Tijdens het onderzoek in de openbare raadkamer van de rechtbank is de officier van justitie mr. Rammeloo gehoord.
Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. De Vos, advocaat te Amsterdam.
Als deskundige is gehoord de heer Van Montfoort, psychiater/directeur behandelzaken en hoofd van de inrichting De Woenselse Poort. Verder is informatie verstrekt door mevrouw Wiggers, behandelaar bij Emergis, en door mevrouw Hoogstraten van de Reclassering Nederland.
3 Het standpunt van de TBS-instelling
De TBS-instelling heeft geadviseerd de TBS voorwaardelijk te beëindigen (waarmee wordt bedoeld: de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen) met als voorwaarde voortzetting van de depotmedicatie en de mogelijkheden om het kader middels een
BOPZ-maatregel te onderzoeken.
Dit adviesrapport, dat is opgesteld door de psychiater Van Montfoort houdt onder meer het volgende in:
“De terbeschikkinggestelde betreft een man die in het verleden en dit al vanaf 1974 wegens recidiverende paranoïde psychoses talrijke malen en met juridische maatregelen in meerdere psychiatrische ziekenhuizen behandeld werd. Wapenbezit en dreigend gedrag met wapens naar vermeende belagers vormden steeds de aanleiding tot opname of tot onderbreking van het proefverlof. Vastgesteld werd ook dat behandeling ten gevolge van de geringe gevoelsafhankelijkheid van betrokkene steeds te laat kwam, te weten pas nadat een incident om ingrijpen vroeg. Betrokkene werd herhaaldelijk onderzocht en steeds was de conclusie dat betrokkene onder invloed van een paranoïde psychotische toestand tot delicten komt.
De prognose van het ziektebeeld van betrokkene is dat hij nooit helemaal zal kunnen herstellen van de chronische aandoening (schizofrenie). Dat betekent dat betrokkene voor de rest van zijn leven rekening zal moeten houden met de mogelijkheid van het terugvallen in een ernstig psychotisch toestandsbeeld, waarbij hij door de inhoud van de stoornis een risico kan vormen voor zijn omgeving. Dit risico is in het geval van betrokkene erg gekoppeld aan zijn ziektebeeld.
Dankzij de huidige omkadering is er een goed evenwicht bereikt waarbinnen betrokkene niet langer als direct gevaarlijk bestempeld kan worden. Medicatie zorgt voor een afdoende onderdrukking van de psychotische symptomen en werkt tegelijkertijd als een ‘stok achter de deur’ tegen terugval in alcohol gebruik.
Het gevaar op toekomstig gewelddadig gedrag zal met name opnieuw ontstaan als betrokkene zich aan deze omkadering onttrekt, dat wil zeggen medicatie gebruik gaat stoppen en buiten de beschutte omgeving van het ziekenhuis zou gaan wonen. Die laatste ambitie is niet groot bij patiënt, staken van het medicijngebruik is wel een risico.
Gelet op de neiging van betrokkene om vanuit de aandoening (vanuit paranoïde angst) de noodzakelijke antipsychotische medicatie te verminderen dan wel te stoppen, is de kans dat hij dit ook zal doen zodra hij hier de kans toe krijgt nog steeds reëel. De voor de behandeling in Emergis verantwoordelijke psychiater, waar patiënt sinds 1985 bekend is, ziet binnen een BOPZ kader onvoldoende mogelijkheden tot langdurig voortgezette dwangbehandeling met medicatie.
Gezien de huidige ontwikkelingen, de toenemende hospitalisatie van betrokkene, waarbij hij absoluut niet wegwil uit zijn huidige woonvoorziening, achten we het risico niet groot dat betrokkene zich onttrekt aan de huidige structuur. Binnen deze structuur zijn er ook voldoende BOPZ gevaarcriteria om voortzetten van depotmedicatie te kunnen garanderen.”