ECLI:NL:RBMID:2011:BR3921

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
22 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
67126 / FA RK 09-388
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling kinderbijdrage voor minderjarig kind geboren in 2006

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 22 juni 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van een kinderbijdrage aan de zijde van de man voor hun minderjarige kind, geboren in 2006. De verzoekster, de vrouw, woonachtig te Tholen, heeft de man, thans wonende te Barcelona, verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de kinderbijdrage vastgesteld op 25 maart 2009, de datum waarop de vrouw het verzoekschrift tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap indiende. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man pas vanaf dat moment rekening kon houden met een door hem te betalen kinderbijdrage, aangezien zijn vaderschap nog niet gerechtelijk was vastgesteld.

De rechtbank heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 167,-- per maand, rekening houdend met de financiële situatie van beide ouders ten tijde van de geboorte van het kind. De draagkracht van de man is in twee periodes beoordeeld: van 25 maart 2009 tot 1 april 2011 en vanaf 1 april 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in de eerste periode volledig in de behoefte van de minderjarige moet voorzien, en heeft de kinderbijdrage voor deze periode vastgesteld op € 167,-- per maand. Voor de periode van 1 januari 2010 tot 1 april 2011 is de bijdrage vastgesteld op € 142,-- per maand, en vanaf 1 april 2011 op € 152,-- per maand.

Daarnaast heeft de rechtbank de man veroordeeld tot betaling van de administratieve kosten van € 100,-- van een niet uitgevoerd deskundigenonderzoek en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. S.M.J. van Dijk, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. van Gastel, en is openbaar uitgesproken op 22 juni 2011.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaak/reknr: 67126 / FA RK 09-388
beschikking d.d. 22 juni 2011
[verzoekster] (hierna: de vrouw),
wonende te Tholen,
verzoekster,
advocaat: mr. J.G.M. ter Avest te Utrecht,
tegen:
[verweerder] (hierna: de man),
thans wonende te Barcelona,
verweerder,
advocaat: mr. E. Sijnesael te Middelburg.
1. Het verdere procesverloop
1.1 De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank d.d. 12 januari 2011;
- de brief d.d. 2 mei 2011 van mr. Ter Avest met aanvullende stukken;
- de op 6 mei 2011 door mr. Sijnesael ingediende stukken, ter griffie ingekomen op 9 mei 2011;
- het op 9 mei 2011 door mr. Sijnesael ingediende stuk, ter griffie ingekomen op 10 mei 2011.
1.2 Het verzoek is nader behandeld ter zitting van 18 mei 2011.
2. De verdere beoordeling
2.1 In geschil is thans nog het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een kinderbijdrage aan de zijde van de man ten behoeve van de minderjarige [naam kind], geboren op [datum] 2006 te Brussel, België.
Ingangsdatum;
2.2 De rechtbank zal uit praktisch oogpunt thans eerst ingaan op de ingangsdatum van de door de vrouw verzochte kinderbijdrage. Ter terechtzitting heeft de vrouw onbetwist gesteld dat de man tot november 2006 verschillende bedragen ten behoeve van de minderjarige heeft voldaan. De vrouw heeft destijds kennelijk geaccepteerd dat de man willekeurige bedragen betaalde. Toen de man is gestopt met betalen, heeft de vrouw in eerste instantie met hem gecorrespondeerd omtrent een door hem te betalen kinderbijdrage en geen verdere stappen ondernomen door reeds op dat moment een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in te dienen in combinatie met een verzoek tot vaststelling van een kinderbijdrage. De man was nog niet onderhoudsplichtig jegens de minderjarige in de periode dat zijn vaderschap niet gerechtelijk was vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man pas vanaf het moment van indiening van het verzoekschrift van de vrouw tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap redelijkerwijs rekening kunnen houden met een door hem te betalen kinderbijdrage. Het had op de weg van de vrouw gelegen eerder een verzoekschrift in te dienen. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank als ingangsdatum de datum van indiening van het verzoekschrift hanteren, zijnde 25 maart 2009.
Behoefte minderjarige;
2.3 De behoefte van de minderjarige is tussen partijen in geschil. Vaststaat dat partijen nimmer in gezinsverband hebben samengeleefd. Derhalve is er feitelijk gezien geen sprake geweest van een gezinsinkomen. Het feit dat de man nimmer met de vrouw in gezinsverband heeft samengeleefd, brengt echter niet met zich mee dat zijn financiële middelen bij de bepaling van de behoefte van de minderjarige niet in aanmerking worden genomen. Het wettelijk uitgangspunt is immers, dat zowel de vader als de moeder dienen bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind.
2.4 De rechtbank zal voor de bepaling van de behoefte van de minderjarige -overeenkomstig de Tremanormen- het gemiddelde nemen van de behoefte berekend op basis van het inkomen van de man en de behoefte berekend op basis van het inkomen van de vrouw. Nu partijen nimmer in gezinsverband hebben samengeleefd en er dus geen sprake is van een moment waarop partijen feitelijk uiteen zijn gegaan, zal de rechtbank voor het bepalen van de behoefte uitgaan van de financiële situatie van de man en vrouw zoals die was ten tijde van de geboorte van de minderjarige. Het feit dat het inkomen van de man is gestegen en de vrouw thans ook een inkomen genereert, is naar het oordeel van de rechtbank voor vaststelling van de behoefte van de minderjarige niet relevant.
2.5 Uit de jaaropgave van de man over het jaar 2006 volgt dat hij in dat jaar een bruto inkomen heeft gegenereerd van € 30.480,--. Voor berekening van het netto besteedbaar inkomen van de man zal de rechtbank de bruto methode hanteren, waarbij -overeenkomstig de Tremanormen- geen rekening wordt gehouden met de fiscale voordelen en het gevonden besteedbare inkomen wordt verminderd met de door de werkgever vergoede inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet. Het vorenstaande resulteert in een netto besteedbaar inkomen aan de zijde van de man in 2006 van € 1.715,-- per maand. Uitgaande van de Tabel eigen aandeel kosten van kinderen 2006 (tweede helft) en van vier kinderbijslagpunten, bedroeg de behoefte van de minderjarige ten tijde van haar geboorte, op basis van het inkomen van de man op dat moment, € 214,-- per maand.
2.6 Vaststaat dat de vrouw ten tijde van de geboorte van de minderjarige geen inkomen genoot. Zij heeft onbetwist gesteld dat zij destijds werd opgevangen door de organisatie ‘Levensadem’. Het feit dat de vrouw geen inkomen genoot, wil niet zeggen dat zij niet een bepaalde levensstandaard heeft gehad. Derhalve zal de rechtbank voor het inkomen van de vrouw ten tijde van de geboorte van de minderjarige redelijkerwijs uitgaan van de bijstandsnorm voor een alleenstaande van -in 2006- € 846,-- per maand. Uitgaande van de Tabel eigen aandeel kosten van kinderen 2006 (tweede helft) en vier kinderbijslagpunten, bedroeg de behoefte van de minderjarige ten tijde van haar geboorte, op basis van het inkomen van de vrouw op dat moment, € 95,-- per maand.
2.7 Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank de behoefte van de minderjarige ten tijde van haar geboorde vast op € 154,50 per maand, zijnde het gemiddelde van de behoefte berekend op basis van het inkomen van de man en de behoefte berekend op basis van het inkomen van de vrouw. Nu de ingangsdatum van de kinderbijdrage gelegen is in het jaar 2009, zal de rechtbank voornoemde behoefte indexeren naar het jaar 2009. Het vorenstaande resulteert in een behoefte van de minderjarige van € 167,-- per maand.
Draagkracht man;
2.8 Nu de man met ingang van 1 april 2011 een nieuwe dienstbetrekking heeft, waardoor zijn inkomen is gestegen, zal de rechtbank eerst de draagkracht van de man vaststellen over de periode van 25 maart 2009 tot 1 april 2011 en vervolgens de draagkracht van de man vanaf 1 april 2011.
Draagkracht man 25 maart 2009 – 1 april 2011
2.9 De rechtbank zal de draagkracht van de man vaststellen aan de hand van de door mr. Sijnesael bij het verweerschrift overgelegde draagkrachtberekening, voor zover deze de rechtbank niet onjuist voorkomt en voor zover deze door de vrouw niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd, is betwist. Uitgegaan wordt van de tarieven 2009-1.
Gelet op de voorrang van kinderalimentatie boven alle andere onderhoudsverplichtingen wordt geen rekening gehouden met de door de man opgevoerde kosten van zijn partner.
De partner van de man wordt in staat geacht in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Het tegendeel is door de man op geen enkele wijze onderbouwd. Derhalve wordt rekening gehouden met de bijstandsnorm voor een alleenstaande en met de helft van de opgevoerde huurlast, nu de partner van de man in staat wordt geacht de andere helft daarvan te kunnen voldoen. Geen rekening wordt gehouden met de ziektekosten en met het ten aanzien van de ziektekosten opgevoerde bedrag aan eigen risico van zijn partner.
Ter zake de premie ziektekostenverzekering van de man wordt rekening gehouden met een basispremie van € 84,74 per maand en met een aanvullende premie van € 13,75 per maand, zoals volgt uit de door mr. Sijnesael bij brief d.d. 16 september 2009 overgelegde polis van de ziektekostenverzekering van de man.
Met de door de man opgevoerde advocaatkosten wordt geen rekening gehouden. De man heeft, mede gelet op de hoogte van zijn inkomen, de noodzaak daarvan niet aangetoond. Bovendien prevaleren deze kosten niet boven de verplichting van de man tot het betalen van een kinderbijdrage.
Gelet op het vorenstaande, uitgaande van het (sedert 1 maart 2009 in de alimentatienormen gewijzigde) draagkrachtpercentage van 70% en rekening houdend met het fiscaal voordeel, heeft de man een draagkracht van € 656,-- per maand.
Draagkracht man vanaf 1 april 2011
2.10 De rechtbank zal de draagkracht van de man vaststellen aan de hand van de door mr. Sijnesael op 6 mei 2011 ingediende draagkrachtberekening, voor zover deze de rechtbank niet onjuist voorkomt en voor zover deze door de vrouw niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd, is betwist. Uitgegaan wordt van de tarieven 2011-1.
Ten aanzien van het inkomen volgt de rechtbank de berekening van de man, waarbij is uitgegaan van het inkomen zoals volgt uit zijn salarisstrook over de maand april 2011.
Met de door de man opgevoerde advocaatkosten wordt, gelet op hetgeen hieromtrent is overwogen onder 2.9 van deze beschikking, geen rekening gehouden. Evenmin wordt rekening gehouden met de door de man opgevoerde aflossing ter zake schulden. De man heeft niet onderbouwd op welke schuld de aflossing betrekking heeft. Evenmin is komen vast te staan dat hij daar thans op aflost.
Gelet op het vorenstaande, uitgaande van een draagkrachtpercentage van 70% en rekening houdend met het fiscaal voordeel, heeft de man een draagkracht van € 1.111,-- per maand.
Draagkracht vrouw
2.11 De vrouw heeft zelf geen draagkrachtberekening overgelegd. Zij heeft enkel haar meest recente salarisspecificaties overgelegd, alsmede de jaaropgaven over de jaren 2009 en 2010. Derhalve zal de rechtbank de draagkracht van de vrouw vaststellen. De rechtbank zal de draagkracht van de vrouw vanaf 25 maart 2009 vaststellen aan de hand van de jaaropgave over het jaar 2009 en de draagkracht van de vrouw met ingang van 1 januari 2010 vaststellen aan de hand van de jaaropgave over het jaar 2010.
De vrouw heeft ter zitting onbetwist gesteld dat zij niet in aanmerking komt voor aanvullende heffingskortingen, nu zij samenwoont met een verdienende partner. Derhalve wordt hiermee geen rekening gehouden.
Aan de lastenzijde van de vrouw wordt enkel rekening gehouden met de bijstandsnorm voor een alleenstaande. De vrouw heeft ter zitting verklaard dat zij alleen de boodschappen betaalt en dat haar partner de woonlasten en alle overige kosten voldoet.
Met inachtneming van het vorenstaande heeft de vrouw over het jaar 2009 geen draagkracht om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Met ingang van 1 januari 2010 bedraagt haar draagkracht, rekening houdend met het vorenstaande,
€ 113,-- per maand.
2.12 De vrouw heeft over de periode van 25 maart 2009 tot 1 januari 2010 geen draagkracht om bij te dragen in de kosten van de minderjarige. Derhalve dient de man over die periode, nu zijn draagkracht daartoe toereikend is, volledig in de behoefte van de minderjarige te voorzien. Derhalve zal de rechtbank de door de man te betalen kinderbijdrage over de periode van 25 maart 2009 tot 1 januari 2010 vaststellen op een bedrag van € 167,-- per maand.
Draagkrachtvergelijking
2.13 Nu de vrouw met ingang van 1 januari 2010 een draagkracht heeft van € 113,-- per maand, zal de rechtbank, nu beide ouders naar rato van hun draagkracht dienen bij te dragen in de behoefte van de minderjarige, een draagkrachtvergelijking maken over de periode van 1 januari 2010 tot 1 april 2011 en vervolgens een draagkrachtvergelijking voor de periode vanaf 1 april 2011.
1 januari 2010 – 1 april 2011
2.14 De totale draagkracht van de man en vrouw tezamen bedraagt € 769,-- per maand.
Gelet op ieders draagkracht, de totale draagkracht van partijen en de behoefte van de minderjarige zal de verdeling van de kosten over beide ouders worden vastgesteld. Alsdan bedraagt het aandeel van de man 656/769 x 167 = € 142,-- per maand en het aandeel van de vrouw 113/769 x 167 = € 25,-- per maand. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de door de man te betalen kinderbijdrage over de periode van 1 januari 2010 tot 1 april 2011 vaststellen op € 142,-- per maand.
Vanaf 1 april 2011
2.15 De totale draagkracht van de man en vrouw tezamen bedraagt € 1.224,-- per maand.
Gelet op ieders draagkracht, de totale draagkracht van partijen en de behoefte van de minderjarige zal de verdeling van de kosten over beide ouders worden vastgesteld. Alsdan bedraagt het aandeel van de man 1111/1224 x 167 = € 152 ,-- per maand en het aandeel van de vrouw 113/1224 x 167 = € 15,-- per maand. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de door de man te betalen kinderbijdrage met ingang van 1 april 2011 vaststellen op € 152,-- per maand.
Kosten deskundigenonderzoek
2.16 De rechtbank heeft bij haar beschikking d.d. 12 januari 2011 overwogen dat de administratieve kosten van € 100,-- die de deskundige heeft gemaakt, ten laste van de man dienen te komen. Derhalve zal de rechtbank zulks op onderstaande wijze bepalen.
Proceskosten
2.17 De rechtbank zal, gelet op de aard van de procedure, de proceskosten tussen partijen compenseren zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De rechtbank:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam kind], geboren op [datum] 2006 te Brussel, België, met ingang van 25 maart 2009 tot 1 januari 2010 op € 167,-- per maand, met ingang van 1 januari 2010 tot 1 april 2011 op € 142,-- per maand en met ingang van 1 april 2011 op € 152,-- per maand;
veroordeelt de man in de (administratieve kosten) van € 100,-- van het -niet uitgevoerde- deskundigenonderzoek, aan de griffier van deze rechtbank te voldoen;
compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.M.J. van Dijk in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. van Gastel en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 22 juni 2011.