaai, is binnengegaan en/of een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zichtbaar voor die [slachtoffer], in zijn handen heeft gehouden en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] opzettelijk dreigend heeft gezegd: "Dit is een overval" en/of "Doe vlug geld in deze plastic zak want ik heb haast" en/of "Ik moet alles hebben en doe alles er in.";
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Hij is van mening dat uit de aangifte en de verklaring van aangever, de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5], [getuige 6] en [getuige 7]
alsmede de verklaring van verdachte zelf, blijkt dat verdachte het hem ten laste gelegde feit alleen heeft begaan. De officier van justitie is van mening dat verdachte op 16 maart 2010 in Middelburg een gewapende overval heeft gepleegd op het Texaco benzinestation en hierbij onder bedreiging van een pistool de exploitant van het benzinestation heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 170,-- euro.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd de visie van de officier van justitie met betrekking tot de bewezenverklaring te onderschrijven.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank kan het ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
Bewijsmiddelen
Uit de bewijsmiddelen worden de navolgende feiten en omstandigheden benoemd:
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 16 maart 2010 werkzaam was in het benzinestation Texaco aan de Rotterdamse Kaai te Middelburg. Tegen sluitingstijd omstreeks 18.48 uur kwam een persoon de shop van het benzinestation binnen met een bivakmuts en daarover een helm op het hoofd en een pistool in de hand. Deze persoon heeft hem ertoe gedwongen ongeveer 170 euro uit de kassa te pakken en dit aan hem te overhandigen door hem onder het tonen van het pistool dreigend de woorden toe te voegen: "Dit is een overval", "Doe vlug geld in deze plastic zak want ik heb haast" en "Ik moet alles hebben en doe alles er in." Vervolgens is hij de shop uitgelopen , , .
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 16 maart 2010 [slachtoffer] heeft bewogen tot afgifte van ongeveer € 170,00. Dit incident vond plaats onder bedreiging van geweld, en onder toevoeging van de woorden zoals deze zijn ten laste gelegd. Verdachte heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een benzinepomp.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 16 maart 2010 te Middelburg, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 170,-- euro, toebehorende aan die [slachtoffer], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, -terwijl zijn, verdachte's, gezicht (deels) was bedekt door een bivakmuts en een helm- de shop van een Texaco benzinestation, gelegen aan de Rotterdamse Kaai, is binnengegaan en een pistool, zichtbaar voor die [slachtoffer], in zijn handen heeft gehouden en daarbij tegen die [slachtoffer] opzettelijk dreigend heeft gezegd: "Dit is een overval" en "Doe vlug geld in deze plastic zak want ik heb haast" en "Ik moet alles hebben en doe alles er in.";
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Over de verdachte zijn diverse rapporten opgemaakt. Het gaat om een psychologisch rapport van 22 juni 2010 van de psycholoog in opleiding drs. S. Wichers - onder begeleiding van drs. I.J.G.P. Neissen, psycholoog, een psychiatrisch rapport van 22 juni 2010 van de psychiater A.H.A.C. van Bakel en een multidisciplinair rapport van 16 februari 2011 van het Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht. Uit de verschillende rapporten komt naar voren dat verdachte geen medewerking heeft verleend aan een psychiatrisch en psychologisch onderzoek.
Op grond van de beperkte informatie die de onderzoeken om die reden hebben opgeleverd, is geen stoornis kunnen worden vastgesteld. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte ten aanzien van het feit volledig toerekeningsvatbaar te achten is.
De rechtbank zal dat bij de strafoplegging in aanmerking nemen.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht en onder verwijzing naar het ontbreken van medewerkingbereidheid aan de zijde van verdachte met betrekking tot de opgemaakte rapportages en diens strafblad aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman geeft aan dat verdachte het schoolvoorbeeld is van iemand die vanaf zijn geboorte weinig bagage heeft meegekregen op basis waarvan hij volwassen keuzes had kunnen doen. Verdachte erkent dat het een stomme keuze is geweest om op deze wijze zijn geldnood op te lossen. Verdachte zou beter af geweest zijn met de “reclassering oude stijl”, die vroeger deze verdachte aan het handje had genomen en hem daadwerkelijk hulp had geboden. De raadsman bepleit een overzichtelijke straf, dit om te voorkomen dat het de zoveelste verloren episode in het leven van verdachte wordt.
De raadsman van verdachte is van mening dat gelet op de ernst van het feit en de persoon van verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar passender is.
Ook verdachte spreekt de hoop uit dat hij na het uitzitten van een eventuele gevangenisstraf niet opnieuw “zo maar op straat wordt gezet”. De raadsman doet tenslotte een beroep op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Eerder deze week is verdachte door de politierechter veroordeeld.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft met een bivakmuts en een helm op en onder bedreiging van een pistool de exploitant van een benzinestation bewogen hem geld te geven.
Verdachte heeft bij voornoemde overval alleen aan zijn eigen geldelijk gewin gedacht. Hij heeft niet stilgestaan bij de gevolgen voor de in het benzinestation aanwezige exploitant en heeft zijn eigen belang hierboven gesteld. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gewelddadige delicten nog gedurende langere tijd lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Bovendien maakt een dergelijke overval een ernstige inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe.
Bij het bepalen van de strafmaat slaat de rechtbank acht op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte reeds vele malen eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, waaronder soortelijke delicten als het bewezen verklaarde feit. Het feit dat verdachte nog in een proeftijd liep van een eerder aan hem voorwaardelijk opgelegde straf heeft hem er niet van weerhouden opnieuw een zeer ernstig strafbaar feit te plegen.
Bij de bepaling van de hoogte van de aan verdachte op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met het rapport van de Reclassering Nederland. Het recidiverisico wordt door de reclassering als hoog ingeschat en er zijn problemen geconstateerd op diverse leefgebieden. Reclasseringstoezicht wordt, gelet op het feit dat verdachte heeft aangegeven dat hij niet aan een reclasseringsrapportage wenst mee te werken en ook eerder toezicht is mislukt, niet uitvoerbaar geacht.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte.
7 Het beslag
7.1 De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, een helm, is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit is begaan met behulp van dit voorwerp.
De officier van justitie en de verdediging zijn beide van oordeel dat het in beslag genomen voorwerp kan worden onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank zal bepalen dat de helm aan het verkeer onttrokken wordt.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 30 maart 2009 ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g, 27, 36b, 36c, 63 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslaggenomen voorwerp, te weten: een helm;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 30 maart 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 12/707903-08 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter, mr. Geelhoed en mr. Jaspers, rechters, in tegenwoordigheid van Buyze, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 maart 2011.
Mr. Geelhoed is buiten staat dit vonnis te tekenen.