Wettige bewijsmiddelen en overtuiging
De verklaring van [partner verdachte] en de bevindingen van de politie en de forensische opsporing, met name het rapport van de patholoog, kunnen naast de verklaringen van verdachte, [getuige 1] en [getuige 2], als wettige bewijsmiddelen aangemerkt worden.
Uit de verklaring van verdachte volgt dat sprake was van een kort moment van kalm beraad en rustig overleg, zodat de feiten kunnen worden gekwalificeerd als moord.
Naast het wettig bewijs heeft de officier van justitie ook de overtuiging dat verdachte het slachtoffer heeft vermoord. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat geen andere personen op de plaats delict aanwezig zijn geweest dan verdachte en [partner verdachte]. Nu verdachte uiteindelijk heeft verklaard dat zij niet de dader is, zouden drie alternatieve scenario’s kunnen worden bedacht. Deze scenario’s dienen voldoende aannemelijk te zijn. Het gaat om de volgende scenario’s:
1) het slachtoffer is overleden aan een overdosis drugs. Dit is niet aannemelijk omdat hij op de bewuste avond nog meerdere malen heeft gebeld en met zijn scooter naar de woning van verdachte en [partner verdachte] is gereden. Tevens heeft hij nog gesproken met verdachte, ook tijdens de aanval door verdachte, en heeft hij zich verweerd. Het slachtoffer heeft niet kort voordat hij bij verdachte aankwam, excessief drugs gebruikt. Hij had niet voldoende drugs bij zich om een overdosis te kunnen nemen; hij had slechts 3 gram bij zich. Het zal zo geweest kunnen zijn dat de hartslag en daarmee de zuurstofvraag van het hart van het slachtoffer beïnvloed is door het gebruik van cocaïne. Als in zo’n situatie dan opeens de zuurstoftoevoer geheel wordt afgesneden, dan zal het hart er veel sneller mee stoppen. De directe doodsoorzaak is dan de verwurging door verdachte. Als het slachtoffer zou zijn overleden aan een overdosis, dan was zijn hart er al mee gestopt en was geen sprake geweest van stuwing in zijn aderen. Dan waren de adertjes in zijn gehoorgangen niet meer gesprongen. Dit scenario kan dan ook worden verworpen.
2) Verdachte en [partner verdachte] hebben het feit samen gepleegd en verdachte neemt de schuld op zich. De verklaringen van verdachte, in onderlinge samenhang bezien met wat zij heeft opgeschreven, geven echter een ander beeld. De ‘opoffering’ waarover zij in haar dagboek spreekt, ziet op het feit dat zij haar eigen vrijheid en daarmee dus ook hun gezamenlijke toekomstplannen opgeeft voor de waarheid. Hun afspraak om beiden niets te zeggen, ging schuiven toen bleek dat [partner verdachte] de meest voor de hand liggende dader zou zijn. De manier waarop de moord is gepleegd, past beter bij het scenario met verdachte als dader dan met [partner verdachte] als dader. Gezien zijn karakter en de manier waarop hij in het verleden uiting heeft gegeven aan zijn frustratie en boosheid zou [partner verdachte] niet hebben gekozen voor verwurging met een usb-kabel. Daarbij, gezien het postuur en de fysieke kracht van [partner verdachte], zou hij daarbij veel meer kracht hebben gebruikt, wat dan terug te zien zou zijn geweest bij de sectie.
3) [partner verdachte] heeft het slachtoffer vermoord en verdachte neemt de schuld op zich. Bij de verhoren bij de rechter-commissaris blijft echter bijna niets meer over van de getuigenverklaringen die in eerste instantie belastend leken voor [partner verdachte]. De bron van alle ruis is steeds getuige [getuige 4], zo blijkt uit de verklaringen van getuige [getuige 3], de moeder van [partner verdachte], en van getuige [getuige 6], de moeder van [getuige 4]. Getuige [getuige 5] (hierna: getuige [getuige 5]) heeft alles van horen zeggen en heeft daarvan zijn eigen verhaal gemaakt. Deze getuigen zijn onbetrouwbaar.
Op grond van dezelfde overwegingen als bij scenario 2 genoemd, is het zeer onwaarschijnlijk dat [partner verdachte] de dader is. De verklaringen van verdachte geven ook aan waarom tegen anderen is gezegd dat hij het had gedaan. [partner verdachte] wilde namelijk wel iets vertellen tegen anderen en liet daar verdachte op haar verzoek buiten.
De officier van justitie concludeert dat niemand anders dan verdachte dit misdrijf heeft gepleegd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft vrijspraak bepleit voor alle tenlastegelegde feiten.