ECLI:NL:RBMID:2011:BR4519

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
12 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
74049 / HA ZA 10-321
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende onderzoeksplicht kredietinstelling leidt tot afwijzing terugvordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 12 januari 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Lindorff Purchase B.V. en een gedaagde. Lindorff vorderde terugbetaling van een kredietbedrag van € 7.440,06, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een kredietovereenkomst die de gedaagde had ondertekend. De gedaagde, die in 2003 in een kwetsbare positie verkeerde, voerde aan dat zij onder druk van twee mannen de kredietovereenkomst had getekend en dat de kredietinstelling niet had voldaan aan haar onderzoeksplicht zoals voorgeschreven in artikel 28 van de Wet op het Consumentenkrediet (WCK). De rechtbank oordeelde dat de kredietinstelling, Comfort Card, toerekenbaar tekort was geschoten in haar onderzoeksplicht. De rechtbank stelde vast dat Comfort Card onvoldoende informatie had ingewonnen over de kredietwaardigheid van de gedaagde, die destijds dakloos en verslaafd was. Hierdoor was het niet verantwoord om het krediet te verstrekken. De rechtbank wees de vordering van Lindorff af en veroordeelde Lindorff in de proceskosten van de gedaagde, die op € 1.213,00 werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. M.C. de Regt, die om organisatorische redenen niet in staat was om het vonnis zelf te wijzen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
" \* MERGEFORMAT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 74049 / HA ZA 10-321
Vonnis van 12 januari 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LINDORFF PURCHASE B.V.,
gevestigd te Zwolle,
eiseres,
advocaat mr. G.E.J. Kornet te Zwolle,
tegen
[gedaagde],
wonende te Axel,
gedaagde,
advocaat mr. J.A.B. van Dam te Terneuzen.
Partijen zullen hierna Lindorff en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 september 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 15 december 2010.
De feiten
[gedaagde] was in 2003 werkloos, dakloos en drugsverslaafd. Op 31 maart 2003 is zij benaderd door twee mannen die haar € 150,00 boden voor het gebruik van haar identiteitskaart en haar bankp as. Vervolgens heeft zij op aanwijzing en in aanwezigheid van deze mannen bij Dixons op krediet een notebook en een digitale camera gekocht voor € 3.255,00. In verband met deze aankoop heeft [gedaagde] een aanvraagformulier tevens kredietovereenkomst ondertekend. Deze kredietovereenkomst vermeldt als product: lease, en voorts de aankoopbeschrijving, het bedrag, het nummer van identiteitskaart van [gedaagde], haar geboortedatum, adres en telefoonnummer, haar bankrekeningnummer, haar beroep, het feit dat zij ongehuwd is en voorts de kredietvergoeding, het maandbedrag en de effectieve rente op maandbasis. De kredietovereenkomst vermeldt tenslotte dat de aanvrager door ondertekening van het formulier instemt met de op de achterzijde van de overeenkomst vermelde Algemene Voorwaarden Comfort Card. De twee mannen hebben vervolgens de notebook en de camera meegenomen. Comfort Financieringen Nederland B.V. heeft met ingang van 1 januari 2005 haar statutaire naam gewijzigd in RBS (RD Europe) B.V.. RBS (RD Europe) B.V. heeft haar vordering op [gedaagde] op 31 augustus 2007 verkocht en overgedragen aan Lindorff, voorheen genaamd Transfair Purchase B.V., van welke overdracht [gedaagde] schriftelijk in kennis is gesteld.
Het geschil
Lindorff vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 7.440,06 vermeerderd met de overeengekomen rente van 1,266% per maand over € 4.277,35 vanaf de dagvaarding tot de dag der voldoening met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure en in de nakosten van € 131,00 zonder betekening en te verhogen met € 68,00 indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordeling heeft voldaan en het vonnis om die reden aan haar is betekend.
Lindorff legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Comfort Financieringen Nederland B.V. heeft op basis van een schriftelijke overeenkomst aan [gedaagde] een niet doorlopend krediet verstrekt waarbij zij aan [gedaagde] een geldsom ter beschikking heeft gesteld, al dan niet ter voldoening van een door [gedaagde] gedane aankoop. Op grond van de van toepassing zijnde Algemene Voorwaarden is van Dam over het openstaande saldo de overeengekomen kredietvergoeding verschuldigd.
[gedaagde] voert verweer. Op 31 maart 2003 hebben twee mannen haar meegenomen naar Dixons met de belofte dat zij € 150,00 zou krijgen voor het beschikbaar stellen van haar legitimatiebewijs en haar bankpas. In de winkel hebben die twee mannen een notebook en een digitale camera uitgezocht ter waarde van in totaal € 3.255,00. Aan de hand van het legitimatiebewijs van [gedaagde] heeft de verkoopster een aanvraagformulier ingevuld en vervolgens heeft [gedaagde] op dat formulier haar handtekening geplaatst. [gedaagde] leidde op dat moment aan een geestelijke stoornis als gevolg van overmatig drugsgebruik. De verkoopster van Dixons kan niet het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gehad dat de wil van [gedaagde] overeenstemde met haar verklaring. Zij heeft het adres, noch de gegevens over de baan van [gedaagde] geverifieerd. De koopovereenkomst en de kredietovereenkomst zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Nu de op een na laatste aanmaning dateert van 12 maart 2008 en de laatste aanmaning van 26 mei 2010 is, is de vordering van Lindorff op grond van artikel 7:28 van het Burgerlijk Wetboek verjaard. Lindorff heeft de algemene voorwaarden overgelegd van RBS. [gedaagde] wijst er echter op dat volgens de eigen stellingen van Lindorff de naam van Comfort Card eerst per 1 januari 2005 is gewijzigd in RBS terwijl de overeenkomst met [gedaagde] dateert van 31 maart 2003.
De beoordeling
De rechtbank passeert de door [gedaagde] ingeroepen vernietiging van de overeenkomst. Zij is van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende feiten heeft gesteld die kunnen leiden tot de conclusie dat de verkoopster van Dixons niet het gerechtvaardigde vertrouwen heeft mogen hebben dat de wil van [gedaagde] gericht was op de aankoop van de notebook en de camera. De rechtbank gaat eveneens voorbij aan de stelling van Lindorff dat de vordering van Lindorff is verjaard nu deze strekt tot nakoming van de tussen partijen gesloten kredietovereenkomst. Op grond van artikel 3:307 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verjaart een dergelijke rechtsvordering door verloop van vijf jaren na aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden.
Op de tussen partijen gesloten kredietovereenkomst de met ingang van 1 januari 1992 in werking getreden Wet op het Consumentenkrediet (WCK) van toepassing. De WCK, die met ingang van 1 januari 2007 is vervangen door de Wet Financiële Verhoudingen, regelde de kredietverlening aan de consument en stelde daarbij specifieke eisen aan de kredietverleners die zich op die markt begaven. Artikel 28 van de WCK luidde als volgt:
De kredietgever neemt niet deel aan een krediettransactie waarvan de kredietsom meer dan € 1.000,00 bedraagt, zonder te beschikken over genoegzame, andere dan mondelinge, inlichtingen aangaande kredietwaardigheid van degene, voor wie het krediet wordt aangevraagd. De kredietgever houdt van de inlichtingen aantekeningen in zijn register. Uit de toelichting volgt dat het met betrekking tot de inlichtingen ondermeer ging om loonstrookjes of andere bescheiden met betrekking tot de inkomsten teneinde de financiële draagkracht van de kredietnemer te kunnen beoordelen. De kredietgever diende over de informatie te beschikken die nodig was om op verantwoorde wijze krediet te verstrekken. Blijkens de door [gedaagde] overgelegde kredietovereenkomst heeft [gedaagde] opgegeven dat zij in de verzorging werkzaam was. Gesteld, noch gebleken is echter dat Comfort Card, of de verkoopster van Dixons namens haar, nadere inlichtingen heeft ingewonnen of om afschriften van loonstrookjes of andere financiële bescheiden heeft verzocht. Nu, gelet op de niet door Lindorff weersproken stelling van [gedaagde] dat zij dakloos en verslaafd was, te voorzien was dat bij navraag zou zijn gebleken dat [gedaagde] aldus beschikte over voldoende financiële draagkracht om haar verplichtingen uit de kredietovereenkomst na te komen, is de rechtbank van oordeel dat Comfort Card toerekenbaar tekort is geschoten in de door de WCK op haar gelegde onderzoekplicht en dat de financiële gevolgen daarvan voor rekening en risico van Comfort Card dienen te blijven. Nu Comfort Card aan Lindorff niet meer rechten heeft kunnen overdragen dan zij zelf had, zal de rechtbank de vordering van Lindorff afwijzen.
Lindorff zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat € 768,00 (2 punt × tarief € 384,00)
- nakosten € 131,00
Totaal € 1.213,00
De rechter, ten overstaan van wie de comparitie is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
De beslissing
De rechtbank
- wijst de vordering van Lindorff af;
- veroordeelt Lindorff in de kosten van het geding welke aan de zijde van [gedaagde] tot aan dit moment worden begroot op € 1.213,00;
- verklaart dit vonnis met betrekking tot de kosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2011.