ECLI:NL:RBMID:2012:BV2662
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Nomes
- A. Haesen
- B. Batenburg-van Rijswijk
- Rechtspraak.nl
Horen van minderjarige slachtoffers in zedenzaken en heropening van onderzoek naar onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg, staat de vraag centraal of het openbaar ministerie heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) met betrekking tot het horen van minderjarige slachtoffers in zedenzaken. De rechtbank oordeelt dat het openbaar ministerie, hoewel het slachtoffer pas kort voor de zitting is gehoord, voldoende heeft gedaan om de belangen van de minderjarige te waarborgen. De verdediging stelt echter dat de minderjarige niet op de juiste wijze is gehoord, wat zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank verwerpt dit verweer en stelt vast dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging.
Daarnaast is er een discussie over de rechtmatigheid van het verkregen bewijsmateriaal. De verdediging voert aan dat het bewijs onrechtmatig is verkregen, omdat er geen geldige machtiging was voor het afluisteren van telefoongesprekken vóór 21 april 2010. De officier van justitie stelt dat het onderzoek Grashoek gebruik heeft gemaakt van informatie uit een eerder onderzoek, Dalfsen, en dat de benodigde machtigingen aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de originele bevelen en machtigingen niet bij de processtukken zijn gevoegd, wat van belang kan zijn voor de verdediging. Daarom gelast de rechtbank de toevoeging van het BOB-dossier van het onderzoek Dalfsen aan de processtukken en heropent het onderzoek.
De rechtbank besluit het onderzoek te schorsen tot een nader te bepalen datum, zodat de officier van justitie de benodigde stukken kan toevoegen. Dit tussenvonnis is uitgesproken op 2 februari 2012, waarbij de rechtbank de belangen van de minderjarige en de rechtmatigheid van het bewijs zorgvuldig afweegt.