ECLI:NL:RBMID:2012:BV1284

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
19 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/715447-11 [P]
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Haesen
  • A. Nomes
  • J. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal vergezeld van geweld tegen een kwetsbaar slachtoffer

Op 19 januari 2012 heeft de Rechtbank Middelburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige overval op een winkel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor medeplegen van de overval, maar wel voor medeplichtigheid. De overval vond plaats op 17 augustus 2011, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten een 84-jarige vrouw, die zij kenden, als doelwit hadden gekozen. De rechtbank stelde vast dat de verdachte een minder actieve rol had gespeeld in de uitvoering van de overval, maar dat hij wel op de uitkijk had gestaan en zijn telefoon ter beschikking had gesteld aan de medeverdachten. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de impact van de overval op haar leven. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 245 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder toezicht door de reclassering en een ambulante behandeling. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer van € 1.202,30, ter dekking van zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/715447-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 januari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993],
wonende te [adres]
ter terechtzitting verschenen,
raadsman mr. Olie, advocaat te Goes,
ter terechtzitting aanwezig.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 januari 2012, waarbij de officier van justitie mr. Van der Hofstede en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 augustus 2011, te Goes tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen 12, althans een hoeveelheid (sloffen) sigaretten
en/of shag en/of 10 pakjes shag, althans een hoeveelheid pakjes shag en/of een
hoeveelheid contant geld (ter waarde van (ongeveer) 100 Euro dan wel enig
ander geldbedrag) en/of een sigarendoos (van blik,van het merk:"Uil"), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] (geboren op [1927]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij,verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer] de toegang tot haar sigarenzaak heeft/hebben ontzegd
door (met geweld) de toegangsdeur tot die zaak dicht te drukken, in elk geval
dicht te houden toen die [slachtoffer] probeerde haar zaak te betreden,
en/of
- nadat die [slachtoffer] via een andere route haar sigarenzaak alsnog had
betreden - die [slachtoffer] (hard) met twee handen tegen de borst,in elk
geval tegen het lichaam heeft/hebben geduwd waardoor die [slachtoffer] ten
val kwam en/of (daardoor) het bewustzijn verloor en/of letsel opliep;
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
artikel 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 17 augustus 2011 te Goes,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 12,althans een
hoeveelheid (sloffen) sigaretten en/of shag en/of 10 pakjes shag, althans een
hoeveelheid pakjes shag en/of een hoeveelheid contant geld (ter waarde van
(ongeveer) 100 Euro dan wel enig ander geldbedrag) en/of een sigarendoos (van
blik, van het merk:"Uil"), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) en/of aan
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] (geboren op [1927]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of die
[medeverdachte 2]:
- die [slachtoffer] de toegang tot haar sigarenzaak heeft/hebben ontzegd
door (met geweld) de toegangsdeur tot die zaak dicht te drukken, in elk geval
dicht te houden toen die [slachtoffer] probeerde haar zaak te betreden,
en/of
- nadat die [slachtoffer] via een andere route haar sigarenzaak alsnog had
betreden- die [slachtoffer] (hard) met twee handen tegen de borst, in elk
geval tegen het lichaam heeft/hebben geduwd waardoor die [slachtoffer] ten
val kwam en/of (daardoor) het bewustzijn verloor en/of letsel opliep, tot
en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte en/of zijn mededader(s)
op of omstreeks 17 augustus 2011 te Goes en/of elders in Nederland opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest door toen en daar op de uitkijk te
staan/te zitten en/of door zijn, verdachtes gsm ter beschikking te stellen aan
de medeverdachte(n) (teneinde onderling contact te kunnen onderhouden in de
fase voorafgaande aan en/of tijdens de overval) en/of door die [medeverdachte 1] en/of
die [medeverdachte 2] meermalen per telefoon (bellen en/of pingen) te
waarschuwen, in elk geval mededelingen te doen en/of vragen te stellen.
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
artikel 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
artikel 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
artikel 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
artikel 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
De rechtbank stelt vast dat verdachte de subsidiair tenlastelegde medeplichtigheid aan diefstal vergezeld van geweld heeft bekend en zal, gelet op hetgeen hierna onder 4.4 bij het oordeel van de rechtbank wordt overwogen, alsmede gelet op artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering, naast een vaststelling van feiten volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
4.1 Feiten
Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken alsmede gelet op het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank de navolgende feiten vast.
De medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben op zondagavond 14 augustus 2011 of maandag 15 augustus 2011 het plan opgevat om een overval te plegen op de winkel van [slachtoffer] aan de [adres winkel] in Goes. Zij hadden daar op school al eerder in het jaar met elkaar over gesproken, maar deze dagen is het plan uitgewerkt. Ze hebben op maandag 15 augustus 2011 de medeverdachte [medeverdachte 3] bij het plan betrokken en hij heeft aan verdachte gevraagd om ook mee te doen. Verdachten kenden [slachtoffer] al, omdat ze wel in haar winkel kwamen om sigaretten te kopen. Ze noemden haar ‘oma’. Ze hebben haar uitgekozen voor de overval, omdat ze een gemakkelijk doelwit is en omdat er geen bewakingscamera’s in haar winkel hangen. Ze hebben afgesproken dat [medeverdachte 3] samen met verdachte als eerste naar de Veste zou gaan omdat ze vanaf daar de winkel in de gaten konden houden. Met de gsm van verdachte zouden ze contact houden met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] om hen te laten weten wanneer het een geschikt moment was om naar binnen te gaan en om te waarschuwen als er mensen aankwamen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hadden zwarte nylon kousen bij zich om over hun hoofden te doen. Zij zouden op een geschikt moment naar binnen gaan. [medeverdachte 1] zou de deur tussen de winkel en de woonkamer van [slachtoffer] dichtduwen om te voorkomen dat ze de winkel in zou komen. Ondertussen zou [medeverdachte 2] sigaretten en geld pakken. Verdachten sliepen in de periode van maandag 15 augustus 2011 tot woensdag 17 augustus 2011 alle vier bij [logeeradres].
Op dinsdag 16 augustus 2011 hebben de verdachten een eerste poging gedaan om dit plan uit te voeren. De poging is toen afgebroken omdat het te druk bleek. Op woensdagochtend 17 augustus 2011 zijn verdachten rond 7.00 uur, vertrokken vanaf hun logeeradres. [medeverdachte 3] had iedereen wakker gemaakt en gepusht om de overval te plegen. Ook deze keer vertrokken [medeverdachte 3] en verdachte als eersten en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vijf minuten later. [medeverdachte 3] en verdachte gingen op het bankje op de Veste tegenover de winkel zitten en hielden contact met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] via de gsm van verdachte. Eerst was er nog een andere klant, maar nadat die was vertrokken, zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de winkel in gegaan. Op dat moment trokken ze de nylon kousen over hun hoofd. [medeverdachte 1] duwde de deur tussen de winkel en de woonkamer dicht. [medeverdachte 2] zocht ondertussen naar sigaretten en geld. [slachtoffer] hoorde geluiden in de winkel en probeerde via de deur naar binnen te komen, wat niet lukte omdat [medeverdachte 1] de deur dicht duwde. Daarop is ze via een andere deur de winkel ingekomen. Verdachten hadden zich van te voren niet gerealiseerd dat er nog een deur was. Op het moment dat [slachtoffer] binnenkwam, riep [medeverdachte 2]: ‘ga weg, ga weg’. [slachtoffer] liep op [medeverdachte 2] af en probeerde de kous van zijn hoofd te trekken. [medeverdachte 2] heeft haar vervolgens met beide handen een duw gegeven waardoor [slachtoffer] ten val kwam. Zij is daardoor korte tijd buiten bewustzijn geraakt en heeft enige tijd versuft op de grond gelegen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn vertrokken en namen sloffen sigaretten, shag, ongeveer € 100,00 en een sigarendoos van blik mee. Ze zijn toen uit elkaar gegaan en hebben elkaar weer ontmoet in het huis van [logeeradres]. Daar hebben ze de buit verdeeld, waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een groter deel kregen. Ook verdachte kreeg een deel van de buit aangeboden. Hij heeft dat naar eigen zeggen afgeslagen, maar hij heeft vervolgens wel buitgemaakte sigaretten gerookt.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de overval op de winkel van [slachtoffer]. De vier verdachten hebben een bekennende verklaring afgelegd en zij hebben allemaal een rol gehad in de overval. Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen, moet er sprake zijn geweest van een bewuste en nauwe samenwerking. Het is niet nodig dat alle verdachten ook binnen zijn geweest ten tijde van de overval. De samenwerking was intensief. In het weekend is gezamenlijk het plan gemaakt. Verdachten hebben een voorverkenning verricht, een begin van een uitvoering gemaakt die weer is afgebroken en de volgende dag is de overval alsnog gepleegd. Er was in deze zaak sprake van gezamenlijke voornemens, een vooraf afgesproken taakverdeling, een gezamenlijke uitvoering en het verdelen van de buit. Het geweld dat [medeverdachte 2] heeft toegepast, had kunnen worden voorzien. Op grond hiervan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de overval.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat er geen sprake was van medeplegen maar (slechts) van medeplichtigheid aan de overval en voert daartoe het volgende aan.
Voorafgaand aan de overval zijn de plannen gemaakt door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Zij hebben [medeverdachte 3] erbij betrokken en hij heeft verdachte gepusht om ook mee te doen. Verdachte stond onder grote invloed van [medeverdachte 3] en heeft zich hier niet aan kunnen onttrekken. Tijdens de uitvoering van de overval heeft verdachte een inactieve rol gehad in die zin dat hij met [medeverdachte 3] is meegelopen naar het bankje waar [medeverdachte 3] contact heeft onderhouden met de andere medeverdachten en verdachte heeft daartoe zijn gsm ter beschikking gesteld. Verdachte heeft zelf echter geen uitvoeringshandelingen verricht.
Rechtspraak wijst uit dat er ten aanzien van verdachte op grond van de vastgestelde feiten niet gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking en de verdediging concludeert dat er ontoereikend bewijs is voor medeplegen van diefstal met geweld.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
Voor bewezenverklaring van medeplegen is een nauwe en bewuste samenwerking vereist en moet sprake zijn van een redelijk gelijkwaardige samenwerking bij het vervullen van de bestanddelen van een strafbaar feit. De intensiteit van de samenwerking, de taakverdeling, de rol van een verdachte in de voorbereiding, uitvoering en afhandeling, het feit dat hij of zij zich niet heeft teruggetrokken en zijn of haar aanwezigheid op belangrijke momenten zijn belangrijke factoren bij de beantwoording van de vraag of gesproken kan worden van medeplegen. De grens met medeplichtigheid is slechts gradueel. Waar bij medeplegen voldaan moet zijn aan het criterium van bewuste en nauwe samenwerking, is de betrokkenheid van de medeplichtige bij het strafbare feit marginaler. De grens tussen medeplegen en medeplichtigheid is niet eenduidig en hangt af van de feitelijke omstandigheden van het geval.
Zowel bij de politie als tijdens de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij onder druk is gezet door [medeverdachte 3] om mee te doen aan de overval en dat hij het gevoel had dat hij zich niet aan die druk kon onttrekken. Hij heeft voorts verklaard dat hij zich niet actief heeft opgesteld en bovendien nog heeft geprobeerd om de medeverdachten van het plan af te brengen.
De rechtbank acht, gelet op de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter zitting, aannemelijk dat verdachte pas na het ontstaan van het plan voor de overval, tijdens zijn verblijf bij [logeeradres], op enig moment door de medeverdachten op de hoogte is gesteld van het plan van de overval. Aannemelijk is dat het plan op dat moment (grotendeels) al was gemaakt. Op de dag van de overval is verdachte wakker gemaakt door medeverdachte [medeverdachte 3] die aandrong op het doorzetten van het plan. Dat verdachte hierbij enige druk voelde om mee te doen acht de rechtbank aannemelijk, gelet op het leeftijdsverschil tussen de net meerderjarige verdachte en de 23-jarige [medeverdachte 3], alsmede gelet op het feit dat verdachte in die periode al enige tijd woonde bij de stiefbroer van [medeverdachte 3]. Verdachte is met [medeverdachte 3] vooruitgegaan en heeft op een bankje op de Veste de winkel in de gaten gehouden waarbij zijn telefoon is gebruikt door [medeverdachte 3] om contact te houden met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die de winkel in gingen. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zelf de telefoon heeft gebruikt nu verdachte dit ontkent en hier door de medeverdachten verschillend over is verklaard. Na de overval hebben verdachte en zijn medeverdachten elkaar weer ontmoet op het adres waar verdachte sinds enkele maanden verbleef. Verdachte heeft niet gedeeld in de buit met dien verstande dat hij wel enkele gestolen sigaretten heeft gerookt.
Van een actieve(re) rol van verdachte bij de voorbereiding en uitvoering van het feit is de rechtbank niet gebleken. De rol van verdachte is, in vergelijking met die van de medeverdachten, beduidend kleiner. Bovendien zijn onvoldoende aanwijzingen gevonden om te concluderen dat er bij verdachte, ten opzichte van zijn medeverdachten sprake was van een redelijk gelijkwaardige samenwerking of dat sprake was van een meer substantiële bijdrage door verdachte dan het ter beschikking stellen van zijn telefoon en het voor en tijdens de overval plaatsnemen op een bankje aan de Veste om de situatie in ogenschouw te nemen. Onder die omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank het primair ten lastegelegde medeplegen niet bewezen, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op het hiervoor overwogene alsmede gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 5
januari 2012;
- de aangifte van [slachtoffer];
- het proces-verbaal van bevindingen met aanvullingen op de aangifte en de
bijlage goederen d.d. 22 augustus 2011;
- de beschrijving letsel opgemaakt door E.M. Bakker, forensische
geneeskundige GGD Zeeland d.d. 17 augustus 2011.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 17 augustus 2011 te Goes, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen sloffen sigaretten en shag en een hoeveelheid contant geld (ter waarde van (ongeveer) 100 Euro en een sigarendoos (van blik, van het merk:"Uil"), toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van
geweld tegen die [slachtoffer] (geboren op [1927]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 2]:
- die [slachtoffer] de toegang tot haar sigarenzaak hebben ontzegd door (met geweld) de toegangsdeur tot die zaak dicht te drukken
en
- nadat die [slachtoffer] via een andere route haar sigarenzaak alsnog had
betreden- die [slachtoffer] (hard) met twee handen tegen het lichaam hebben geduwd waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en (daardoor) het bewustzijn verloor en letsel opliep, tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 17 augustus 2011 te Goes opzettelijk middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar op de uitkijk te te zitten en door zijn, verdachtes gsm ter beschikking te stellen aan een medeverdachte (teneinde onderling contact te kunnen onderhouden in de fase voorafgaande aan en tijdens de overval).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hier door niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, begeleiding door Reclassering Nederland met bijzondere voorwaarden zoals aangegeven in het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de overval.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging benadrukt dat verdachte nog maar net achttien jaar is en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de ingezette hulpverleningsactiviteiten doorkruist. Verdachte heeft al een forse periode van voorlopige hechtenis ondergaan en aansluitend is zwaar toezicht met beperking in bewegingsvrijheid opgelegd. Het is van belang dat nu wordt ingezet op behandeling en begeleiding. Verdachte was licht verminderd toerekeningsvatbaar ten tijde van het feit en bemoeienis van de reclassering kan hem helpen om de draad van zijn leven op te pakken. Een eventuele detentie verkleint het herhalingsgevaar niet, maar zou er juist toe kunnen leiden dat verdachte verder wegzakt en is dan ook contraproductief.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 25 augustus 2011
De rechtbank neemt bij de straftoemeting in aanmerking dat verdachte betrokken is geweest bij een overval op een winkel, waarbij de verdachten in het geheel niet hebben nagedacht over de gevolgen voor het slachtoffer. Verdachten zijn berekenend te werk gegaan. Ze hebben bewust gekozen voor een kwetsbaar slachtoffer, een vrouw van 84 jaar die ze ook kenden, want ze kochten wel eens sigaretten bij haar en noemden haar ‘oma’. De overval heeft grote gevolgen gehad voor het slachtoffer. Sinds de overval heeft ze bij het lopen een rollator nodig. Angstgevoelens hebben ertoe geleid dat ze sinds de overval haar winkel pas om 9.00 uur opent wanneer het drukker is op straat. Als er klanten in de winkel komen die qua postuur lijken op verdachten, schrikt ze nog altijd. Ook in de samenleving heeft deze overval een grote impact gehad en veel verontwaardiging opgeroepen. Verdachten kozen expres een kleine winkel uit, waar geen bewakingscamera’s hangen. Juist voor kleine ondernemers is het dan ook moeilijker om zich tegen dit soort overvallen te verweren. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij betrokken was bij dit zeer ernstige feit dat, gelet op de kwetsbaarheid van het slachtoffer, bijzonder laf is te noemen. Voor feiten als deze is in beginsel een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur een passende sanctie.
Alhoewel er geen reden is om ten aanzien van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen, houdt de rechtbank wel rekening met de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat verdachte niet eerder veroordeeld is wegens vergelijkbare delicten.
Voorts houdt de rechtbank in de strafmaat rekening met het rapport van 28 oktober 2011 van F.M. Vuister, psycholoog, en de over verdachte uitgebrachte rapportages van de reclassering.
Volgens psycholoog Vuister is verdachte bezig om een persoonlijkheidsstoornis te ontwikkelen waarvoor behandeling en begeleiding nodig is. De psycholoog adviseert in eerste instantie een ambulante behandeling bij GGZ Emergis met toezicht door de reclassering. De psycholoog concludeert dat verdachte ten tijde van het feit als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank neemt deze conclusie over en houdt daarmee rekening bij het bepalen van de straf.
In de rapportage van 14 november 2011 sluit de reclassering zich grotendeels aan bij het advies van de psycholoog met dien verstande dat de reclassering behandeling door de instelling De Waag adviseert alsmede een aantal extra voorwaarden zoals een meldingsgebod en een contactverbod met het slachtoffer alsmede een locatieverbod voor de plaats delict.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat tevens rekening met het feit dat zij verdachte vrijspreekt van het medeplegen van de overval en hem veroordeelt wegens medeplichtigheid, zodat de straf lager is dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal, al het voorgaande in overweging nemend, aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest opleggen, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde toezicht door Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling. De rechtbank zal ook een contactverbod met [slachtoffer] opleggen, gezien de persoon van het slachtoffer, haar hoge leeftijd en haar uitdrukkelijke wens geen contact te hebben met de verdachte. Gelet op dit contactverbod acht de rechtbank een locatieverbod niet van toegevoegde waarde zodat dit niet wordt opgelegd. Tot slot zal de rechtbank verdachte veroordelen tot het verrichten van een werkstraf van 240 uur.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.202,30 voor het ten laste gelegde feit, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en vordert de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag hoofdelijk aan verdachte op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade van € 1.202,30 een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit, waarvan € 602,30 ter zake van materiële schade, te weten € 349,30 voor sigaretten, € 153,00 voor shag en € 100,00 aan contanten en € 600,00 aan immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk aan verdachte opleggen alsmede de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 augustus 2011.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte het feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 48, 49, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1 subsidiair: medeplichtigheid aan diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 245 (tweehonderdvijfenveertig) dagen, waarvan 180 (honderdtachtig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland (RN), ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling en/of begeleiding bij GGZ Emergis, De Waag of een andere soortgelijke instelling;
* dat verdachte gedurende de proeftijd direct noch indirect op welke wijze dan ook contact zoekt of opneemt met [slachtoffer], geboren [1927];
- draagt Reclassering Nederland op om aan verdachte hulp en steun te geven bij den naleving van de voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt in dit verband vast dat verdachte aldus de opgelegde vrijheidsstraf reeds heeft ondergaan, voorzover het voorarrest niet op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 (tweehonderdveertig) uur;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte, zulks met onmiddellijke ingang;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], van een schadevergoeding van € 1.202,30 , waarvan € 602,30 ter zake van materiële schade en € 600,00 ter zake van immateriële schade; vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, verdachte in zoverre niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 1.202,30 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 22 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, verdachte in zoverre niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Haesen, voorzitter, mr Nomes en mr. De Roos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meester, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 januari 2012.