draagkracht man
4.5 Voor wat betreft de draagkracht van de man over de jaren 2004 en verder, wordt uitgaande van de door hem bij brief van 15 juni 2011 overgelegde draagkrachtberekening 2010, voorzover deze door de vrouw en de dochter niet is betwist, het volgende overwogen.
Uitgegaan wordt van de wisselkoers op 26 juni 2011, zoals door de man ter zitting onweersproken aangevoerd in zijn pleitnotitie, te weten 1 SRD = 0,21422 Euro.
Voor wat betreft de inkomsten van de man heeft het volgende te gelden.
De vrouw en de dochter hebben aangegeven dat de man inzicht dient te geven in zijn belastingaanslagen en aangiften. Zij stellen daartoe dat zij, gelet op de door de man overgelegde verklaring van de belastingdienst en de als productie 2 overgelegde salarisspecificatie van de man, de indruk hebben dat de man aftrekposten heeft. De man ontkent niet dat er in Suriname belastingaanslagen worden opgelegd, maar stelt dat personen die loon uit dienstbetrekking ontvangen hiervan worden uitgezonderd. Hij stelt niet aangifteplichtig te zijn en kan derhalve geen aangiften of aanslagen overleggen. Hij verwijst naar de door hem bij brief van 15 juni 2011 overgelegde verklaringen van de belastingdienst Suriname (van 2009 en 2010) waaruit volgens hem volgt dat er geen verdere aanslagen zijn geweest. De rechtbank zal, nu de in de verklaring van de inspekteur van de belastingdienst - waarnaar de man verwijst - genoemde bedragen van SRD 4.807,19 aan belasting en SRD 1.227,49 aan premie AOV overeenkomen met de in de loonopgaven daarvoor opgenomen bedragen en mede gelet op de door de vrouw overgelegde toelichting op het Surinaamse belastingsysteem (door de man ingebracht in de appelprocedure), voor wat betreft de inkomsten van de man over de jaren 2004 en verder uitgaan van de door de man overgelegde loonopgaven. Conform de man in zijn berekening heeft aangegeven, gaat de rechtbank uit van de in de loonopgaven vermelde bruto bedragen, waarbij salaris, vakantie-uitkering, bonus en incentive worden opgeteld.
Voorts blijkt uit de overgelegde loonopgaven dat de man ieder jaar een auto/bromfiets toelage en representatiekosten ontvangt. De man heeft aangegeven dat deze vergoedingen onbelaste onkostenvergoedingen betreffen waar tegenover werkelijke kosten staan. Hij stelt dat hij verplicht is een uniform aan te schaffen voor zijn baan als toezichthouder op een bananenplantage. Voorts heeft hij aangegeven dat de bananenplantage waar hij werkt midden in Paramaribo ligt en hij om daar te komen zijn eigen auto gebruikt. Voorts stelt hij dat deze vergoedingen ook in de Nederlandse situatie niet in de draagkrachtberekening worden meegenomen en dat het niet redelijk is om het totaalbedrag aan onbelaste onkostenvergoedingen als inkomen aan te merken. Gelet op de in de loonopgaven genoemde auto/bromfiets toelage en representatiekosten is de rechtbank met de vrouw en dochter van oordeel dat deze kosten ten opzichte van het bruto salaris zoals aangegeven in die loonopgaven, erg hoog zijn. De man heeft niet aangetoond dat hij die kosten tot de hoogte van de in de loonopgaven aangegeven toelage en representatiekosten heeft gemaakt. De rechtbank acht het aannemelijk dat enige autokosten en representatiekosten door de man worden gemaakt, zodat in redelijkheid aan reiskosten wordt meegenomen SRD 1.000,00 per jaar en aan representatiekosten SRD 750,00 per jaar. Derhalve een totaalbedrag aan onkosten van SRD 1.750,00 per jaar over de jaren 2004 en verder. Van de inkomsten worden afgetrokken de Loonbelasting en AOV premie zoals vermeld op de loonopgaven.
Voorts heeft voor wat betreft de lasten van de man het volgende te gelden.
Voor wat betreft de bijstandnorm wordt als volgt overwogen. De vrouw en dochter stellen dat de Nederlandse bijstandsnorm niet kan worden betrokken in de berekening van de draagkracht aangezien die norm in Suriname niet geldt. De kosten van levensonderhoud en de levensstandaard zijn in Suriname lager. De man stelt dat de zogeheten Big Mac Index van toepassing is. Hij geeft aan dat dit een methode is, ontworpen door ‘The economist’ - een respectabel financieel-economisch weekblad uit Groot-Brittannië - waarmee het financiële levenspeil tussen de verschillende landen vergeleken kan worden. De Big Mac is een soort “mandje” van producten en geeft een redelijke doorsnee van het prijsniveau in een economie. De methode gaat ervan uit dat een Bic Mac in elk land ongeveer even duur moet zijn zodat er aan de hand van de vergelijking tussen de prijzen vastgesteld kan worden wat de waarde (gezien vanuit de levensstandaard) van een Nederlands bedrag is als je het omrekent naar het Surinaamse. De man rekent de bijstandsnorm van Nederland om naar een Surinaams bedrag dat dezelfde waarde vertegenwoordigt, gebaseerd op de verschillen in levensstandaard in beide landen. Een Big Mac kost in Suriname SRD 11.25, omgerekend € 2,47. In Nederland kost een Big Mac € 3,15 zodat het levenspeil in Suriname ongeveer 2/3 van het levenspeil in Nederland bedraagt. De rechtbank gaat uit van de door de man aangevoerde Big Mac methode, nu deze door de vrouw en dochter onvoldoende gemotiveerd is betwist en de rechtbank niet onredelijk voorkomt.
Hieruit volgt dat de rechtbank 2/3 van de Nederlandse bijstandsnorm zal toepassen. Voor wat betreft de woonlasten heeft het volgende te gelden. Met de door de man in zijn berekening opgevoerde SRD 222,00 wordt geen rekening gehouden. Deze kosten betreffen, gelet op het verzoekschrift van de man, kosten van telefoon, water, elektra en gas en zijn voor een gedeelte verdisconteerd in de op de man van toepassing zijnde bijstandsnorm. Met het overige deel van de kosten wordt, conform trema, geen rekening gehouden.
Gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gekomen en gezien het door de vrouw en dochter als bijlage 3 van productie 2 bij het verweerschrift overgelegde stuk waaruit volgt een woonlast van de man van USD 209,-- zijnde SRD 585,-- per maand, wordt gerekend met de helft aangezien de man de woonlasten kan delen met zijn partner, zijnde SRD 293,--,
= € 68,-- per maand. Voorts volgt uit het vorenstaande dat gerekend wordt met 2/3 van de Nederlandse basishuur.
In het licht van het verweer van de vrouw en de dochter wordt geen rekening gehouden met de door de man opgevoerde studiekosten van 400,00 SRD per jaar. Ter zitting is namens de man aangevoerd dat de man deze studie diende te volgen voor zijn huidige baan. Nu deze stelling op geen enkele wijze is onderbouwd, is de noodzaak van de studie niet vast komen te staan.
Gelet op de Tremanormen wordt van de draagkrachtruimte 70% beschikbaar geacht voor kinderalimentatie.
Nu tussen partijen als onweersproken vaststaat dat de man nog twee minderjarige kinderen heeft waarvoor hij onderhoudsplichtig is, wordt de ruimte over de vier kinderen gelijk verdeeld.