2.4. Op aandringen van met name [eiseres] is, na overleg met en met instemming van het Ziekenhuis, een tweede deskundige – dr. A.H. Schuurman, als handchirurg verbonden aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht – gevraagd onderzoek te doen. In zijn rapport van 14 april 2009 stelt hij de navolgende diagnose:
“Transectie flexor pollicis longuspees rechts ten gevolge van een snijverwonding met glas, aanvankelijk gemist en in tweede instantie pas erkend waarna een uitgestelde tenorafie werd verricht gevolgd door spalk- en fysiotherapie. Bij onderzoek een dermatogene contractuur aan de volaire zijde van de rechter duim met een extensiebeperking in zowel IP- als MCP-gewricht en een duidelijke contractuur van het 1e web met een beperking van de radiale abductie. De sensibiliteit is binnen de grenzen van normaal. Een duidelijke berperking van de 2- en 3-puntsgreep.”
Voorts noteert hij omtrent vragen over een verband tussen de beperkingen die [eiseres] ervaart en het (te) laat stellen van de juiste diagnose en behandelen het volgende:
“Daar er hier sprake is van een letsel van de flexor pollicis longuspees zal ik mijn commentaar en literatuur met name hierop richten daar het herstel van een buigpees van de duim anders is dan van de buigpezen van de vingers. Bij een primaire tenorafie van de FPL treedt niet zelden een functionele beperking op met zowel een flexie- en/of een extensiebeperking. Een van de oorzaken hiervan is dat al vrij snel adhaesies ontstaan dan wel een bowstring, dit op anatomische gronden (vaak schade buigpeesschede). Als dan gekeken wordt naar de literatuur, bijvoorbeeld: Clinical outcomes associated with flexor tendon repair van Tang in de hand clinic van 2005, is in tabel II te zien dat in geen enkele serie van 100% excellent tot goed resultaat wordt verkregen. Dit varieert zelfs van 53% tot 85% goed to excellent. Hierdoor mag gesteld worden dat ook bij een directe tenorafie een volledig herstel niet verkregen zal worden.
(…)
(Ad 3a) De restklachten als gevolg van het ongeval op 20-11-2004 bestaan uit een extensiebeperking van zowel IP- als MCP-gewricht alsook een radiale abductiebeperking c.q. kleine 1e webspace. Tevens is er een dermatogene contractuur aan de volaire zijde. Al deze klachten moeten beschouwd worden als ongevals gerelateerd.
(…)
(Ad 3a) Uit eigen ervaring en literatuur ben ik van mening dat alle onder 3a gemelde restklachten en verschijnselen ook zouden kunnen ontstaan indien het peesletsel tijdig zou zijn onderkend en behandeld.
(…)
(Ad 5) In de fictieve situatie dat het peesletsel tijdig zou zijn onderkend en behandeld zou er mijns inziens – en dat ook aangevuld uit de literatuur – geen 100% resultaat zijn verkregen. Zoals reeds vermeld bij vraag 3b. ben ik van mening dat de klachten c.q. restverschijnselen die betrokkene thans heeft ook zouden zijn ontstaan indien er sprake was van tijdige onderkenning en directe behandeling. Dit houdt in dat zelfs in de fictieve situatie van tijdige onderkenning en behandeling de functiestoornis hetzelfde zou zijn als betrokkene thans heeft. Als gekeken wordt naar de duimfunctie aan de linker zijde valt op dat betrokkene een hyperextensie mogelijk heeft in het IP-gewricht van de duim en dus dat er een 20º Range of Motion beperking is van de rechter duim indien dit vergeleken wordt met het IP-gewricht van de linker duim. Als gekeken wordt naar de tabellen voor de Range of Motion van het IP-gewricht van de duim dan valt op dat bij 0º extensie van het IP-gewricht er 1% functionele beperking verkregen wordt en dat bij 10º hyperextensie en zelfs 20º hyperextensie geen functionele beperking toegekend worden. De 20º extensiebeperking in het MCP-gewricht rechts t.o.v. links is mijns inziens voornamelijk veroorzaakt door de dermatogene contractuur, hetgeen ook zou kunnen ontstaan bij een tijdige behandeling, zodat hier geen extra waarde aan gegeven kan worden bij de fictieve situatie. Geconcludeerd moet worden dat ook bij een fictieve situatie er geen verandering zou optreden in het functionele impairment.
(…)
(Ad 7) Zoals reeds bij de vragen 3 en 5 gemeld, zou ook bij een fictieve situatie van tijdige onderkenning en behandeling van het peesletsel sprake zijn van resterende beperkingen. Door het altijd aanwezige risico van adhaesies kan een beperking optreden van excursie van een pees, zodat zowel buigen als strekken beperkt kan zijn. Verder kan als gevolg van bowstringing ook een krachtbeperking optreden. In alle situaties kan een dermatogene contractuur ontstaan, ook in de fictieve situatie.”
In een (op hem namens [eiseres] gestelde vragen) aanvullende brief van 2 juli 2009 schrijft dr. Schuurman voorts:
“In uw brief vraagt u zich af of patiënte geen nadelige gevolgen heeft doordat de gelaedeerde buigpees van de duim één maand na het trauma hersteld is.
Ik ben het met u eens dat gevoelsmatig dit wel het geval zou moeten zijn, echter patiënte heeft een heel goede buigpeesfunctie overgehouden ondanks de één maand delay tussen trauma en behandeling. Haar functionele beperkingen zijn met name een strekbeperking in MCP- en IP-gewricht alsook de beperking in de spreiding van de duim ten opzichte van het zogenaamd 1e web. Beide zijn als gevolg van dermatogene contracturen, welke ook bij primair herstel op 20 november 2004 zouden kunnen hebben ontstaan. Uit eigen ervaring kan ik u meedelen dat letsel van de FPL zeer vaak met problemen eindigen en dat niet zelden uiteindelijk toch een arthrodese van het IP-gewricht verricht moet worden. Bij patiënte is dit niet het geval, zodat geconcludeerd moet worden dat patiënte een heel goed resultaat heeft ondanks een uitgesteld peesletselherstel.
Ook in de literatuur heeft u kunnen waarnemen dat een 100% herstel van een buigpees niet gebruikelijk is, voornamelijk veroorzaakt door adhaesies. In de casus van [eiseres] moet geconcludeerd worden dat zij weinig adhaesies heeft ontwikkeld om haar buigpees heen, maar dat de beperking voornamelijk wordt veroorzaakt door dermatogene contracturen. Deze kunnen ontstaan na trauma, maar zeer zeker ook na chirurgische interventie met gipsimmobilisatie daarna.
Er bestaat wel literatuur inzake verschil tussen de uitkomsten van vroeg en laat corrigeren, maar dit slaat, bij het laat corrigeren, op de noodzaak van een zogenaamde rod procedure en reconstructie in twee tempi. Gelukkig was dit bij patiënte niet nodig, daar een uitgestelde tenorafie verricht kon worden met, zoals reeds meerdere keren vermeld, heel goed resultaat.”