ECLI:NL:RBMID:2011:BR4563

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
27 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
79190 / FA RK 11-796
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor schoolinschrijving van minderjarige kinderen na scheiding

In deze zaak verzoekt de man om vervangende toestemming om zijn kinderen met ingang van het nieuwe schooljaar uit te schrijven van een christelijke school en in te laten schrijven bij een openbare school. De man heeft aangegeven dat hij het als vervelend heeft ervaren om op te groeien in een christelijke omgeving, terwijl de vrouw verweer voert tegen dit verzoek. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 juli 2011, waarbij de vrouw haar verzoek heeft vermeerderd, maar dit werd niet toegestaan omdat het niet schriftelijk was ingediend, wat in strijd is met de goede procesorde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen, die uit hun relatie zijn geboren. De vrouw heeft de kinderen ingeschreven op CBS Het Kompas, een christelijke school, zonder instemming van de man. De rechtbank oordeelt dat de vrouw niet zonder toestemming van de man de kinderen had mogen inschrijven, en dat de man zijn bezwaren tijdig heeft geuit. De rechtbank benadrukt dat het aan ouders is om gezamenlijk een schoolkeuze te maken en dat de vrouw in dit geval niet aan die verplichting heeft voldaan.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het in het belang van de kinderen is om op CBS Het Kompas te blijven, gezien de stabiliteit en de sociale omgeving die de kinderen daar hebben opgebouwd. De rechtbank wijst het verzoek van de man af en verleent de vrouw vervangende toestemming om de kinderen op CBS Het Kompas ingeschreven te houden. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaak/reknr: 79190 / FA RK 11-796
beschikking d.d. 27 juli 2011
[verzoeker] (hierna: de man),
wonende te Oudenbosch,
verzoeker,
advocaat: mr. F. Oirbans te Rotterdam,
tegen:
[verweerster] (hierna: de vrouw),
wonende te Yerseke, gemeente Reimerswaal,
verweerster,
advocaat: mr. L.C. Griffioen-Wennekers te Waddinxveen.
1. Het procesverloop
1.1 De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het verzoekschrift ex art. 1:253a BW;
- het verweerschrift, ingekomen op 12 juli 2011, waarbij tevens een zelfstandig verzoek is gedaan;
- de brief van de zijde van de man d.d. 11 juli 2011, met producties;
- de pleitnota van mr. Oirbans.
1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting van 12 juli 2011.
1.3 De vrouw heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling haar zelfstandig verzoek vermeerderd. De man heeft hiertegen bezwaar gemaakt erop wijzend dat niet is voldaan aan het vereiste dat de vermeerdering schriftelijk had dienen plaats te vinden.
In artikel 283 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is voorgeschreven dat een vermeerdering van het verzoek aan een schriftelijke vorm is gebonden. In het onderhavige geval is aan deze eis niet voldaan. De vrouw heeft haar verzoek in de slotfase van de mondelinge behandeling mondeling vermeerderd. Zij heeft daarbij geen exact verzoek geformuleerd, doch slechts aangegeven dat voorzover vereist zij hetgeen zij verzocht voor de dochter [dochter 1] ook aanvullend verzocht voor de dochter [dochter 2].
Nu de vrouw ook na het bezwaar van de man geen redenen heeft aangevoerd waarom niet van haar kon worden verwacht dat zij de vermeerdering op schrift had gesteld, welke redenen de rechtbank zonder toelichting ook niet ziet, en bovendien de vermeerdering van het verzoek pas in een zeer laat stadium en in algemeen geformuleerde termen is gedaan, zal de rechtbank de vermeerdering als in strijd met de goede procesorde niet toelaten en recht doen op het oorspronkelijke zelfstandig verzoek.
2. De feiten
2.1 Partijen hebben een affectieve relatie gehad. De relatie is in 2008 geëindigd. Uit deze relatie zijn de navolgende minderjarige kinderen geboren:
- [dochter 2] (roepnaam: [dochter 2]), geboren te Roosendaal op [geboortedatum] 2002;
- [dochter 1] (roepnaam: [dochter 1]), geboren te Roosendaal op [geboortedatum] 2007.
2.2 De man heeft de minderjarigen erkend.
2.3 Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.4 De vrouw heeft in 2010 de minderjarige [dochter 2] ingeschreven op CBS Het Kompas. [dochter 2] heeft daar vervolgens het afgelopen jaar op school gezeten. De vrouw heeft voorts in april 2011 de minderjarige [dochter 1] ingeschreven op CBS Het Kompas. In de periode vanaf 7 juni jl. heeft [dochter 1] daar een zgn. ‘wenperiode’ gehad.
3. Het geschil
3.1 De man verzoekt hem vervangende toestemming te verlenen om [dochter 1] en [dochter 2] met ingang van het nieuwe schooljaar 2011-2012 uit te schrijven van CBS Het Kompas en in te schrijven op OBS Parelmoer aan het Moerplein 4 te Yerseke en de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure
3.2 De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft verzocht voorzover vereist haar vervangende toestemming te verlenen om [dochter 1] in te schrijven op CBS Het Kompas te Yerseke.
3.3 Op de standpunten van partijen wordt, voor zover voor de beoordeling van het verzoek van belang, hierna ingegaan.
4. De beoordeling
4.1 De rechtbank zal gelet op het onderlinge verband het verzoek van de man en het zelfstandig verzoek van de vrouw gezamenlijk behandelen. De man richt zijn pijlen ook op de handelwijze van CBS Het Kompas. Nu deze school geen partij is in dit geding en de handelwijze van deze school niet ter beoordeling voorligt, zal de rechtbank aan de hierop betrekking hebbende stellingen van de man voorbijgaan.
4.2 De man heeft aangevoerd dat de vrouw [dochter 2] voor de zomervakantie van 2010 heeft ingeschreven op CBS Het Kompas zonder de instemming van de man. De man heeft vervolgens direct zijn bezwaren tegen die inschrijving zowel aan de vrouw als aan de school kenbaar gemaakt.
4.3 Op instigatie van de rechtbank Breda zijn partijen in 2010 in mediation gegaan, hetgeen heeft geleid tot een door beide partijen op 17 januari 2011 ondertekend ouderschapsplan. Hierin is opgenomen dat partijen de keuze voor een (type) school van de kinderen gezamenlijk maken. Desondanks heeft de vrouw in april jl. ook [dochter 1] zonder instemming van de man op CBS Het Kompas ingeschreven, aldus de man.
4.4 De vrouw heeft aangevoerd dat zij de man tijdig kenbaar heeft gemaakt dat zij [dochter 2] wilde inschrijven op CBS Het Kompas en dat de man hierop niets van zich heeft laten horen, waardoor hij in deze schoolkeuze heeft berust. De man heeft pas bij gelegenheid van de inschrijving van [dochter 1] zijn bezwaren tegen CBS Het Kompas kenbaar gemaakt.
Met betrekking tot de inschrijving van [dochter 1] heeft zij aangevoerd dat zij geen instemming van de man nodig had en dat van de zijde van de school aan haar is medegedeeld dat zij [dochter 2] kon inschrijven zonder instemming van de man. Bovendien heeft de vrouw aan de man voorgesteld om hun geschil over de schoolkeuze door middel van mediation op te lossen, doch de man wilde dit niet.
4.5 De rechtbank overweegt als volgt. Het is aan met het gezag belaste ouders om gezamenlijk tot een keuze van een school voor hun minderjarig kind te komen. Wanneer een van beide ouders hiertoe het nodige aan vooronderzoek heeft gedaan en de ander van de resultaten hiervan op de hoogte heeft gesteld, inclusief de voorkeur voor een school, en de andere ouder geen bezwaren kenbaar maakt, mag eerstbedoelde ouder ervan uitgaan dat sprake is van een gezamenlijke keuze en dienovereenkomstig handelen.
In het onderhavige geval is van belang dat de vrouw eind 2009 aan de man kenbaar heeft gemaakt dat zij met de kinderen van Oudenbosch naar Yerseke wilde verhuizen teneinde daar met haar nieuwe partner te gaan samenwonen. De man heeft tegen deze voorgenomen verhuizing bezwaar gemaakt vanwege het feit dat de kinderen daardoor in een gemeenschap zouden opgroeien waar het christelijk geloof in zijn ogen een overheersende rol speelt. Dit geschilpunt heeft ertoe geleid dat de vrouw aan de rechtbank Breda vervangende toestemming heeft gevraagd om met de kinderen naar Yerseke te verhuizen, welke toestemming bij beschikking van 29 juni 2010 is verleend. In het kader van de aangekondigde verhuisplannen heeft de vrouw aan de man voorgesteld om in Yerseke diverse scholen te bezoeken. De man heeft de vrouw hierop bij mailbericht van 20 januari 2010 kenbaar gemaakt dat hij tegen een inschrijving van de kinderen op een school in Yerseke is. Op 5 mei 2010 heeft de vrouw aangegeven waarom haar keuze op CBS Het Kompas, een school op christelijke grondslag, viel en heeft zij de man uitgenodigd met haar de school te bezoeken. Dit heeft de man niet gedaan. Vervolgens heeft zij op 3 juli 2010 de man bericht dat zij [dochter 2] inmiddels had ingeschreven. Daaraan voorafgaand echter heeft de man wel telefonisch contact gehad met de directeur van de school, dhr. [de heer A.], en heeft hij de directeur bij mail van 4 juli 2010 verzocht Sam niet in te schrijven. Uit het mailbericht van 14 juli 2010 van de heer [de heer A.] aan de man kan worden afgeleid dat de heer [de heer A.] een gesprek had gehad met de vrouw waarbij over de geschilpunten tussen beide ouders is gesproken, waaronder ook over de schoolkeuze. De heer [de heer A.] heeft hierbij het voorstel gedaan om met de man een gesprek te hebben, van welk voorstel de vrouw op de hoogte was. De heer [de heer A.] heeft hierbij aangegeven [dochter 2] voorlopig nog niet in te schrijven. Dit gesprek tussen de heer [de heer A.] en de man heeft naar de rechtbank begrijpt niet plaatsgevonden.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden gezegd dat zich ten aanzien van de inschrijving van [dochter 2] de situatie voordeed dat de man hierin berustte dan wel dat de vrouw in die veronderstelling kon verkeren. Het had derhalve op de weg van de vrouw gelegen om zich op grond van het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) tot de rechtbank te wenden, gelijk zij in dezelfde periode ook heeft gedaan met betrekking tot de verhuizing. De rechtbank kan niet anders dan tot het oordeel komen dat de vrouw [dochter 2] in 2010 niet zonder de instemming van de man had mogen inschrijven op de wijze zoals zij dat thans heeft gedaan.
4.6 De rechtbank overweegt over de inschrijving van [dochter 1] door de vrouw als volgt. De vrouw heeft de door haar gewenste inschrijving van [dochter 1] op CBS Het Kompas in februari 2011 aan de man kenbaar gemaakt. De vrouw heeft op 21 april 2011 [dochter 1] ingeschreven. Tussen partijen staat vast dat de man niet instemde met de inschrijving van [dochter 1] op CBS Het Kompas en dat de vrouw hiermee bekend was.
In het tussen partijen op 17 januari 2011 na mediation tot stand gekomen ouderschapsplan is opgenomen dat partijen de keuze voor een (type) school gezamenlijk maken en dat zij bij meningsverschillen over de uitvoering van het plan of de invulling van de zorg en opvoeding, dit zullen voorleggen aan een mediator. Op 1 maart 2011 heeft de vrouw aan de man voorgelegd of voor hun geschil ten aanzien van [dochter 1] mediation moest worden opgestart. De man heeft hier niet mee ingestemd. Bij brief van 14 april 2011 geeft de vrouw echter aan daar zelf ook geen oplossing van het geschil van te verwachten. In dezelfde brief kondigt zij de inschrijving aan. Hiermee heeft de vrouw onjuist gehandeld. Het had op haar weg gelegen om zich op dat moment tot de rechtbank te wenden dan wel met de man af te stemmen wie van beiden zich tot de rechtbank zou wenden (of eventueel gezamenlijk) om het geschil voor te leggen.
4.7 Met het onderhavige verzoekschrift heeft de man de geschilpunten tussen beide ouders omtrent de schoolkeuze voor beide minderjarigen alsnog aan de rechtbank voorgelegd. Met de constatering dat de vrouw onjuist heeft gehandeld door de minderjarigen in te schrijven, ligt het verzoek van de man niet zonder meer voor toewijzing gereed. Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW zal de rechtbank moeten beslissen op een wijze die in het belang van de minderjarigen is. Daarbij moet de huidige situatie tot uitgangspunt worden genomen.
4.8 De man heeft nog aangevoerd dat hem de thans ontstane situatie niet kan worden tegengeworpen omdat hij er in het belang van [dochter 2] voor heeft gekozen om haar niet gedurende het afgelopen schooljaar van school te laten wisselen en hij bovendien de mediation heeft willen afwachten om de schoolkeuze weer aan de orde te stellen. Wat er ook zij van deze overwegingen van de man, dit neemt niet weg dat voor de afweging van het belang van de minderjarigen moet worden uitgegaan van de huidige situatie en dus met inbegrip van het gegeven dat [dochter 2] inmiddels een jaar op CBS Het Kompas zit, ongeacht door wiens toedoen deze situatie is ontstaan en welke overwegingen partijen hebben gehad bij hun handelen en nalaten in het afgelopen jaar.
4.9 De rechtbank stelt voorop dat de beide minderjarigen de afgelopen jaren de nodige veranderingen hebben moeten verwerken. In de eerste plaats het uiteengaan van de ouders. Voorts de verhuizing naar een nieuwe gemeente en de daarbij behorende verandering van schoolomgeving, vriendjes en vriendinnetjes, e.d. Niet bekend is of en in hoeverre de minderjarigen iets hebben gemerkt van de onenigheid tussen beide ouders, maar nauwelijks voorstelbaar is dat dit geheel ongemerkt aan hen is voorbijgegaan. Tegen deze achtergrond is het in het belang van de minderjarigen dat er nu vooral rust en stabiliteit in hun leven komt. Hiermee verhoudt zich slecht dat [dochter 2], die inmiddels een jaar op CBS Het Kompas zit, weer van school moet veranderen. Onweersproken is gesteld dat [dochter 2] het op deze school naar haar zin heeft, daar vriendjes en vriendinnetjes heeft opgedaan en overgaat naar het volgende leerjaar. Dat de door de man beoogde school ligt naast CBS Het Kompas doet daar niet aan af. [dochter 1] heeft inmiddels een eerste wenperiode op CBS Het Kompas achter de rug (het is overigens in de man te prijzen dat hij ondanks zijn weerstand tegen de schoolkeuze en hangende deze procedure [dochter 1] heeft begeleid op haar eerste wendag). [dochter 1] heeft daardoor kennisgemaakt met deze school en verkeert in de veronderstelling dat zij hier na de zomervakantie naar school gaat. Het behoeft geen betoog dat het niet in het belang van de beide minderjarigen zou zijn wanneer [dochter 1] naar een andere school zou gaan dan [dochter 2]. Louter kijkend naar vorenstaande omstandigheden en overwegingen zou de conclusie moeten zijn dat het niet in het belang van de minderjarigen is om thans de overstap te moeten maken van CBS Het Kompas naar OBS Parelmoer.
4.10 De rechtbank zal thans beoordelen of de bedenkingen die de man heeft aangevoerd tegen de schoolkeuze van de vrouw zodanig zwaarwegend zijn dat alles afwegend en in weerwil van het onder 4.9 overwogene het toch in het belang van de minderjarigen is dat aan het verzoek van de man wordt tegemoetgekomen.
4.11 De man heeft aangevoerd dat zijn bezwaren tegen CBS Het Kompas zijn gelegen in de christelijke identiteit van de school. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij het als zeer vervelend heeft ervaren om zelf buitenkerkelijk zijnde te hebben moeten opgroeien in een christelijke omgeving in Lunteren. Bij gebreke van een niet-christelijke school in Lunteren heeft hij in Ede op school gezeten. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden, ook niet na de door de man ter zitting gegeven toelichting, hoe deze ervaring eraan ten grondslag kan liggen dat hij thans wenst dat [dochter 2] en [dochter 1] in een in zijn ogen door het christelijk geloof overheerste gemeente naar een openbare school zouden moeten gaan. Hoe dan ook, deze jeugdervaringen van de man kunnen aan het belang van [dochter 2] en [dochter 1] om de huidige situatie te handhaven geen afbreuk doen.
4.12 De man heeft uitvoerig aangegeven op welke wijze CBS Het Kompas uitvoering geeft aan de christelijke identiteit, hetgeen - zo begrijpt de rechtbank de stellingen van de man - indruist tegen de levenswijze van de vrouw en de man, aangezien de minderjarigen door de beide ouders niet christelijk zijn opgevoed en de vrouw en haar huidige echtgenoot ook thans niet naar de kerk gaan.
De rechtbank stelt voorop dat door de vrouw onweersproken is gesteld dat op CBS Het Kompas meer kinderen zitten die van huis uit niet christelijk zijn.
Tussen partijen staat voorts vast dat zij beiden ten tijde van hun relatie de minderjarigen niet christelijk hebben opgevoed en dat ook de vrouw, die van rooms-katholieke huize is, niet praktiserend was. Ter zitting is komen vast te staan dat op het moment ten tijde van de relatie van de man en de vrouw dat voor [dochter 2] een school moest worden gezocht de vrouw met instemming van de man alleen het onderzoek naar een geschikte school in Oudenbosch op zich heeft genomen en zelf uiteindelijk voor een nabijgelegen rooms-katholieke school heeft gekozen. De man kon zich met deze keuze verenigen. Hij heeft ter zitting aangegeven dat deze keuze vooral op praktische gronden (de nabijheid) is gemaakt.
De rechtbank vermag niet in te zien waarom destijds de rooms-katholieke signatuur van de door [dochter 2] bezochte school niet indruiste tegen de niet-kerkelijke levenswijze van het gezin terwijl de christelijke identiteit van OBS Het Kompas dat wel zou doen.
Uit hetgeen de man over CBS Het Kompas naar voren heeft gebracht over de wijze waarop de school uitvoering geeft aan de christelijke identiteit kan de rechtbank, mede gelet op de populatie van de kinderen op deze school en voorts op hetgeen hiervoor is overwogen over de periode dat partijen nog met de minderjarigen een gezin vormden, niet tot de conclusie komen dat voortzetting van de inschrijving van de minderjarigen op CBS Het Kompas vanwege hun niet-christelijke opvoeding niet in hun belang is.
4.13 De man heeft voorts aangevoerd dat naar zijn oordeel – kort samengevat – het onderwijs op OBS Parelmoer kwalitatief beter is dan op CBS Het Kompas. De vrouw heeft op haar beurt aangegeven dat haar keuze voor CBS Het Kompas niet in de eerste plaats is ingegeven door de christelijke identiteit van de school maar door de goede reputatie van de school.
De rechtbank overweegt als volgt. Nu gesteld noch gebleken is dat de kwaliteit van het onderwijs op CBS Het Kompas niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, brengt de stelling van de man dat de kwaliteit van het onderwijs op OBS Parelmoer beter is – wat daar verder ook van zijn – niet met zich dat het in weerwil van al hetgeen is overwogen in 4.9
in het belang van de minderjarigen is om de minderjarigen te doen overstappen naar OBS Parelmoer.
4.14 Nu uit het vorenoverwogene volgt dat het in het belang van [dochter 2] is dat zij op CBS Kompas blijft en het in het belang van [dochter 1] is dat zij daar het komend schooljaar naar school kan, zal de rechtbank de verzoeken van de man afwijzen en het verzoek van de vrouw toewijzen.
4.15 Vanwege de aard van het geschil zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Hetgeen de man en de vrouw over en weer hebben aangevoerd geeft geen aanleiding om tot een andersluidend oordeel te komen.
5. De beslissing
De rechtbank:
Wijst het verzoek van de man af;
Verleent de vrouw vervangende toestemming om de minderjarige [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2007, in te schrijven op CBS Het Kompas te Yerseke;
Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.L. Holierhoek, bijgestaan door mr. J.B. Bolle-Polak als griffier en in het openbaar uitgesproken op woensdag 27 juli 2011.