parketnummer: 12/715482-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 maart 2011
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen
[verdachte],
geboren op [1974],
wonende te [adres],
raadsvrouw mr. Kouijzer, advocaat te Middelburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 maart 2011, waarbij de officier van justitie, mr. Rammeloo, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 oktober 2010 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, aan zijn levensgezel, althans een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus en/of (een) gebroken/gekneusde rib(ben) en/of letsel aan het gebit), heeft toegebracht, door deze opzettelijk een kopstoot te geven en/of een wietcrusher tegen/in de
richting van die [slachtoffer] te gooien (waardoor die wietcrusher tegen de neus van die [slachtoffer] is gekomen) en/of die [slachtoffer] (met geweld) bij de armen te pakken en/of mee te trekken/sleuren (waardoor die [slachtoffer] ten val kwam) en/of (hard) tegen de ribben te schoppen en/of op/tegen de neus te stompen en/of te slaan en/of de keel dicht te drukken (door er met een voet op te gaan staan en/of door kruiselings de armen tegen de keel te drukken);
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 4 oktober 2010 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, althans een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] een kopstoot heeft gegeven en/of een wietcrusher tegen/in de richting van die [slachtoffer] heeft gegooid (waardoor die wietcrusher tegen de neus van die [slachtoffer] is
gekomen) en/of die [slachtoffer] (met geweld) bij de armen heeft gepakt en/of mee heeft getrokken/gesleurd (waardoor die [slachtoffer] ten val kwam) en/of (hard) tegen de ribben heeft geschopt en/of op/tegen de neus heeft gestompt
en/of heeft geslagen en/of de keel dicht heeft gedrukt (door er met een voet op te gaan staan en/of door kruiselings de armen tegen de keel te drukken), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 subsidiair telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 4 oktober 2010 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon genaamd [slachtoffer] een kopstoot heeft gegeven en/of een wietcrusher tegen/in de
richting van die [slachtoffer] heeft gegooid (waardoor die wietcrusher tegen de neus van die [slachtoffer] is gekomen) en/of die [slachtoffer] (met geweld) bij de armen heeft gepakt en/of mee heeft getrokken/gesleurd (waardoor die [slachtoffer] ten val kwam) en/of (hard) tegen de ribben heeft geschopt en/of
op/tegen de neus heeft gestompt en/of heeft geslagen en/of de keel dicht heeft
gedrukt (door er met een voet op te gaan staan en/of door kruiselings de armen
tegen de keel te drukken), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 4 oktober 2010 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon
en/of een laadsnoer en/of CD's en/of DVD's en/of bestek, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer], de letselbeschrijving, de foto’s, de verklaring van verdachte en de verklaring van getuige [getuige 1]. Voor de onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten acht hij onvoldoende aanknopingspunten aanwezig, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Feit 2
Ook acht de officier van justitie niet bewezen de onder 2 ten laste gelegde diefstal, nu verdachte dit feit heeft ontkend en uit het dossier niet is gebleken aan wie de weggenomen goederen toebehoorden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging is primair van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde toebrengen van geweld. In verband hiermee wijst de raadsvrouw op de verschillen in de over dit feit afgelegde verklaringen door aangeefster, verdachte en de diverse getuigen. Subsidiair is de raadsvrouw van mening dat bewezen kan worden dat verdachte zich heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat letsel bij aangeefster kon ontstaan door een wietcrusher in haar richting te gooien. Gelet hierop kan voorwaardelijk opzet op de mishandeling als onder meer subsidiair is ten laste gelegd worden bewezen.
Feit 2
Met de officier van justitie is de raadsvrouw van mening dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken, omdat uit het dossier onvoldoende blijkt van wie de weggenomen goederen zijn.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen. Vaststaat dat er op 4 oktober 2010 ruzie is ontstaan tussen aangeefster [slachtoffer] en verdachte. Aangeefster heeft verklaard dat zij door verdachte in haar gezicht is gestompt, een krak hoorde en dat haar neus begon te bloeden. Ook heeft zij verklaard door verdachte op haar ribben te zijn geschopt en ‘voelde zij haar ribben kraken’. Door de GGD arts is het letsel omschreven als ‘mogelijk gebroken neus en gebroken ribben’. Verder is vermeld dat de huisarts en tandarts nader geraadpleegd dienden te worden in verband met respectievelijk neus en ribben en mogelijke schade aan implantaatschroeven. Het ten laste gelegde is door verdachte ontkend. Hij heeft weliswaar bekend een wietcrusher in de richting van aangeefster te hebben gegooid, maar hiervan is geen aangifte gedaan. Nu ook overigens niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat daadwerkelijk sprake was van zwaar lichamelijk letsel spreekt zij verdachte vrij van het onder primair ten laste gelegde.
Ook acht de rechtbank niet bewezen de onder subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Getuigen bevestigen weliswaar de ruzie tussen verdachte en aangeefster, maar hebben niet gezien dat verdachte de door aangeefster genoemde geweldshandelingen heeft gepleegd. Nu de aangifte op essentiele onderdelen niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen acht de rechtbank de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling niet bewezen en zal zij verdachter hiervan vrijspreken.
Wel acht de rechtbank bewezen de onder meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling van zijn levensgezel [slachtoffer]. Als eerder overwogen is op 4 oktober 2010 ruzie ontstaan tussen verdachte en aangeefster. Naar eigen zeggen was verdachte erg boos, omdat aangeefster hem had verteld ervan af te zien die dag met hem te trouwen . Aangeefster heeft verklaard door verdachte bij haar bovenarmen te zijn gepakt en door hem te zijn meegesleurd naar de woning van haar vriendin. Daarbij is zij komen te vallen. Ook heeft zij verklaard door verdachte te zijn geslagen . In de tuin van de woning van die vriendin is door getuige [getuige 2] gezien dat [slachtoffer] door verdachte bij een van haar armen is gepakt . Overbuurman [getuige 1] heeft gezien dat verdachte bij aangeefster aan de deur stond en dat hij haar met zijn vuist ter hoogte van de borst sloeg . Op de foto’s in het dossier zijn rode en blauwe plekken te zien op de armen en het gezicht van aangeefster [slachtoffer] en ook de letselbeschrijving bevestigt de aangifte. Hoewel verdachte heeft ontkend [slachtoffer] te hebben geslagen en te hebben meegesleurd waardoor letsel is ontstaan, acht de rechtbank hiervoor voldoende aanknopingspunten aanwezig die de aangifte van [slachtoffer] ondersteunen.
Feit 2
Vaststaat dat verdachte en aangeefster [slachtoffer] een relatie hadden, dat op 4 oktober 2010 ruzie is ontstaan en die dag door verdachte spullen uit de woning van aangeefster zijn weggenomen. Volgens aangeefster heeft hij die spullen van haar gestolen. Volgens verdachte waren die weggenomen goederen van hem. Niet bewezen kan worden dat verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening de door aangeefster genoemde goederen van haar heeft weggenomen. De rechtbank spreek verdachte hiervan vrij.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 4 oktober 2010 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen,
opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, [slachtoffer] geweld bij de armen heeft gepakt en mee heeft getrokken waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Omtrent verdachte is door J. Hoeree, psychiater, op 22 december 2010 een psychiatrisch rapport uitgebracht. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale kenmerken (NAO) waar vanuit hij moeilijk stabiele relaties kan onderhouden. Door zijn persoonlijkheidsstoornis kon hjj de conflicten die ontstonden binnen zijn liefdesrelatie met het slachtoffer minder goed hanteren. Verdachte dient als licht verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
Voorts is over verdachte door drs. F.C.P. Zuidhof, justitieel forensisch GZ-psycholoog, op 5 januari 2011 een psychologisch rapport uitgebracht. Ook hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO en dat deze de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloedde ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte kan als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Gelet op de inhoud van voormelde rapporten kan de rechtbank zich verenigen met de conclusies van de deskundigen dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over en maakt die tot de hare.
Nu niet is gebleken dat verdachte het ten laste gelegde in het geheel niet valt toe te rekenen en ook anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit, is verdachte strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij strafoplegging rekening houden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Nu verdachte woonruimte en werk heeft, wordt verzocht hiermee rekening te houden en hem een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij een werkstraf op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zijn toenmalige vriendin mishandeld door haar met kracht bij de armen te pakken en mee te trekken. Ook heeft hij haar geslagen. Hierdoor heeft hij zich schuldig gemaakt aan wat in de volksmond ‘huiselijk geweld’ wordt genoemd. Door haar te mishandelen heeft verdachte niet alleen letsel aan haar toegebracht, maar ook een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vriendin.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld tot vrijheidsstraffen. In juni 2010 is hij veroordeeld voor een soortgelijk feit tegen hetzelfde slachtoffer. Tegen dit vonnis is verdachte echter in hoger beroep gegaan.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de eerder genoemde over verdachte uitgebrachte deskundigenrapporten en het - voor een eerdere zitting - op 8 juni 2010 opgemaakte reclasseringsrapport. Uit die rapporten blijkt dat verdachte is opgegroeid in een onveilige, instabiele omgeving waar hij weinig kansen heeft gekregen om conflicten op een constructieve manier te leren oplossen. Vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis kan hij moeilijk stabiele relaties onderhouden. Herhaling van agressief gedrag is niet uit te sluiten. Om niet te recidiveren heeft hij een stabiele woon, werk en sociale omgeving nodig. Door psychiater Hoeree is geconcludeerd dat lange detentie zijn huidige stabiliteit van een eigen woning en werk in gevaar kan brengen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twee maanden noodzakelijk is. Gelet op de inhoud van de rapporten zal zij deze geheel voorwaardelijk opleggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Nu uit de rapporten is gebleken dat eerder reclasseringscontact weinig zinvol is geweest, zal aan de proeftijd geen verplicht reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde worden verbonden.
Naast de voorwaardelijke gevangenisstraf zal aan verdachte een werkstraf worden opgelegd van éénhonderd-en-twintig uur, met aftrek twee uur per dag van de dagen die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
7 Het beslag
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert teruggave aan verdachte van de in beslag genomen gsm, merk Samsung sgh 1900. Hij vordert teruggave aan aangeefster van de in beslag genomen sleutel en de 62 cd-roms.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft verzocht de – onder verdachte in beslag genomen - gsm, merk Samsung, aan verdachte terug te geven. De verdediging verzet zich niet tegen teruggave van de sleutel aan aangeefster. Over de in beslag genomen cd-roms is ter terechtzitting door verdachte verklaard dat deze van hem zijn.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten de gsm, merk Samsung sgh 1900, aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
Teruggave aan aangeefster
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten de sleutel, aan aangeefster [slachtoffer], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten de 62 cd-roms, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair en subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twee maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van éénhonderd-en-twintig uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van zestig dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Beslag
-gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten de gsm, merk Samsung, sgh 1900;
-gelast de teruggave aan aangeefster [slachtoffer], [adres], van het in beslag genomen voorwerp, te weten de sleutel;
-gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen voorwerpen, te weten de 62 cd-roms;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hopmans, voorzitter, mr. Woltring en mr. Van Aardenne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Paulus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 maart 2011.
Mr. Van Aardenne is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.