Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
8 De strafoplegging
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Voorts vordert de officier van justitie onttrekking aan het verkeer van een gripzakje weed (1), een gripzakje weed (8) een wapenstok (123870) en verbeurdverklaring van een doosje (2a), een gripzakje (3) en geld (2b, 4, 5 en 6), een en ander zoals genummerd op de beslaglijst.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte bepleit een gevangenisstraf, die gelijk is aan het voorarrest, met daarnaast een voorwaardelijk deel en een werkstraf. Hij voert daartoe aan dat detentie zijn cliënt zwaar valt. Hij is een jong volwassene die fouten heeft gemaakt, maar een toekomst met kansen voor zich heeft. Verdachte heeft erkend fouten te hebben gemaakt door cocaïne te dealen. Voorts stelt hij dat verdachte slecht antecedenten heeft voor geweldsdelicten en niet voor opiumwetdelicten.
De raadsman verzoekt teruggave van het inbeslaggenomen geld aan de rechthebbende.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het handelen in harddrugs een ernstig feit is. Cocaïne is een stof die schadelijk is voor de gezondheid en sterk verslavend is. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verslaafden aan harddrugs, om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, vaak vermogensdelicten plegen. Voorts brengt de handel in harddrugs mee dat een zwartgeld circuit ontstaat met alle gevolgen van dien. Dat is ook de reden dat op de handel in harddrugs zware straffen zijn gesteld. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit eigen belang.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de vrijspraken voor de feiten 2 en 3, hetgeen resulteert in een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank betrekt voorts in haar oordeel over de strafmaat dat de handel in cocaïne ongeveer vier maanden heeft geduurd en dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Daarnaast heeft zij gelet op de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Zij ziet geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijk deel, nu verdachte het thans bewezenverklaarde feit heeft gepleegd binnen de proeftijd van twee eerdere veroordelingen. Gelet op aard en de ernst van het feit is er geen ruimte voor het opleggen van een werkstraf.
9 Het beslag
9.1 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, geldbedragen genummerd 2b, 4, 5, 6 en 7 (USB-stick), aan verdachte, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
9.2 De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat de voorwerpen, een doos genummerd 2a, en een gripzakje (kennelijk) zonder inhoud, genummerd 3, aan verdachte toebehoren en het strafbare feit is begaan met betrekking tot deze voorwerpen.
9.3 De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, een gripzakje weed (1), een gripzakje weed (8) een wapenstok (123870), zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
10 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat het nog niet tenuitvoergelegde gedeelte van de voorwaardelijke werkstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 2 december 2009, te weten een werkstraf van 20 uur, ten uitvoer zal worden gelegd.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwaardelijke straf van een geldboete van 75 euro die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 11 januari 2010 eveneens ten uitvoer zal worden gelegd.