ECLI:NL:RBMID:2011:BR5273

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
18 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/7001`48-11 [P]
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Haesen
  • A. Hopmans
  • B. Batenburg-van Rijswijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting, witwassen en wapenbezit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Middelburg op 18 augustus 2011 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere oplichtingen, witwassen en het in bezit hebben van een vuurwapen. De verdachte had in totaal vier slachtoffers opgelicht voor een bedrag van ongeveer 35.000 euro. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die al eerder was veroordeeld voor oplichting, met één van de oplichtingen was begonnen tijdens zijn laatste detentie. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van getuigenverklaringen en de aangiften van de slachtoffers. De verdachte werd ook beschuldigd van het witwassen van de opbrengsten van de oplichtingen en het in bezit hebben van een vuurwapen, wat eveneens bewezen werd geacht. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis, wat zijn toerekeningsvatbaarheid licht verminderde. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De verdediging pleitte voor een lichtere straf, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de recidive een zwaardere straf rechtvaardigden. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en de verplichting tot behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade van de benadeelde partijen, met specifieke bedragen die hij moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/700148-11 [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 augustus 2011
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen
[verdachte],
geboren op [1967],
wonende te [adres],
gedetineerd in de P.I. Zuid West - HvB De Torentijd, Torentijdseweg 1 te Middelburg.
Raadsvrouw mr. Van de Voorde, advocaat te Goes.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 augustus 2011, waarbij de officier van justitie mr. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is tevens H. van Koot, reclasseringswerker gehoord.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2010 tot en met 25 september 2010, in de gemeente Goes en/of in de gemeente Borsele en/of elders in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedragen (in totaal ongeveer Euro 16475,-), hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij via een zekere autohandelaar, genaamd [alias 1], voor die
[slachtoffer 1] een auto kon kopen in Duitsland, en/of
- die [slachtoffer 1] een door hem, verdachte, gemaakte advertentie van die auto getoond, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd, dat hij korting op de auto kon krijgen als er een voorschot werd
betaald, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd, dat de auto bij garage Autoteam te Goes afgeleverd zou worden,
en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd, dat hij, verdachte, geld nodig had voor de keuring en/of de
invoer en/of het inbouwen van een alarmsysteem, en/of
- aan die [slachtoffer 1] door hem, verdachte, valselijk vervaardigde invoerdocumenten van de
betreffende auto getoond, en/of
- die [slachtoffer 1] (daarbij) meerdere keren benaderd als de fictieve autohandelaar [alias 1] en/of de
fictieve heer [fictief persoon 1], chef van garage Autoteam,
waardoor die [slachtoffer 1] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot en met 7 oktober 2010 in de gemeente Kapelle en/of elders in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedragen (in totaal ongeveer Euro 11000,-), hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd, dat hij, verdachte, geld nodig had om zijn collega's uit te
betalen, en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd, dat hij, verdachte, voor een rijke man, genaamd [fictief persoon 1], geld moest witwassen waaraan kosten verbonden waren, en/of dat [slachtoffer 2] geld kon verdienen door daaraan mee te werken en/of daarin te investeren, en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd, dat een bankdirecteur, genaamd [fictief persoon 2], in verband met het voornoemde witwassen van geld kosten moest maken voor het doorsluizen naar het buitenland, en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd, dat het doorsluizen niet goed was gegaan en dat er nog een bedrag aan buitengewone kosten betaald moest worden, en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd, dat wanneer er nog een bedrag van Euro 2000,- of Euro 3000,- betaald zou worden, ze er een bedrag van Euro 61000,-, in elk geval een groot bedrag aan over zouden houden, en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd (nadat hem door een zekere [fictief persoon 3] was aangeboden om samen met verdachte in een hoerentent in Bergen op Zoom te gaan werken), dat hij, verdachte, in verband met voornoemde werkzaamheden twee kostuums had gekocht en voor hem ([slachtoffer 2]) had voorgeschoten, en/of
- die [slachtoffer 2] (daarbij) meerdere keren benaderd als de fictieve perso(o)n(en) [fictief persoon 1] en/of [fictief persoon 2] en/of [fictief persoon 3], waardoor die [slachtoffer 2] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
art 326 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 juni 2009 tot en met 18 juli 2009, in de gemeente Reimerswaal en/of elders in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] en/of haar echtgenoot heeft bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedragen (in totaal ongeveer Euro 5000,-), hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- aan die [slachtoffer 3] laten weten, dat ze geld kon laten witwassen en daarmee veel geld kon verdienen, en/of
- aan de echtgenoot van die [slachtoffer 3] verteld, dat hij heel veel geld kon krijgen als hij een zak met wit poeder voor hem, verdachte, zou bewaren, maar dat er wel een geldbedrag aan onderpand voor dat poeder moest worden betaald, en/of
- een zak wit poeder aan die [slachtoffer 3] en/of de echtgenoot van die [slachtoffer 3] heeft getoond, en/of
- die [slachtoffer 3] en/of haar echtgenoot (daarbij) meerdere keren heeft benaderd als de fictieve perso(o)n(en) [fictief persoon 1] en/of [fictief persoon 2], waardoor die [slachtoffer 3] en/of haar echtgenoot (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
art 326 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 april 2006 tot en met 15 januari 2008, in de gemeente Reimerswaal en/of elders in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- (vanuit een huis van bewaring) die [slachtoffer 4] via haar vriend laten weten, dat zijn, verdachtes, vrouw zijn kleding had verbrand en niets meer had, en/of
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd, dat hij verliefd op haar was, en/of
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd, dat hij alimentatie moest betalen omdat hij anders niet naar een half open inrichting kon, en/of
- tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd, dat hij kosten voor een advocaat moest betalen, en/of
- tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd, dat hij dringend geld nodig had voor zijn kinderen, en/of
- die [slachtoffer 4] meerdere keren heeft benaderd als de fictieve [fictief persoon 4] en daarbij heeft gezegd, dat hij ([fictief persoon 4]) haar zo'n lieve vrouw vond omdat ze zijn neefje [naam] had geholpen en dat de familie voor haar klaar zou staan,
waardoor die [slachtoffer 4] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 april 2006 tot en met 7 oktober 2010, in de gemeente Reimerswaal en/of elders in Nederland, (telkens) één of meer geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van één of meer geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 26 april 2011, in de gemeente Goes, een wapen van categorie III, te weten een alarm-/startpistool (merk Kimar):
- welke een (gedeeltelijk) open loop had,
- welke knalpatronen kon bevatten van een kaliber groter dan 6 mm,
- waarvan de ligplaats van de patronen en/of de gasuitlaat niet loodrecht op de loop of de lengterichting van het wapen stonden, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
4.1.1 Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6
De officier van justitie acht de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde oplichtingen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] wettig en overtuigend en baseert zich daarbij op de aangiften, getuigenverklaringen, facturen, advertenties, rekeningafschriften en de verklaringen van verdachte.
De officier van justitie acht het onder 5 ten laste gelegde witwassen en de onder 6 ten laste gelegde overtreding van de Wet wapens en munitie eveneens wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op het aantreffen van het vuurwapen, de verklaringen van diverse getuigen/aangevers en de verklaringen van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
4.2.1 Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6
De verdediging refereert zich ten aanzien van het bewijs aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6
Aangezien verdachte de feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 heeft bekend zal de rechtbank onder verwijzing naar artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Volledigheidshalve wijst de rechtbank nog op het volgende. Verdachte heeft de onder 4 ten laste gelegde oplichting bekend met uitzondering van hetgeen onder de gedachtestreepjes 1 en 3 in de tenlastelegging is weergegeven. De inhoud van deze gedachtestreepjes luidt als volgt:
1. - (vanuit een huis van bewaring) die [slachtoffer 4] via haar vriend laten weten, dat zijn,
verdachtes, vrouw zijn kleding had verbrand en niets meer had en
3. - tegen die [slachtoffer 4] gezegd, dat hij alimentatie moest betalen omdat hij anders niet naar
een half open inrichting kon.
De inhoud van het eerste gedachtestreepje kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden nu deze enkel is gebaseerd op de verklaring van [slachtoffer 4].
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van het derde gedachtestreepje evenmin wettig en overtuigend bewezen kan worden, aangezien [slachtoffer 4] hier niet over heeft verklaard en verdachte dit ter zitting heeft ontkend.
De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 26 april 2011 ;
- de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 27 april 2011 ;
- de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 27 april 2011 ;
- de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 28 april 2011 ;
- de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 3 mei 2011 ;
- de aangifte van [slachtoffer 1] afgelegd bij de politie op 5, 6 en 9 oktober 2010 en de daarbij gevoegde bijlagen ;
- de aangifte van [slachtoffer 2] afgelegd bij de politie op 7 oktober 2010 ;
- de verklaring van [slachtoffer 2] afgelegd bij de politie op 11 oktober 2010 en die op 29 april 2011 ;
- de processen-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2010, d.d. 19 april 2011 en 21 april 2011 en de daarbij gevoegde bijlagen ;
- de aangifte van [slachtoffer 3] afgelegd bij de politie op 13 april 2011 ;
- de verklaring van [slachtoffer 4] afgelegd bij de politie op 28 april 2011 ;
- de verklaring van [naam] afgelegd bij de politie op 4 mei 2011 ;
- de proces-verbaal van wapenonderzoek van 10 mei 2011 ;
- het proces-verbaal van doorzoeking ter in beslagneming met bijlagen van de rechter-
commissaris van 28 april 2011 ;
- de verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris op 28 april 2011 ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 augustus 2011.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 25 september 2010, in de gemeente Goes en in de gemeente Borsele en elders in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen (in totaal ongeveer Euro 16475,-), hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij via een zekere autohandelaar, genaamd [alias 1], voor die
[slachtoffer 1] een auto kon kopen in Duitsland, en
- die [slachtoffer 1] een door hem, verdachte, gemaakte advertentie van die auto getoond, en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd, dat hij korting op de auto kon krijgen als er een voorschot werd
betaald, en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd, dat de auto bij garage Autoteam te Goes afgeleverd zou worden,
en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd, dat hij, verdachte, geld nodig had voor de keuring en de
invoer en het inbouwen van een alarmsysteem, en
- aan die [slachtoffer 1] door hem, verdachte, valselijk vervaardigde invoerdocumenten van de
betreffende auto getoond, en
- die [slachtoffer 1] daarbij meerdere keren benaderd als de fictieve autohandelaar [alias 1] en de
fictieve heer [fictief persoon 1], chef van garage Autoteam,
waardoor die [slachtoffer 1] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgiftes;
2.
op tijdstippen in de periode van 1 juli 2009 tot en met 7 oktober 2010 in de gemeente Kapelle elders in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen
hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd, dat hij, verdachte, geld nodig had om zijn collega's uit te
betalen, en
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd, dat hij, verdachte, voor een rijke man, genaamd [fictief persoon 1], geld moest witwassen waaraan kosten verbonden waren, en dat [slachtoffer 2]
geld kon verdienen door daaraan mee te werken en daarin te investeren, en
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd, dat een bankdirecteur, genaamd [fictief persoon 2], in verband met
het voornoemde witwassen van geld kosten moest maken voor het doorsluizen naar het
buitenland, en
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd, dat het doorsluizen niet goed was gegaan en dat er nog
een bedrag aan buitengewone kosten betaald moest worden, en
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd, dat wanneer er nog een bedrag van Euro 2000,- of Euro
3000,- betaald zou worden, ze er een bedrag van Euro 61000,-, in elk geval een groot
bedrag aan over zouden houden, en
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd (nadat hem door een zekere [fictief persoon 3] was aangeboden
om samen met verdachte in een hoerentent in Bergen op Zoom te gaan werken), dat hij,
verdachte, in verband met voornoemde werkzaamheden twee kostuums had gekocht en
voor hem ([slachtoffer 2]) had voorgeschoten, en
- die [slachtoffer 2] daarbij meerdere keren benaderd als de fictieve personen [fictief persoon 1] en [fictief persoon 2] en [fictief persoon 3],
waardoor die [slachtoffer 2] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgiftes;
3.
op tijdstippen in de periode van 15 juni 2009 tot en met 18 juli 2009, in de gemeente Reimerswaal en elders in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] en/of haar echtgenoot heeft
bewogen tot de afgifte van geldbedragen in totaal ongeveer Euro
4 000,-, hebbende verdachte telkens)met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- aan die [slachtoffer 3] laten weten, dat ze geld kon laten witwassen en daarmee veel geld kon
verdienen, en
- aan de echtgenoot van die [slachtoffer 3] verteld, dat hij heel veel geld kon krijgen als hij een
zak met wit poeder voor hem, verdachte, zou bewaren, maar dat er wel een geldbedrag aan
onderpand voor dat poeder moest worden betaald, en
- een zak wit poeder aan die [slachtoffer 3] en/of de echtgenoot van die [slachtoffer 3] heeft getoond,
en
- die [slachtoffer 3] en/of haar echtgenoot daarbij meerdere keren heeft benaderd als de fictieve
personen [fictief persoon 1] en [fictief persoon 2],
waardoor die [slachtoffer 3] en/of haar echtgenoot telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgiftes;
4.
op tijdstippen in de periode van 11 april 2006 tot en met 15 januari 2008, in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd, dat hij verliefd op haar was, en
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd, dat hij kosten voor een advocaat moest betalen, en
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd, dat hij dringend geld nodig had voor zijn kinderen,
en
- die [slachtoffer 4] meerdere keren benaderd als de fictieve [fictief persoon 4] en daarbij
gezegd, dat hij ([fictief persoon 4]) haar zo'n lieve vrouw vond omdat ze zijn neefje [naam] had
geholpen en dat de familie voor haar klaar zou staan,
waardoor die [slachtoffer 4] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
op tijdstippen in de periode van 11 april 2006 tot en met 7 oktober 2010, in de gemeente Reimerswaal en elders in Nederland, telkens geldbedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij telkens wist dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
6.
op 26 april 2011, in de gemeente Goes, een wapen van categorie III, te weten een alarm-/knalpistool (merk Kimar):
- welke een (gedeeltelijk) open loop had,
- welke knalpatronen kon bevatten van een kaliber groter dan 6 mm,
- waarvan de ligplaats van de patronen en/of de gasuitlaat niet loodrecht op de loop of de
lengterichting van het wapen stonden, voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Over verdachte is een rapport d.d. 13 juli 2011 uitgebracht door drs. F.C.P. Zuidhof, justitieel forensisch GZ-psycholoog te Breda. Uit dit rapport komt naar voren dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis NAO (schizotypische en borderline kenmerken en aanwijzing voor psychopathie). Verdachte moet ten tijde van de gepleegde feiten als licht verminderd tot verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige over.
Verdachte is strafbaar, nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. Wel zal de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met de conclusie van de deskundige inhoudende dat verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde licht verminderd tot verminderd toerekeningsvatbaar was.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht gedurende de proeftijd, conform het door de Reclassering opgestelde plan van aanpak. Volgens de officier van justitie is deze strafeis passend, omdat er sprake is van een delictpatroon. Verdachte is reeds twee keer eerder veroordeeld voor oplichting, terwijl de oplichting van [slachtoffer 4] al gedurende het uitzitten van zijn laatste straf is aangevangen. Verdachte heeft schaamteloos personen grote geldbedragen afhandig gemaakt waardoor deze personen in financiële moeilijkheden zijn geraakt. Het handelen van verdachte schaadt bovendien het vertrouwen in de maatschappij.
In zijn eis heeft de officier van justitie in strafverminderende zin meegenomen dat verdachte licht verminderd tot verminderd toerekeningsvatbaar was.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met de bijzondere voorwaarden zoals de deskundige heeft aangegeven, op te leggen. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht, mede gelet op de motivatie van verdachte om aan zijn problematiek te gaan werken, het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de duur van het voorarrest.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het opleggen van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden en de ernst van de gepleegde feiten, alsmede met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich tot vier maal toe schuldig gemaakt aan oplichting, waarbij verdachte gedurende lange tijd diverse personen grote geldbedragen afhandig maakte. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de hulpvaardigheid en welwillendheid van anderen door hen allervriendelijkst en beleefd tegemoet te treden en hen met leugens en halve waarheden te misleiden. Deze feiten, waardoor het vertrouwen van mensen wordt beschaamd, en waartoe hij telkens opnieuw een besluit heeft genomen, rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Naast vorenstaande acht de rechtbank het zeer ernstig dat verdachte al eerder voor soortgelijke oplichtingen tot (lange) gevangenisstraffen is veroordeeld en verdachte met één van de thans bewezen verklaarde oplichtingen al tijdens zijn vorige detentie een aanvang had genomen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met het feit dat verdachte naast vorengenoemde oplichtingen zich ook schuldig heeft gemaakt aan witwassen en verboden wapenbezit.
Voorts heeft zij rekening gehouden met het strafblad van verdachte, het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport van de deskundige drs. F.C.P. Zuidhof, gz-psycholoog te Breda van 13 juli 2011, het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 17 juni 2011 en het aanvullend reclasseringsadvies van 2 augustus 2011.
Uit die rapporten blijkt dat de deskundige aangeeft dat recidive in de toekomst niet is uit te sluiten, het recidiverisico door de reclassering als hoog gemiddeld wordt ingeschat en behandeling noodzakelijk is om recidive tegen te gaan.
Door de deskundige is geadviseerd verdachte een langdurig reclasseringscontact op te leggen met als bijzondere voorwaarde behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek. De reclassering heeft zich, zoals blijkt uit de rapportages en de toelichting van reclasserinsgwerker Koot ter zitting, achter dit advies geschaard en tevens geadviseerd als bijzondere voorwaarde een meldingsgebod en schadevergoeding op te leggen. De rechtbank acht het in het algemeen belang en in het belang van verdachte dat hij wordt behandeld voor zijn problematiek en zal het advies van de deskundige en de reclassering in deze volgen. Dat geldt overigens niet voor wat betreft het advies om als bijzondere voorwaarde schadevergoeding op te leggen, nu de beslissing in het kader van de vorderingen benadeelde partij hier reeds in voorziet.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat, gelet op vorenstaande, een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet mede gelet op de aard van de feiten en de recidive geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 12 maanden, voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en hem te stimuleren zich te houden aan de aanwijzingen te geven door de reclassering. Zij zal als bijzondere voorwaarden opleggen een meldingsgebod en de voorwaarde dat verdachte zich laat behandelen bij een forensisch psychiatrische polikliniek zoals bijvoorbeeld “De Waag” te Middelburg.
De rechtbank zal verwijzend naar het advies van de deskundige Zuidhof, gelet op de ernst van de problematiek van verdachte en het feit dat het door de reclassering voorgestelde plan van aanpak naar verwachting niet binnen twee jaar gerealiseerd kan worden, de proeftijd op drie jaar stellen. De rechtbank acht de behandeling zeer van belang en heeft daarom een langer voorwaardelijk strafdeel met een langere proeftijd opgelegd dan geëist. Met deze strafmodaliteit wordt voorzien in een mogelijk langere behandelduur en een grotere druk om deze behandeling daadwerkelijk te volgen.
7 De benadeelde partijen
7.1 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2], vordert een schadevergoeding van € 16.020,00 voor feit 2. De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de opbouw van de vordering ter zitting nader omschreven.
De benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres slachtoffer 2], vordert een schadevergoeding van € 17.000,00 voor feit 1. De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de vordering ter zitting nader omschreven en beperkt tot € 16.475,00.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangegeven dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] op onderdelen niet klopt en de totaaltelling niet correct is. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zitting tot een totaalbedrag van
€ 9.000,00 erkend en aangegeven dit schadebedrag aan de benadeelde partij te willen vergoeden.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangegeven dat de gematigde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] volledig wordt erkend en kan worden toegewezen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade van de benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2] tot een bedrag van € 9.000,00 een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Dit deel van de vordering is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering voor dit deel zal worden toegewezen. De benadeelde partij [slachtoffer 2], zal voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard aangezien, ondanks de desgevraagd uitgebreide toelichting ter zitting, onduidelijk is gebleven waaruit het resterende bedrag bestaat.
De rechtbank is van oordeel dat de schade van de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres slachtoffer 2] een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De vordering is erkend, zodat deze zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 63, 326 en 420 bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven
onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1. Oplichting, meermalen gepleegd
2. Oplichting, meermalen gepleegd
3. Oplichting, meermalen gepleegd
4. Oplichting, meermalen gepleegd
5. Witwassen, meermalen gepleegd
6. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid Wet wapens en munitie
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
* dat verdachte zich binnen 5 dagen volgend op zijn in vrijheidstelling moet melden bij de Reclassering Nederland (RN), Vrijlandstraat 33b te Middelburg, waarna verdachte zich gedurende door de RN bepaalde perioden dient te blijven melden zo frequent als de RN dit gedurende deze perioden nodig acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal laten behandelen in een forensisch psychiatrische polikliniek, zoals bijvoorbeeld, “De Waag” te Middelburg, zolang als de behandelaars van de kliniek dit in overleg met de reclassering nodig achten;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2], van € 9.000,00 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2], € 9.000,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 80 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres slachtoffer 2], van € 16.475,00 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], [adres slachtoffer 2], € 16.475,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 117 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Haesen, voorzitter, mr. Hopmans en mr. Batenburg-van Rijswijk, rechters, in tegenwoordigheid van Buyze, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 augustus 2011.