parketnummer: 12/715328-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer van 21 oktober 2011
[verdachte],
geboren [1996],
thans gedetineerd in de Hartelborgt Opvang te Spijkenisse, Borgtweg 1,
ter terechtzitting verschenen,
raadsman mr. Van der Want, advocaat te Middelburg,
ter terechtzitting aanwezig.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is met gesloten deuren inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 oktober 2011, waarbij de officier van justitie mr. Van der Hofstede en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 mei 2011 te Terneuzen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer] van het leven te
beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat
opzet, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een stanleymes in
de borst(streek) en/of in het (overige) lichaam heeft gestoken, althans met
een stanleymes in de hand (met kracht) op/tegen de borst en/of het (overige)
lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 tenlastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 30 mei 2011 te Terneuzen,
aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel (te weten meerdere steekwonden) heeft toegebracht,
door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een stanleymes in de borst(streek)
en/of in het (overige lichaam) te steken, althans met een stanleymes in de
hand (met kracht) op/tegen de borst en/of het overige lichaam te slaan;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 subsidiair tenlastgelegde een veroordeling niet
mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 30 mei 2011 te Terneuzen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig
overleg, althans met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met
kracht) met een stanleymes in de borst(streek) en/of in het (overige) lichaam
heeft gestoken, althans met een stanleymes in de hand (met kracht) op/tegen de
borst en/of het (overige) lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover ook terzake het onder 1 meer subsidiair tenlastgelegde een
veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 30 mei 2011 te Terneuzen,
opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk
mishandelend [slachtoffer] opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een stanleymes
in de borst(streek) en/of in het (overige) lichaam heeft gestoken, althans met
een stanleymes in de hand (met kracht) op/tegen de borst en/of het (overige)
lichaam heeft geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] enig lichamelijk letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 mei 2011 te Terneuzen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet met een stanleymes in de hand een of meer stekende
bewegingen in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, althans met een
stanleymes in de hand een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt, terwijl
die [slachtoffer 2] zich in de zeer dichte nabijheid van verdachte bevond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 2 tenlastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 30 mei 2011 te Terneuzen,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
met een stanleymes in de hand een of meer stekende bewegingen in de richting
van die [slachtoffer 2] gemaakt, althans met een stanleymes in de hand een of meer
stekende bewegingen gemaakt, terwijl die [slachtoffer 2] zich in de zeer dichte
nabijheid van verdachte bevond.
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich, via de voorwaardelijk opzetvariant, schuldig heeft gemaakt aan de poging doodslag van het hem onder 1 primair tenlastegelegde feit. Hij baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer] en de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5], [getuige 6] en [getuige 7]. De officier van justitie acht poging moord niet te bewijzen omdat hij, gelet op de jeugdige leeftijd en de psychische achtergrond van verdachte, niet de overtuiging heeft dat verdachte vooraf een plan had gemaakt om [slachtoffer] van het leven te beroven. Bij feit 2 is poging tot zware mishandeling te bewijzen. De officier van justitie baseert zich hiervoor op de aangifte en de verklaring van verdachte waarin hij heeft gezegd dat hij [slachtoffer 2] heeft geraakt.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 primair tenlastegelegde feit. De verdediging voert daartoe aan dat verdachte heeft gehandeld vanuit een woede-uitbraak, waarbij hij heeft gezwaaid en schijnbewegingen heeft gemaakt met het stanleymes als afweermechanisme op het moment dat hij benaderd werd door de agressor [slachtoffer]. Het zwaaien met een mes is iets anders dan iemand ‘prikken’ met een mes en de verwondingen zijn ook van dien aard dat er aangenomen kan worden dat de steekwonden zijn veroorzaakt door het zwaaien met het stanleymes. Er is geen sprake geweest van voorbedachten rade. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft een bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde poging zware mishandeling, met uitzondering van de voorbedachten rade.
De verdediging pleit voor vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde feit. Er zijn geen getuigenverklaringen die zien op dit feit, verdachte weet zich niets te herinneren van het verwonden van [slachtoffer 2] en ook [slachtoffer 2] weet niet hoe hij aan de verwonding is gekomen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
4.3.1 De feiten
Op 30 mei 2011 vindt in de Scholengemeenschap De Rede in Terneuzen een incident plaats. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank van het volgende uit. De klas waar verdachte, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] deel van uitmaken, is tijdens het derde uur bij de techniekles bezig met een project bruggen maken. De leerlingen hebben tijdens een vorige les bruggen gemaakt van papier maché en tijdens de les van 30 mei 2011 zouden zij de bruggen gaan testen met gewichtjes. Verdachte pakt tijdens de les, ondanks dat het niet de bedoeling is dat de leerlingen nog aanpassingen maken aan de brug, een stanleymes omdat er iets uit de brug van zijn groepje steekt dat hij af wil snijden. Verdachte heeft op dat moment het idee dat [slachtoffer] in zijn groepje over hem aan het praten is. Verdachte loopt op het groepje waar [slachtoffer] deel van uit maakt, af, zegt tegen [slachtoffer] “Nu ga je je bek houden”, slaat hem in zijn gezicht , pakt [slachtoffer] rond zijn nek en gooit hem van de tafel op de grond. Verdachte en [slachtoffer] worden op dat moment uit elkaar gehaald. Verdachte heeft het mes dan niet gebruikt. [slachtoffer] loopt vervolgens op verdachte af en [slachtoffer 2] loopt achter [slachtoffer] aan om die tegen te houden. Verdachte pakt daarop het stanleymes dat hij kort daarvoor had weggelegd, van een tafel en maakt met dat mes in boosheid en paniek ongecontroleerde stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer], waarbij die [slachtoffer] gewond raakt. Later blijkt dat ook [slachtoffer 2] is verwond.
[slachtoffer] loopt pijn en letsel op, te weten een kleine oppervlakkige wond ter hoogte van de linkerelleboog, een wond van twee centimeter ter hoogte van de borstkas rechts en een diepere wond onder het linker sleutelbeen. [slachtoffer] is opgenomen in een ziekenhuis, waar de wonden zijn gehecht. Hij is op 31 mei 2011 uit het ziekenhuis ontslagen.
4.3.2 Het letsel
Gelet op de aard van het letsel en het noodzakelijke medische ingrijpen, kwalificeert de rechtbank het letsel van [slachtoffer] als zwaar lichamelijk letsel.
4.3.3 De voorbedachten rade
Voor een bewezenverklaring van het handelen met voorbedachten rade, moet er een moment zijn geweest van kalm overleg, van bedaard nadenken voorafgaand aan de uitvoering van het feit. Vast staat dat verdachte op enig moment een stanleymes heeft gepakt om een aanpassing te doen aan de gemaakte brug. Terwijl hij het stanleymes vast had, voelde hij zich al door [slachtoffer] uitgedaagd en ontstond al boosheid. Vervolgens zijn er twee momenten geweest waarop verdachte en [slachtoffer] fysiek contact met elkaar hebben gehad. Tijdens het eerste moment, waarop verdachte [slachtoffer] rond zijn nek pakte en van de tafel op de grond gooide, heeft verdachte geen mes gebruikt. Vlak voor het tweede moment, hebben meerdere klasgenoten gezien dat verdachte een mes van een tafel pakte. Aannemelijk is dan ook dat verdachte het mes kort voor of na het eerste moment van fysiek contact met [slachtoffer] heeft weggelegd. Met het mes dat hij van tafel pakte, heeft hij vervolgens ongecontroleerde stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer] gemaakt. Aannemelijk is dat de tijd tussen het pakken van het mes van de tafel en de stekende bewegingen richting [slachtoffer] bijzonder kort is geweest. Uit de getuigenverklaringen is op te maken dat de gebeurtenissen in een flits hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen wettig en overtuigend bewijs dat binnen dat korte tijdsbestek bij verdachte sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg. Verdachte zal van het onderdeel voorbedachten rade worden vrijgesproken.
4.3.4 Het opzet
Ter beoordeling is vervolgens of verdachte het opzet heeft gehad om het slachtoffer van het leven te beroven. De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op de stukken en de ter zitting afgelegde verklaringen is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat sprake is geweest van opzet in de vorm van bewust en gericht handelen. Verdachte heeft ontkend dat hij het opzet had om het slachtoffer te doden en getuigenverklaringen geven daaromtrent geen inzicht.
Voor voorwaardelijk opzet is ter beoordeling of er als gevolg van het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans is op de dood van het slachtoffer, of verdachte wist dat de kans aanmerkelijk was en of verdachte die kans willens en wetens heeft aanvaard. De vraag of de kans op de dood aanmerkelijk is, beantwoordt de rechtbank, gegeven het feit dat verdachte in paniek en boosheid in de zeer directe omgeving van het slachtoffer met een stanleymes ongecontroleerde steekbewegingen heeft gemaakt, positief. Gelet op de aard van genoemde gedragingen en algemene ervaringsregelen, moet verdachte hebben geweten dat die kans aanmerkelijk was.
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte de kans ook willens en wetens heeft aanvaard, is van betekenis of verklaringen van verdachte en/of bijvoorbeeld getuigenverklaringen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de betreffende gedragingen in verdachte is omgegaan. Daarnaast zal het afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval en dan zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg daadwerkelijk heeft aanvaard. Voor de beoordeling is dan ook van belang of verdachte zich ten tijde van zijn handelen bewust is geweest van de waarschijnlijkheid dat een bepaald gevolg zal intreden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte over het moment waarop hij de betreffende handelingen heeft verricht, heeft verklaard dat het hem, nadat hij merkte dat [slachtoffer] achter hem aanliep, opeens zwart voor de ogen werd en dat hij, toen hij weer bijkwam, zag dat [slachtoffer] een messteek had. Ter zitting heeft verdachte hierover verklaard dat het opeens wazig werd en hij zich niet anders kan herinneren dan dat hij, nadat [slachtoffer] achter hem aankwam, met zijn armen schijnbewegingen heeft gemaakt. De getuigenverklaringen geven geen informatie over wat er in verdachte is omgegaan. Uit de over verdachte uitgebrachte rapporten van een psycholoog en psychiater blijkt dat verdachte kenmerken heeft van PDD-NOS en dat er een vermoeden bestaat van MCDD (Multi Complex Development Disorder). Hij zou moeite hebben met het herkennen en uiten van emoties. Verdachte is door de deskundigen als verminderd toerekeningsvatbaar aangemerkt. Gelet op het voorgaande en het gegeven dat verdachte ten tijde van zijn handelen nog slechts 14 jaar was, bestaat er bij de rechtbank, ondanks dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm als gericht op de dood kunnen worden aangemerkt, aanzienlijke twijfel of verdachte zich tijdens de handelingen bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen zou kunnen overlijden en wel in een mate dat hij daarmee die kans willens en wetens heeft aanvaard. Gelet op die twijfel kan de rechtbank niet tot het oordeel komen dat verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad om het slachtoffer van het leven te beroven.
De conclusie is dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het aan hem onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Feit 1 subsidiair en meer subsidiair:
Voor het oordeel over de onderwerpen zwaar lichamelijk letsel, voorbedachten rade en het opzet in de vorm van bewust handelen, verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor onder feit 1 primair is overwogen. Verdachte heeft ontkend dat hij het opzet had om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en getuigenverklaringen geven daaromtrent geen inzicht.
Ter beoordeling is voorts of verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op (de poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Onder verwijzing naar de overwegingen onder feit 1 primair over het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans, bestaat bij de rechtbank ook aanzienlijke twijfel of verdachte zich tijdens de handelingen bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen, anders dan pijn en letsel, zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en wel in een mate dat hij daarmee die kans willens en wetens heeft aanvaard. Gelet op die twijfel kan de rechtbank niet tot het oordeel komen dat verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het aan hem onder feit 1 subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
Feit 1 meest subsidiair:
Ook ten aanzien van het meest subsidiair tenlastegelegde verwijst de rechtbank naar hetgeen zij onder feit 1 primair heeft overwogen met betrekking tot de voorbedachten rade. Gelet op de stukken en de ter zitting afgelegde verklaringen is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat sprake is geweest van opzet in de vorm van bewust en gericht mishandelen. Verdachte heeft ontkend dat hij het opzet had om het slachtoffer te mishandelen en getuigenverklaringen geven daaromtrent geen inzicht.
Ter beoordeling is vervolgens of verdachte met zijn handelen, inhoudende het in paniek en boosheid in de zeer directe omgeving van het slachtoffer met een stanleymes ongecontroleerde steekbewegingen maken, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg daarvan letsel zou oplopen en pijn zou ervaren. Gelet op de aard van genoemde gedragingen en algemene ervaringsregelen, moet dit naar het oordeel van de rechtbank, nu het gaat om eenvoudige mishandeling, het geval zijn geweest. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder feit 1 meest subsidiaire tenlastegelegde feit, zijnde eenvoudige mishandeling. De rechtbank acht dit feit bewezen, gelet op:
- de aangifte van [slachtoffer];
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij met het stanleymes in zijn hand schijnbewegingen heeft gemaakt;
- de aangifte van [slachtoffer 2];
- de getuigenverklaring van [getuige 8], leerkracht.
Feit 2
Voor wat betreft dit feit is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is voor de aan verdachte tenlastegelegde poging zware mishandeling dan wel de bedreiging van [slachtoffer 2]. Het lijkt waarschijnlijk dat de kras op de arm van [slachtoffer 2] is ontstaan door het stanleymes dat verdachte vast had, maar nu aangever noch verdachte weet hoe die verwonding precies is ontstaan en er ook geen andere relevante bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij op of omstreeks 30 mei 2011 te Terneuzen,
opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk
mishandelend [slachtoffer] opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een stanleymes
in de borst(streek) en/of in het (overige) lichaam heeft gestoken, althans met
een stanleymes in de hand (met kracht) op/tegen de borst en/of het (overige)
lichaam heeft geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] enig lichamelijk letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van zeven maanden met aftrek en een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (verder: PIJ) met een proeftijd van twee jaar. Daarbij vordert de officier van justitie toezicht van de jeugdreclassering onder oplegging van Multi Systeem Therapie (verder: MST), Individuele Trajectbegeleiding (verder: ITB) harde kern en een ambulante behandeling bij een psychiater.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit aan verdachte op te leggen een straf gelijk aan het voorarrest en een eventuele voorwaardelijke jeugddetentie met toezicht op verdachte door de jeugdreclassering. De raadsman verwijst naar de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat hij geen strafblad heeft. Er is geen aanleiding een voorwaardelijk PIJ-maatregel op te leggen. Hiertoe is ook niet geadviseerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een klasgenoot. Gelet op de wijze en aard van de mishandeling en het gebruik van een stanleymes, is het een ernstige vorm van mishandeling. De gevolgen zijn, ook gegeven het feit dat medeleerlingen en een leerkracht het feit en de gevolgen hebben gezien, voor velen zeer indringend geweest. Er mag van geluk worden gesproken dat de verwondingen achteraf bleken mee te vallen.
Een psychiater en psycholoog hebben verdachte onderzocht en gerapporteerd. Volgens de deskundigen is bij verdachte onder meer sprake van een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur, kenmerken van PDD-NOS, type Multi Complex Developmental Disorder en een depressieve stoornis. Beide deskundigen komen tot de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. Beide deskundigen adviseren tot een voorwaardelijke PIJ-maatregel, een langdurige ambulante behandeling door een psychiater, inzet van MST en begeleiding door de jeugdreclassering, in de vorm van ITB harde kern.
Ook de Raad voor de Kinderbescherming heeft gerapporteerd omtrent verdachte. Zij heeft de rechtbank geadviseerd om aan verdachte een straf op te leggen in een vorm dat ambulante behandeling door een psychiater, inzet van MST, begeleiding door de jeugdreclassering in de vorm van ITB harde kern, mogelijk wordt. Het strafadvies van een voorwaardelijke PIJ-maatregel heeft de Raad voor de Kinderbescherming ter terechtzitting ingetrokken. Bij brief van 11 oktober 2011 heeft het centrum De Viersprong in Halsteren meegedeeld dat op korte termijn MST kan worden ingezet.
Bureau Jeugdzorg Zeeland, Jeugdreclassering, heeft onder meer geadviseerd om begeleiding door de jeugdreclassering in de vorm van ITB harde kern op te leggen. Dit is wenselijk omdat er sprake zal zijn van samenloop van een civiele en strafrechtelijke maatregel en dan is ITB harde kern noodzakelijk om de begeleiding door de jeugdreclassering te waarborgen. Er zal veel hulpverlening moeten worden ingezet en de structuur van ITB harde kern sluit aan bij de problematiek van verdachte en gaat goed samen met een MST-behandeling.
De rechtbank zal, naast genoemde rapporten en adviezen, voorts in positieve zin rekening houden met het blanco strafblad van verdachte. Tevens houdt de rechtbank rekening met de zeer jeugdige leeftijd van verdachte, de verminderde toerekeningsvatbaarheid en het feit dat tot 30 mei 2011 ten behoeve van verdachte geen hulpverlening is ingezet. De rechtbank zal bij de strafoplegging ook acht slaan op de beschikking van 19 oktober 2011 van deze rechtbank waarbij verdachte onder toezicht is gesteld voor de periode van 19 oktober 2011 tot 19 oktober 2012 en machtiging tot uithuisplaatsing van verdachte in een pleeggezin is verleend voor de periode van 19 oktober 2011 tot 19 april 2012. De op te leggen straf moet in samenhang met deze civiele maatregelen worden bezien.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van poging tot doodslag op [slachtoffer] en poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2]. Nu de rechtbank slechts bewezen acht dat verdachte schuldig is aan eenvoudige mishandeling van [slachtoffer], zal zij een veel lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank is, al het voorgaande in overweging genomen, van oordeel dat een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand, ondersteund door toezicht door de jeugdreclassering in de vorm van ITB harde kern, deelname aan MST en een ambulante behandeling door een psychiater, een passende en geboden reactie vormt en zal verdachte deze sanctie dan ook opleggen. Gelet op de problematiek waarmee verdachte kampt, is een proeftijd van 2 jaar aangewezen. De rechtbank ziet, gelet ook op de civiele maatregelen, geen grond voor het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
7 De benadeelde partij
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat, nu de benadeelde partij zich wel heeft gesteld, maar geen vordering ter zake heeft ingediend, de benadeelde partij niet ontvankelijk kan worden verklaard.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gesteld in het strafproces, maar heeft ter zake geen vordering ingediend, zodat de rechtbank aan de beoordeling daarvan niet toekomt.
8 Het beslag
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de inbeslaggenomen goederen terug kunnen worden gegeven aan de rechthebbende.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, omdat hij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feit en het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde feit bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 1 (één) maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg Zeeland, Jeugdreclassering, inhoudende dat verdachte:
- meewerkt aan ITB harde kern;
- meewerkt aan Multi Systeem Therapie;
- meewerkt aan een ambulante behandeling door een psychiater, zolang de psychiater de behandeling nodig vindt;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een paar zwarte Nike schoenen, een groene trui en een blauwe broek;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. Nomes, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Van der Ploeg-Hogervorst, rechter, en mr. Dijkman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Leijs, griffier, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 oktober 2011.
Mr. Dijkman is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.