ECLI:NL:RBMID:2011:BU4777

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
31 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
218722
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.M. Klarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van kwijtschelding gemeentelijke belastingen na jaren van toekenning

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 31 augustus 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Sluis (B&W Sluis). [Eiseres] had gedurende negen jaar kwijtschelding van gemeentelijke belastingen ontvangen, maar in het tiende jaar werd haar verzoek om kwijtschelding afgewezen. De reden voor deze afwijzing was dat [eiseres] een gering bedrag aan spaargeld had, wat volgens B&W Sluis betekende dat zij over voldoende middelen beschikte om de aanslag van € 397,02 te voldoen. [Eiseres] maakte bezwaar tegen deze beslissing en stelde dat de procedure bij de gemeente niet voldeed aan de vereisten voor een bestuursrechtelijke rechtsgang met voldoende waarborgen.

De kantonrechter heeft de rechtsvraag behandeld of er ruimte is voor aanvullende rechtsbescherming door de burgerlijke rechter. [Eiseres] voerde aan dat de beslissing op haar kwijtscheldingsverzoek geen voor bezwaar vatbare beslissing was, en dat de burgerlijke rechter daarom bevoegd was om van de vordering kennis te nemen. B&W Sluis betwistte de bevoegdheid van de burgerlijke rechter en stelde dat het kwijtscheldingsbeleid correct was toegepast.

De kantonrechter overwoog dat de weigering van kwijtschelding geen belastingaanslag is, maar een beschikking, en dat bezwaar hiertegen niet mogelijk is. De rechter verwees naar de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, die bepalen dat een beroepschrift gericht moet worden aan de directeur. De kantonrechter concludeerde dat er pas ruimte is voor aanvullende rechtsbescherming door de burgerlijke rechter wanneer de administratieve rechtsgang niet met voldoende waarborgen is omkleed. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rolzitting om B&W Sluis de gelegenheid te geven op de overwegingen van de rechter in te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton
Locatie Terneuzen
zaak/rolnr.: 218722 / 11-711
vonnis van de kantonrechter d.d. 31 augustus 2011
in de zaak van
[partij A],
wonende te [adres],
eisende partij,
verder te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. K.P.T.G. Flos,
t e g e n :
het college van Burgemeester en Wethouders
van de rechtspersoon naar publiek recht
de gemeente Sluis,
met zetel te [adres],
gedaagde partij,
verder te noemen: B&W Sluis,
in persoon verschenen.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 30 maart 2011,
- schriftelijk antwoord,
- conclusie van repliek,
- schriftelijke toelichting.
de beoordeling van de zaak
1. In de jaren 2001 tot en met 2009 is aan [eiseres] op haar verzoek steeds kwijtschelding verleend van de aanslag voor afvalheffing en rioolbelasting. Voor het jaar 2010 is haar verzoek om kwijtschelding afgewezen. Bij brief, gedateerd 30 juni 2010, heeft [eiseres] bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Bij brief van 20 december 2010 hebben B&W Sluis aan [eiseres] meegedeeld dat zij op 21 juli 2010 een beroepschrift heeft ingediend dat te laat was maar toch in behandeling wordt genomen. B&W Sluis hebben het beroepschrift afgewezen op de grond dat aan de hand van de door [eiseres] via een formulier verstrekte gegevens is vastgesteld dat zij over voldoende middelen of betalingscapaciteit beschikt om de aanslag ad € 397,02 te voldoen. Hierbij wordt gedoeld op een spaarrekening van [eiseres] met een saldo van [bedrag].
2. [Eiseres] heeft gesteld dat de procesgang bij de gemeente niet kan gelden als een bestuursrechtelijke rechtsgang die met voldoende waarborgen is omkleed. Subsidiair heeft [eiseres] aangevoerd dat de beslissing op een kwijtscheldingsverzoek geen voor bezwaar vatbare beslissing (art. 7 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990) is, waartegen dus ook geen beroep kan worden ingesteld. Op deze gronden acht [eiseres] de burgerlijke rechter bevoegd om van de vordering kennis te nemen.
3. [Eiseres] heeft vervolgens gesteld dat B&W Sluis het kwijtscheldingsbeleid onjuist heeft toegepast en daardoor onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Op die grond vordert [eiseres] het door haar betaalde bedrag van de aanslag ad € 397,02 van B&W Sluis terug als schade van de gestelde onrechtmatige overheidsdaad.
4. B&W Sluis hebben bestreden dat de burgerlijke rechter bevoegd is, alsook dat het kwijtscheldingsbeleid hier onjuist is toegepast.
5. B&W Sluis zijn voor de burgerlijke rechter geroepen omdat zij in dit geval ex art. 231, lid 2, Gemeentewet zijn opgetreden als de directeur die beslist op administratief beroep tegen een weigering van kwijtschelding.
6. Ingevolge art. 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan bij de rechter slechts beroep worden ingesteld indien het een belastingaanslag betreft of een voor bezwaar vatbare beschikking. De weigering van kwijtschelding is geen belastingaanslag, maar een beschikking. Bezwaar ertegen is niet mogelijk, aangezien art. 24 Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 bepaalt dat tegen een beschikking omtrent kwijtschelding een beroepschrift moet worden gericht tot de directeur. Art 28, lid 2, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 bepaalt dat voor gemeentelijke belastingen hier voor directeur moet worden gelezen het college van burgemeester en wethouders. Voorts is in art. 7, lid 1, Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 bepaald dat op een verzoek tot kwijtschelding een voor administratief beroep vatbare beschikking wordt gegeven.
7. [Eiseres] heeft de voorgeschreven rechtsgang van administratief beroep doorlopen zonder voor haar gunstig resultaat. Voor een aanvullende rechtsbescherming door de burgerlijke rechter is eerst plaats wanneer deze rechtsgang niet met voldoende waarborgen is omkleed. Dit is vaste rechtspraak (Zie in dit kader, ook over rioolrecht: HR 22 dec. 2000, NJ 2001, 68, LJN: AA9139). Artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens bepaalt dat bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen een ieder recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij wet is ingesteld. Blijkens het [X]-arrest van het EHRM is deze norm ook van toepassing binnen het bestuursrecht, wanneer door beschikkingen vermogensrechten direct worden getroffen. De schijn lijkt vooralsnog aanwezig dat B&W Sluis geen onafhankelijk en onpartijdig gerecht zijn in deze zaak, aangezien op het verzoek om kwijtschelding is beslist door de heffingsambtenaar van de gemeente Sluis en op het beroep door een andere ambtenaar van de gemeente Sluis namens B&W van de gemeente Sluis.
8. De kantonrechter zal partijen, eerst B&W Sluis en daarna [eiseres], in de gelegenheid stellen op het voorgaande in te gaan.
de beslissing
De kantonrechter:
verwijst deze zaak naar de rolzitting van woensdag 28 september 2011 te 10.30 uur, om B&W Sluis gelegenheid te geven bij akte in te gaan op hetgeen onder 7. is overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.