parketnummer: 12/700143-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 februari 2012
[verdachte],
geboren op [1993],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in p.i. Middelburg, locatie Torentijd te 4337 PE Middelburg, Torentijdweg 1,
ter terechtzitting verschenen,
raadsman mr. Ben-Saddek, advocaat te Rotterdam,
ter terechtzitting aanwezig.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 januari 2012, waarbij de officier van justitie mr. Van der Hofstede en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 april 2011 te Vlissingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer hoeveelhe(i)d(en) geld en/of één of
meer hoeveelhe(i)d(en) goud en/of een portemonnee met inhoud (waaronder een hoeveelheid geld), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan Gold & Cash (gevestigd aan de [adres] te Antwerpen) en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, hebben/heeft getoond, en/of
- een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 3]
hebben/heeft gestoken/gericht, en/of
- met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, op die [slachtoffer 5] zijn/is afgelopen en/of dit mes, althans dit scherp/puntige voorwerp, voor het gezicht van die [slachtoffer 5] hebben/heeft gehouden, en/of
- met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, achter die [slachtoffer 2] zijn/is aangerend/aangelopen, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben/heeft getoond, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de borst, althans op het lichaam, van die [slachtoffer 5] gericht, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het lichaam van die [slachtoffer 6] gericht en/of (hierbij) het vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp, hebben/heeft doorgeladen, althans zo
hebben/heeft doen overkomen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 6] hebben/heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- een portemonnee (met inhoud) uit een hand/de handen van die [slachtoffer 1]
hebben/heeft gerukt/getrokken, en/of
- bij en/of gedurende voormelde handeling(en) meermalen, althans eenmaal
hebben/heeft geroepen: "Laat alles vallen en naar daar", en/of "Meekomen,
meekomen", en/of "Geld, geld, dit is een overval", en/of "Geld, geld, geef
me geld", en/of "Opschieten, je hebt nog 2 seconden';
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 15 april 2011 te Vlissingen tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 1] heeft gedwongen
tot de afgifte van één of meer hoeveelhe(i)d(en) geld en/of één of meer
hoeveelhe(i)d(en) goud en/of een portemonnee met inhoud (waaronder een
hoeveelheid geld), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan Gold & Cash (gevestigd aan de [adres] te
Antwerpen) en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] een mes, althans een scherp/puntig voorwerp,
hebben/heeft getoond, en/of
- een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 3]
hebben/heeft gestoken/gericht, en/of
- met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, op die [slachtoffer 5] zijn/is
afgelopen en/of dit mes, althans dit scherp/puntige voorwerp, voor het
gezicht van die [slachtoffer 5] hebben/heeft gehouden, en/of
met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, achter die [slachtoffer 2] zijn/is
aangerend/aangelopen, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
hebben/heeft getoond, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de borst,
althans op het lichaam, van die [slachtoffer 5] gericht, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het
lichaam van die [slachtoffer 6] gericht en/of (hierbij) het vuurwapen, althans dat
op een vuurwapen gelijkende voorwerp, hebben/heeft doorgeladen, althans zo
hebben/heeft doen overkomen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, althans met een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, op en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 6]
hebben/heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- een portemonnee (met inhoud) uit een hand/de handen van die [slachtoffer 1]
hebben/heeft gerukt/getrokken, en/of
- bij en/of gedurende voormelde handeling(en) meermalen, althans eenmaal
hebben/heeft geroepen: "Laat alles vallen en naar daar", en/of "Meekomen,
meekomen", en/of "Geld, geld, dit is een overval", en/of "Geld, geld, geef
me geld", en/of "Opschieten, je hebt nog 2 seconden';
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
en voor zover ter zake het onder 1 tenlastegelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, ter zake dat
[medeverdachte] en/of één of meer (nog onbekend gebleven) perso(o)n(en) op of omstreeks 15 april 2011 te Vlissingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer hoeveelhe(i)d(en) geld en/of één of meer hoeveelhe(i)d(en) goud en/of een portemonnee met inhoud (waaronder een hoeveelheid geld), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan Gold & Cash (gevestigd aan de [adres] te Antwerpen) en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of één of meer (nog onbekend gebleven) perso(o)n(en), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte] en/of één of meer (nog onbekend gebleven) perso(o)n(en):
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] een mes, althans een scherp/puntig voorwerp,
hebben/heeft getoond, en/of
- een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 3]
hebben/heeft gestoken/gericht, en/of
- met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, op die [slachtoffer 5] zijn/is
afgelopen en/of dit mes, althans dit scherp/puntige voorwerp, voor het
gezicht van die [slachtoffer 5] hebben/heeft gehouden, en/of
- met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, achter die [slachtoffer 2] zijn/is
aangerend/aangelopen, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
hebben/heeft getoond, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de borst,
althans op het lichaam, van die [slachtoffer 5] gericht, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het
lichaam van die [slachtoffer 6] gericht en/of (hierbij) het vuurwapen, althans dat
op een vuurwapen gelijkende voorwerp, hebben/heeft doorgeladen, althans zo
hebben/heeft doen overkomen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, althans met een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, op en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 6]
hebben/heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- een portemonnee (met inhoud) uit een hand/de handen van die [slachtoffer 1]
hebben/heeft gerukt/getrokken, en/of
- bij en/of gedurende voormelde handeling(en) meermalen, althans eenmaal
hebben/heeft geroepen: "Laat alles vallen en naar daar", en/of "Meekomen,
meekomen", en/of "Geld, geld, dit is een overval", en/of "Geld, geld, geef
me geld", en/of "Opschieten, je hebt nog 2 seconden',
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 15 april 2011 te Vlissingen en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door het plan/voornemen om bovengenoemd feit te plegen mede (planmatig) uit te denken
en/of een scooter/bromfiets ter beschikking te stellen en/of deze scooter/bromfiets (enigszins) onherkenbaar te maken (door het beplakken/afplakken met vuilniszakken, althans een dergelijk goed) en/of door het wegzetten van deze scooter/bromfiets op een afgesproken plek;
[medeverdachte] en/of één of meer (nog onbekend gebleven) perso(o)n(en) op of omstreeks 15 april 2011 te Vlissingen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van één of meer hoeveelhe(i)d(en) geld en/of één of meer hoeveelhe(i)d(en) goud en/of een portemonnee met inhoud (waaronder een hoeveelheid geld), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan Gold & Cash (gevestigd aan de [adres] te Antwerpen) en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of één of meer (nog onbekend gebleven) perso(o)n(en), welk geweld
en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte] en/of één of meer (nog onbekend gebleven) perso(o)n(en):
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] een mes, althans een scherp/puntig voorwerp,
hebben/heeft getoond, en/of
- een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 3]
hebben/heeft gestoken/gericht, en/of
- met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, op die [slachtoffer 5] zijn/is
afgelopen en/of dit mes, althans dit scherp/puntige voorwerp, voor het
gezicht van die [slachtoffer 5] hebben/heeft gehouden, en/of met een mes, althans een
scherp/puntig voorwerp, achter die [slachtoffer 2] zijn/is
aangerend/aangelopen, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
hebben/heeft getoond, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de borst,
althans op het lichaam, van die [slachtoffer 5] gericht, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het
lichaam van die [slachtoffer 6] gericht en/of (hierbij) het vuurwapen, althans dat
op een vuurwapen gelijkende voorwerp, hebben/heeft doorgeladen, althans zo
hebben/heeft doen overkomen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, althans met een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, op en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 6]
hebben/heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- een portemonnee (met inhoud) uit een hand/de handen van die [slachtoffer 1]
hebben/heeft gerukt/getrokken, en/of
- bij en/of gedurende voormelde handeling(en) meermalen, althans eenmaal
hebben/heeft geroepen: "Laat alles vallen en naar daar", en/of "Meekomen,
meekomen", en/of "Geld, geld, dit is een overval", en/of "Geld, geld, geef me geld",
en/of "Opschieten, je hebt nog 2 seconden',
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 15 april 2011 te Vlissingen en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door het plan/voornemen om bovengenoemd feit te plegen mede (planmatig) uit te denken
en/of een scooter/bromfiets ter beschikking te stellen en/of deze scooter/bromfiets (enigszins) onherkenbaar te maken (door het beplakken/afplakken met vuilniszakken, althans een dergelijk goed) en/of door het wegzetten van deze scooter/bromfiets op een afgesproken plek;
hij op of omstreeks 15 april 2011 te Vlissingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer perso(o)n(en), [medeverdachte] en/of
één of meer (nog onbekend gebleven) perso(o)n(en), die schuldig was/waren aan of verdachte(n) was/waren van het misdrijf genoemd onder artikel 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, althans enig strafbaar feit, heeft verborgen en/of behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie, immers hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader(s) één of meer goed(eren) tijdens de vlucht van één of meer van bovengenoemde perso(o)n(en) overgenomen/aangenomen wat het vluchten van één of meer van die perso(o)n(en) (aanzienlijk) makkelijker maakte;
hij op of omstreeks 15 april 2011 te Vlissingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, nadat er op of omstreeks 15 april 2011 te Vlissingen, het misdrijf was gepleegd van artikel 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, althans nadat er enig misdrijf was gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een of meer voorwerpen
waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd of andere sporen van dat misdrijf heeft vernietigd en/of weggemaakt en/of verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrokken, immers hebben/heeft verdachte
en/of zijn mededader(s) een scooter/bromfiets en/of enig(e) goed(eren) welke hierop was/waren bevestigd verborgen en/of weggemaakt;
hij op of omstreeks 21 april 2010 te Tegelen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motorscooter, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan een (nog) onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 2 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 21 april 2010 tot en met 17 mei 2011 te Venlo en/of Vlissingen, in elk geval in Nederland, een motorscooter heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die motorscooter wist of redelijkrwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 15 april 2011 te Vlissingen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen van categorie II of III, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
art 55 lid 3 ahf/ond b Wet wapens en munitie
en voor zover terzake het onder 3 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 15 april 2011 te Vlissingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) lucht-, gas- of veerdrukwapen, zijnde (een) voorwerp(en) als bedoeld in de categorie IV onder 4 van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 27 lid 1 Wet wapens en munitie
en voor zover terzake het onder 3 subsidiair telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 15 april 2011 te Vlissingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een nepvuurwapen/op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zijnde (een)
voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
hij op of omstreeks 15 april 2011 te Vlissingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie I onder 1, te weten een mes, althans te weten onder 7°, te weten een op een mes gelijkend
voorwerp, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) wapen(s) dat voor bedreiging of afdreiging geschikt is voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
hij op of omstreeks 17 mei 2011 te Vlissingen (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een speelgoedrevolver (merk Lone Star (klappertjes)), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen
een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
hij op of omstreeks 17 mei 2011 te Vlissingen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een immitatie revolver (merk Colt (gasaansteker)), zijnde (een)
voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 primair ten laste gelegde diefstal en afpersing met geweld. Hij baseert zich daarbij op de verklaringen van de getuigen, die in grote lijnen met elkaar overeenstemmen. Daaruit kan een signalement van de daders worden gedestilleerd: twee licht getinte Marokkaanse mannen van ongeveer 1.70 à 1.80 meter lang met een Marokkaans/buitenlands accent en donkere kleding, waarbij dader 1 een bivakmuts op had en een vuurwapen had en dader 2 een pet op had met daarover een capuchon en een mes. Dader 1 lijkt iets gezetter en groter te zijn dan dader 2. Ook al zijn de verdachten niet herkend, zij blijven binnen dit signalement passen en worden door het signalement ook niet uitgesloten als daders. Er zijn echter ook afwijkende verklaringen. Zo verklaart getuige [A] dat één van de daders een Antilliaan was met dreadlocks. In haar verklaring zitten verschillende discrepanties. Zij haalt bijvoorbeeld de daders door elkaar voor wat betreft het wapen dat zij bij zich hebben.
De officier van justitie merkt op dat het aan de hand van de vele getuigen, die allemaal een deel van de gebeurtenissen hebben gezien, mogelijk is om een goed beeld te vormen van de overval en de vluchtroute van de daders. Het spoor is te volgen vanaf vlak voor de entree in hotel Piccard tot het aantreffen van de scooter in de brandgang en het brandje in het speeltuintje. De daders zijn enkele minuten in hotel Piccard geweest. Daarna begint de route met de vlucht te voet achter hotel Piccard richting de Schuitvaartgracht. Vandaar wordt een scooter gebruikt die is afgeplakt met vuilniszakken en waarop twee donkergeklede mannen met gezichtsbedekking wegrijden. Eén getuige ziet dat een persoon, nadat de scooter gestald is, iets op het dak van een schuurtje gooit. Later blijkt dat dit de kentekenplaat van de scooter is en een vuilniszak met tape. Volgens de officier van justitie staat buiten twijfel dat de aangetroffen scooter eigendom is van verdachte en dat dit de scooter betreft waarop de daders van de overval zijn gevlucht, hetgeen door verdachte ook niet ter discussie wordt gesteld. De officier van justitie acht het geschetste alternatieve scenario, dat is gebaseerd op de verklaring van verdachte dat zijn scooter die ochtend gestolen is onaannemelijk. Deze verklaring wordt door niets bevestigd. De scooter is bovendien zonder braaksporen aangetroffen, terwijl hij was afgesloten middels het stuurslot. Dit betekent dat de dader de sleutel zou moeten hebben. Er is maar één sleutel beschikbaar en die is in het bezit van verdachte. In een tijdsbestek van ongeveer een uur zou de dader de scooter moeten hebben weggenomen, met vuilniszakken hebben beplakt, weggezet en naar hotel Piccard zijn gegaan om de goudbeurs daar te overvallen. De officier van justitie acht dit zeer onlogisch. Waarom zou de dader de moeite hebben genomen om de scooter af te plakken? De officier van justitie zou denken dat de dader juist de verdenking van zich zou afhalen door de scooter van verdachte onbeplakt te gebruiken. Verdachte daarentegen had er alle belang bij om de opvallende scooter te beplakken om herkenning en herleiding te voorkomen. Om deze reden zijn er ook spullen verbrand. Op onderdelen van de scooter worden sporen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen. Op de op het schuurtje met het kentekenplaatje aangetroffen vuilniszak wordt het DNA-profiel van verdachte aangetroffen en op de tape op een vuilniszak is een dactyloscopisch spoor van medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen. Hoe komt de dader ook aan de vuilniszakken die door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dagen eerder tijdens het klussen zijn gebruikt? Aannemelijk is dat deze sporen enkel op dat voorwerp en op die plaats terechtkomen indien er een aandeel in de overval bestaat.
De officier van justitie acht tevens van betekenis dat medeverdachte [medeverdachte] vlak voor en vlak na de overval contact heeft gehad met verdachte. De telefoons van beide verdachten zijn op 15 april 2011 diverse keren op locaties in Zeeuws-Vlaanderen aangestraald. De telecomgegevens duiden er dus op dat verdachten die dag samen zijn geweest en beide verdachten verklaren daar leugenachtig over. De medeverdachte [medeverdachte] is bovendien op de bewuste dag in Terneuzen gesignaleerd. De verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn op geen enkele wijze verifieerbaar. Verdachte heeft geen sluitend alibi. Hij heeft verklaard dat hij op 15 april 2011 de hele dag samen met iemand in Goes is geweest, maar wil de naam van die persoon niet noemen, omdat die persoon niet met de politie in aanraking wil komen. Verdachte riskeert dus liever een gevangenisstraf van vier of vijf jaar. Ook weet verdachte niet wie op school in Middelburg de sleutels voor hem uit zijn kluisje heeft gehaald. De officier van justitie is van mening dat als verdachte inderdaad niets met de overval te maken heeft hij er alles aangedaan zou hebben om te achterhalen en te laten zien wie dat is geweest.
Feit 2
De officier van justitie is van mening dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de motorscooter heeft gestolen zoals primair aan hem is ten laste gelegd. Er is een aangifte van diefstal. Verder is de motorscooter bij de doorzoeking in de tuin van de woning van verdachte aangetroffen. Verdachte zegt de motorscooter in Limburg te hebben gekocht via een advertentie op internet. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij € 600,00 heeft betaald, maar ter terechtzitting zegt hij dat dit onder druk was en dat hij het niet meer weet. De motorscooter is geleverd zonder papieren. Hij zegt daarna wel te hebben geïnformeerd of deze niet gestolen was, maar dat is wat de officier van justitie betreft te laat. Hij is van mening dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling.
Feit 3 en 4
De officier van justitie acht deze feiten wettig en overtuigend te bewijzen met dien verstande dat hij vordert dat verdachte voor het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij baseert zich daarbij op de getuigenverklaringen waaruit blijkt dat de verdachten bij de overval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes bij zich hadden.
Feit 5 en 6
De officier van justitie acht tot slot ook de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, nu deze vuurwapens zijn aangetroffen in de kapsalon respectievelijk de woning van verdachte. Uit het proces-verbaal blijkt dat deze voorwerpen kunnen worden gekwalificeerd als op een vuurwapen gelijkend.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 ten laste gelegde, nu het overtuigend bewijs dat verdachte bij de overval betrokken was ontbreekt, en wijst daarbij op het volgende. Het dossier bevat allereerst geen direct bewijs dat verdachte ten tijde van de overval bij hotel Piccard is geweest. Het bewijs richt zich met name op de gebruikte scooter en de aangetroffen DNA-sporen. Verdachte heeft hier aannemelijke verklaringen voor. Verdachte heeft vanaf het eerste contactmoment met de politie verklaard dat zijn scooter op 15 april 2011 is gestolen. Zijn verklaringen daarover zijn consistent. Hij was de sleutel van zijn scooter eerder kwijtgeraakt, hetgeen door [betrokkene 1] wordt bevestigd. Verdachte heeft in de spelletjeshal gevraagd of zijn sleutel was gevonden. Iedereen kent de scooter van verdachte. Het is niet ondenkbaar dat de latere dader(s) de sleutel heeft gevonden en deze onder zich heeft gehouden om op een later moment de scooter te stelen. Het is volgens de verdediging ook volstrekt ongeloofwaardig dat verdachte zijn opvallende rode scooter voor de overval zou gebruiken in plaats van de andere scooter die hij had staan.
Verder heeft er sporenonderzoek plaatsgevonden op stukken plastic waarmee de scooter afgeplakt was, maar daarop zijn geen vingerafdrukken van verdachte aangetroffen. Het DNA-spoor van verdachte op het kentekenplaatje zou kunnen worden verklaard doordat verdachte dit eerder op de scooter heeft bevestigd. Het is zeer wel mogelijk dat hij zich daarbij heeft gesneden. Er is geen anciënniteit van het DNA-spoor geleverd. Met betrekking tot de schoen van verdachte die op de vluchtroute van de daders is aangetroffen, die overigens niet voldoet aan de omschrijving die getuige [L] van de door één van de daders gedragen schoen geeft, wijst de verdediging op het feit dat op de schoenveter ook sporen van een ander dan verdachte zijn aangetroffen. Zij sluit niet uit dat de daders de schoen op de vluchtroute hebben gelegd om een dwaalspoor te creëren.
Ten aanzien van de zendmastgegevens van T-mobile blijkt uit het dossier dat deze onbetrouwbaar zijn voor wat betreft de positionering van de zendmasten en derhalve dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Verdachte ontkent in Clinge en/of Hulst te zijn geweest.
Met betrekking tot de door getuigen gegeven signalementen van de daders stelt de verdediging zich op het standpunt dat alleen de verklaring van getuige [A] gebruikt kan worden voor het bewijs. Zij is de enige getuige die de daders in het gezicht heeft gezien. De overige verklaringen zijn besmet door hetgeen de getuigen voorafgaand aan hun verhoor hebben besproken.
Tot slot wijst de verdediging op een aantal bewijsmiddelen dat de onschuld van verdachte onderbouwt dan wel contra-indicaties voor zijn schuld oplevert, te weten de observatie van verdachte, waarbij niets ter zake dienend is waargenomen, het buurtonderzoek, de doorzoeking, de tapgesprekken, de foslo-confrontatie, en de verklaringen van [I], [J], [K] en [L].
Feit 2
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde kan komen. Het subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte heeft weliswaar na de aankoop van de motorscooter onderzoek gedaan naar de herkomst, maar dit was te laat. Zij refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de kwalificatie: opzetheling of schuldheling.
Feit 3 en 4
De verdediging betoogt vrijspraak voor deze feiten, gelet op de door haar bepleite vrijspraak voor feit 1.
Feit 5
De verdediging is van mening dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Ter toelichting merkt de verdediging op dat de risicoaansprakelijkheid niet dusdanig groot is dat alle voorwerpen die in de kapperszaak aanwezig zijn aan verdachte kunnen worden toegerekend dan wel dat hij moest weten dat deze daar lagen.
Feit 6
Dit feit kan naar de mening van de verdediging wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank benoemt uit de bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 15 april 2011 omstreeks 11.10 uur heeft er op een goudbeurs van de firma Gold @ Cash in hotel Piccard te Vlissingen een gewapende overval plaatsgevonden .
Getuige [A] zag kort daarvoor twee jongens lopen op het trottoir naast hotel Piccard. Eén van die jongens liep hard het hotel in via de hoofdingang. Ook de tweede jongen liep met een versnelling het hotel binnen achter de andere jongen aan. Zij waren donker gekleed. Zij zag dat de tweede jongen in het halletje een capuchon over zijn hoofd trok. Binnen hoorde zij een hoop geschreeuw.
Getuige [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zaten die ochtend achter de balie van hotel Piccard. Via de hoofdingang kwam een man met een bivakmuts en een vuurwapen in zijn hand het hotel binnen. Deze man liep gelijk door naar de zaal, waar het bedrijf Gold @ Cash zat. Kort daarop kwam via de hoofdingang nog een man het hotel in. Deze man had zijn capuchon heel strak om zijn hoofd vastgemaakt en had een mes in zijn hand. Hij stak het mes over de balie en wees daarmee naar [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en riep steeds ‘meekomen, meekomen’. Ook riep hij ‘laat alles vallen en naar daar’. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] liepen met deze man de zaal in. [slachtoffer 2] is richting de uitgang gerend. Zij merkte dat de man met het mes even achter haar aan kwam.
In de zaal van hotel Piccard waren [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] namens de firma Gold @ Cash uit Antwerpen vanaf 10.00 uur bezig met de taxatie van goud. Tegenover [slachtoffer 5] aan tafel bevonden zich [slachtoffer 1] en zijn echtgenote, die goud wilden laten taxeren. Op een gegeven moment kwam er een jonge man met een bivakmuts en een vuurwapen in zijn hand de zaal binnen. Deze man liep richting [slachtoffer 6] en riep ‘Geld, geld dit is een overval’ en ‘geld, geld, geef me geld’.
Hierna kwam de man met het mes samen met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] eveneens de zaal in. Kort daarna richtte de man het vuurwapen op [slachtoffer 6] en riep nogmaals ‘geld, geld’. Hij gaf [slachtoffer 6] een duw, liep vervolgens naar [slachtoffer 5] en richtte het vuurwapen op haar borst en riep ‘geld’. [slachtoffer 1] had zijn portemonnee in zijn hand, welke door de man met het vuurwapen uit zijn handen werd gegrist. De man met het vuurwapen liep weer naar [slachtoffer 6], richtte het vuurwapen op hem, laadde het door en trok de bovenkant van het wapen naar achteren. Daarbij zei hij ‘opschieten, je hebt nog twee seconden’. Vervolgens sloeg de man met het vuurwapen hem meerdere malen, ook met de hand waarin hij het vuurwapen vast had. De mannen liepen vervolgens naar [slachtoffer 5], waarbij de man met het mes dit mes met de punt dreigend naar haar gezicht richtte. Zij heeft de koffer opengemaakt en de man met het vuurwapen geld gegeven. Deze man graaide zelf ook in de koffer en pakte geld en zakjes met goud. Vervolgens zijn de overvallers weggerend.
Getuige [A] zag de jongens na enige tijd weer uit het hotel komen. Ook getuige [B] zag de jongens naar buiten komen. Zij renden weg in de richting van de Leeuwentrap. Getuige [C] zag in het park aan de Koudekerkseweg twee jongens komen aanrennen. Zij hadden hun gezicht bedekt. Zij renden een brandgang in, waar een bordeaux rode scooter stond. Die jongens reden snel weg met die scooter. Verschillende getuigen hebben de scooter in de brandgang tussen de Schuitvaartgracht en de Koudekerkseweg zien staan dan wel zien rijden met twee personen erop. Getuige [D] zag dat de scooter was ingepakt met vuilniszakken welke vast getapet waren. Getuige [E] zag dat de scooter zwart van kleur was. Hij zag twee jongens met een capuchon over hun hoofd en in donkere kleding aan komen rennen, op de scooter springen en wegrijden. Getuige [F] en [G] zagen een rode scooter met daarop twee personen rijden. De scooter was ingepakt met zwarte vuilniszakken. Zij zagen dat ze het speeltuintje achter de Gerard Rietveldstraat inreden. Vervolgens zagen zij rook uit het speeltuintje komen. [F] zag korte tijd later een scooter staan in de brandgang van de [adres] en herkende deze als de scooter waarop hij eerder de twee personen had zien rijden. Getuige [H] hoorde een scooter aankomen in de brandgang aan de achterzijde van haar woning aan de [adres]. Zij hoorde dat de scooter op de standaard werd gezet en dat iemand wegrende. Vervolgens zag zij dat er meerdere malen iets in de lucht werd gegooid en dat er iets op het dak van een van de schuurtjes terechtkwam.
In de brandgang achter de [adres] is vervolgens door de politie een rode scooter aangetroffen. De scooter stond op het stuurslot. Op aanwijzingen van [H] is op een schuurdak in de brandgang de kentekenplaat van de scooter aangetroffen. De kentekenplaat lag deels op een stuk vuilniszak met daarop stukken doorzichtig tape, welke zak de vorm van de kentekenplaat had. De indruk bestaat dat de kentekenplaat met deze vuilniszak afgeplakt is geweest. Het kenteken staat op naam van verdachte.
De getuigen geven een signalement van de daders aan de politie door. Hoewel de verklaringen van de getuigen niet op alle punten met elkaar overeenkomen voor wat betreft het signalement van de daders, kan daar wel uit worden afgeleid dat het gaat om twee jonge, lichtgetinte jongens, welke waren gekleed in donkere kleding. Eén dader had een bivakmuts op en een vuurwapen vast en de andere dader had een petje op met daarover heen een capuchon die strak rond zijn hoofd was getrokken en een mes vast. De rechtbank passeert hierbij het verweer van de verdediging dat alleen het door [A] gegeven signalement gebruikt zou kunnen worden en dat de andere getuigen besmet zouden zijn. De rechtbank gaat er namelijk van uit dat [A] de daders zo kort heeft gezien dat zij zich kan hebben vergist in het Antilliaanse voorkomen van één van de daders. Juist nu zo veel anderen anders verklaren en maar een klein deel van die anderen bij de door de verdediging genoemde voorafgaande bespreking zijn geweest. Bovendien laat de verklaring van [A] onverlet dat verdachte niet uitgesloten wordt van het signalement van de tweede dader.
Uit het verrichte technische sporenonderzoek blijkt dat op de linkerhandrem van de scooter en op de vuilniszak een op bloed gelijkend spoor is aangetroffen , waarvan blijkens het onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) het DNA-profiel overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte.
Op de vluchtroute van de daders is in de speeltuin aan de Piet Poststraat te Vlissingen een brandplaats aangetroffen. Daarin lagen onder andere resten van handschoenen en kleding, alsook het lemmet van een mes. Voorts is in de speeltuin een sportschoen aangetroffen, die is veiliggesteld voor DNA-onderzoek. Het NFI heeft de veter van de schoen bemonsterd, waarbij DNA-profielen zijn verkregen. Deze DNA-profielen komen overeen met het DNA-profiel van verdachte.
Overwegingen
Naar het oordeel van de rechtbank staat op basis van het voorgaande vast dat de op 15 april 2011 in de brandgang aangetroffen scooter bij de overval is gebruikt, hetgeen ook niet door verdachte wordt tegengesproken. Hetzelfde geldt voor het oordeel van de rechtbank dat deze scooter eigendom is van verdachte. Vervolgens dient te worden beoordeeld of verdachte de scooter ook daadwerkelijk op 15 april 2011 heeft gebruikt en daarmee een aandeel heeft gehad in het ten laste gelegde feit.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ook ter terechtzitting d.d. 26 januari 2012 ontkend betrokken te zijn geweest bij de overval op de goudbeurs van de firma Gold @ Cash in hotel Piccard te Vlissingen. Hij heeft verklaard dat hij op 15 april 2011 omstreeks 10.00 uur zijn woning heeft verlaten en dat hij met zijn scooter naar Vadan is gelopen om deze te ruilen met diens scooter. Zijn moeder heeft bevestigd dat hij omstreeks 10.00 uur met zijn scooter is vertrokken. Verder heeft verdachte verklaard dat hij onderweg een bekende tegen kwam die vroeg of hij meeging naar Goes. Hij heeft zijn scooter vervolgens afgesloten achtergelaten op het Ravensteijnplein in Vlissingen en is bij deze vriend in de auto gestapt. Zij zijn eerst naar de school van verdachte in Middelburg gereden om daar de huissleutels van verdachte op te halen. Daarna zijn zij naar Goes gereden en vervolgens hebben zij een beetje rondgereden. Toen hij zijn scooter ’s avonds op wilde halen, was deze weg. Deze vriend zou de verklaring van verdachte kunnen bevestigen en hem dus een alibi kunnen verschaffen, maar verdachte weigert zijn naam te noemen, omdat deze persoon dat niet wil. Als verdachte zijn naam wel noemt komt hij in de problemen.
Verdachte heeft ter terechtzitting op de vraag hoe het kan dat zijn scooter na de overval op het stuurslot en zonder braakschade is aangetroffen zijn verklaring bij de politie herhaald, te weten dat hij een aantal dagen daarvoor zijn scootersleutels was kwijtgeraakt bij de Caroussel in Vlissingen. Hij heeft toen gevraagd of iemand zijn sleutels had gevonden, maar dat bleek niet het geval. Hij is vervolgens thuis de reservesleutel gaan halen. Getuige [betrokkene 1] was bij verdachte toen hij zijn sleutels was verloren. In eerste instantie heeft hij verklaard dat verdachte naar huis was gegaan om de reservesleutel te halen, maar dat hij deze niet kon vinden en dat zij de scooter naar huis hebben gedragen. Vijf maanden later is hij op verzoek van de verdediging bij de rechter-commissaris nader gehoord en heeft hij verklaard dat zijn eerder afgelegde verklaring fout is. Verdachte heeft thuis de reservesleutel van zijn scooter gehaald.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte op verschillende punten niet geloofwaardig. Zo wordt de verklaring van verdachte dat hij op 15 april 2011 een scooter aan [betrokkene 2] zou overdragen, niet door [betrokkene 2] bevestigd. De rechtbank acht het daarnaast volstrekt onaannemelijk dat de dader op 15 april 2011 kort voor de overval de scooter van verdachte heeft gestolen, omdat de dader dan niet alleen de scooter van verdachte zou hebben weggenomen, maar ook de sleutel en de door verdachte gebruikte vuilniszak met daarop een bloedspoor van verdachte in zijn bezit moet hebben gehad. De rechtbank acht het ongeloofwaardig dat de dader de sleutel van de scooter van verdachte heeft gevonden, en deze onder zich heeft gehouden om vervolgens af te wachten tot verdachte zijn scooter onbeheerd achter zou laten, om vervolgens binnen een tijdsbestek van ruim een uur een overval te plegen. De rechtbank merkt daarbij op dat [betrokkene 1] in eerste instantie heeft verklaard dat verdachte geen sleutel van de scooter had. Pas nadat de beperkingen van verdachte waren opgeheven, heeft [betrokkene 1] zijn verklaring aangepast en nagenoeg hetzelfde verklaard als verdachte. Daar komt nog bij dat, indien iemand de scooter zou hebben gestolen om te gebruiken bij de overval, de dader deze scooter naar het oordeel van de rechtbank niet zou afplakken met vuilniszakken, niet afgesloten op het stuurslot zou wegzetten en ook niet het kentekenplaatje zou wegmaken, aangezien het de rechtbank zeer aannemelijk voorkomt dat deze dader er alles aan gelegen zou zijn om een ander verdacht te maken. Opvallend is tevens dat uit onderzoek van de op 17 mei 2011 in beslag genomen telefoon van verdachte, naar voren is gekomen dat de oproephistorie en de sms-berichten van voor 19 april 2011 uit het telefoongeheugen zijn verwijderd. Verdachte heeft hierover ter terechtzitting van 26 januari 2012 verklaard dat hij dit niet heeft gedaan, maar dat hij niet weet hoe het wel is gebeurd. Ook deze verklaring acht de rechtbank, gegeven het feit dat voor het verwijderen van gegevens een handeling vereist is, ongeloofwaardig. Het is tevens opmerkelijk dat verdachte de naam van de persoon met wie hij op 15 april 2011 ten tijde van de overval in Goes is geweest niet wil noemen. De reden hiervoor is volgens verdachte gelegen in het feit dat hij dan problemen krijgt. Dit terwijl deze persoon een voor verdachte ontlastende verklaring kan afleggen. Het alibi van verdachte kan door het horen van deze persoon op eenvoudige wijze worden geverifieerd.
Nu de rechtbank het niet aannemelijk acht dat een ander de scooter van verdachte op 15 april 2011 heeft gebruikt en verdachte niet verifieerbaar verklaart over zijn bezigheden op die dag en meer in het bijzonder ten tijde van de overval, komt zij tot de conclusie dat verdachte de enige persoon kan zijn geweest die op de bewuste dag de beschikking had over zijn scooter en deze ook gebruikt heeft.
Voorts is van belang dat er DNA-sporen van verdachte zijn aangetroffen op zaken, die verband houden met de overval. Met betrekking tot het bloedspoor op de vuilniszak heeft de verdediging aangevoerd dat het bloed van verdachte eerder op het kentekenplaatje kan zijn terechtgekomen, omdat hij dit zelf op de scooter heeft moeten bevestigen. Deze verklaring zou de rechtbank aannemelijk voor kunnen komen, ware het niet dat het bloedspoor niet op de kentekenplaat, maar op de vuilniszak waarmee de kentekenplaat was afgedekt, is aangetroffen. Dit zou betekenen dat verdachte pas die ochtend de kentekenplaat op de scooter heeft bevestigd en daar heeft hij niet over verklaard. Dit is ook niet aannemelijk nu verdachte reeds langer in het bezit was van deze scooter en deze ook al langer verzekerd was.
Nu de rechtbank de telecomgegevens niet voor het bewijs zal bezigen, behoeft het door de verdediging hierover gevoerde verweer niet te worden besproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is genoemd bewijs zeer belastend voor verdachte. De feiten en omstandigheden wijzen nadrukkelijk op zijn betrokkenheid bij de overval. De rechtbank trekt uit dit bewijs de conclusie dat verdachte op 15 april 2011 op het tijdstip van de overval in Vlissingen was, toen de beschikking had over de bij de overval gebruikte scooter en een van de daders van de overval is geweest. Over deze laatste conclusie zou enige twijfel kunnen bestaan, aangezien daarvoor geen direct bewijs is. De rechtbank stelt in dat kader echter vast dat verdachte juist op de onderdelen waar hij een specifieke toelichting zou kunnen geven (het alibi en het niet kunnen beschikken over de scooter) dit nalaat door, waar hij de mogelijkheid heeft om zijn alibi te laten bevestigen, daar om een onduidelijke en onbegrijpelijke reden geen gebruik van te maken en over de scooter een volstrekt ongeloofwaardige verklaring af te leggen, inhoudende dat deze zou zijn gestolen door de dader van de overval. Verdachte geeft voor hem bezwarende, voor het bewijs redengevende omstandigheden, namelijk het aantreffen van zijn scooter (op het stuurslot) in de directe omgeving van het hotel en het feit dat de scooter was afgeplakt, geen redelijke verklaring dat dit bewijs ontzenuwt. Deze proceshouding van verdachte sterkt de rechtbank in haar conclusie dat verdachte ook een van de daders van de overval is geweest. Voor deze conclusie vindt de rechtbank steun in de relatief korte tijd tussen het moment dat verdachte op 15 april 2011 omstreeks 10.00 uur met zijn scooter van huis is vertrokken en het tijdstip van de overval (omstreeks 11.10 uur) alsmede de vaststelling dat verdachte past in het gegeven signalement van in ieder geval een van de daders.
De conclusie van het voorgaande is dat verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig heeft gemaakt aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld en afpersing door geweld en bedreiging met geweld, zoals onder feit 1 primair ten laste gelegd.
Feit 2
Op 21 april 2010 heeft [slachtoffer feit 2] aangifte gedaan van diefstal van zijn motor op diezelfde dag. Deze motorscooter is tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte in Vlissingen op 17 mei 2011 in de tuin aangetroffen.
Naast de aangifte bevindt zich in het dossier geen aanknopingspunt waaruit kan worden afgeleid dat verdachte de motorscooter op 21 april 2010 heeft gestolen. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 26 januari 2012 verklaard dat hij de motorscooter ongeveer anderhalf jaar geleden via een advertentie op het prikbord van Zeelandnet, marktplaats of speurders.nl heeft gekocht in Venlo. Het betrof een Duitse motorscooter. Er zaten twee sleutels en een chip bij, maar het kentekenbewijs en de kentekenplaat ontbraken. In eerste instantie heeft hij verklaard dat hij € 600,00 voor de motorscooter heeft betaald. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij dit onder druk van de politie heeft gezegd en dat hij zich niet kan herinneren hoeveel hij voor de motorscooter heeft betaald. Later heeft verdachte de kentekenplaat in de buddy van de motorscooter gevonden. Hij heeft vervolgens samen met zijn moeder bij verschillende instanties gecontroleerd of deze motorscooter als gestolen stond geregistreerd, maar dat viel niet te achterhalen. Verdachte heeft de kentekenplaat daarna weggegooid.
De moeder van verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij de motorscooter voor een bedrag tussen de € 500,00 en € 1.000,00 hebben gekocht. Het kentekenbewijs deel III zat niet bij de papieren. Zij vond het prijsverschil met de normale verkoopprijs van een dergelijke motorscooter in dezelfde staat aanzienlijk en heeft daarom bij verschillende instanties in Nederland en Duitsland geïnformeerd of de motorscooter als gestolen stond geregistreerd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder de gegeven omstandigheden zich bewust moet zijn geweest dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de motorscooter van misdrijf afkomstig zou zijn, juist nu hij in het verleden al eens is veroordeeld wegens heling. Zij neemt hierbij in aanmerking dat verdachte zelf heeft verklaard alsook zijn moeder dat hij de motorscooter heeft gekocht voor een bedrag dat aanzienlijk lager lag dan de dagwaarde van de motorscooter. Daarnaast heeft hij de motorscooter gekocht zonder kentekenbewijs. Verdachte heeft weliswaar een onderzoek ingesteld naar de herkomst van de motorscooter, maar dit was na de aankoop daarvan. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, de motorscooter heeft gekocht, terwijl hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het een van misdrijf afkomstig goed betrof. Zij acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling, zoals onder 2 subsidiair aan hem is ten laste gelegd.
Feit 3 en 4
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor met betrekking tot feit 1 heeft overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn mededader een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes voorhanden heeft gehad op 15 april 2011, zoals onder 3 meer subsidiair en 4 aan hem is ten laste gelegd. In het dossier zitten vele verklaringen van getuigen waaruit blijkt dat verdachte en zijn mededader een vuurwapen en een mes hebben gebruikt bij de overval, maar er zijn onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen of het door verdachte bij de overval gebruikte wapen ook een echt vuurwapen betrof. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Feit 5
Op 17 mei 2011 is tijdens een doorzoeking in de kapperszaak van verdachte aan de [adres] een revolver aangetroffen. Uit onderzoek van de technische recherche blijkt dat het een speelgoedrevolver van het merk Lone Star betreft dat een nabootsing is van een vuurwapen. Dit voorwerp is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de revolver tijdens de verbouwing van de kapperszaak heeft zien liggen, maar dat dit niet van hem is. De rechtbank is van oordeel dat nu verdachte de wetenschap had dat de revolver in zijn kapperszaak aanwezig was en hij er ook over kon beschikken wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij de speelgoedrevolver voorhanden heeft gehad, zoals onder 5 aan hem is ten laste gelegde.
Feit 6
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte aan de [adres] is op 17 mei 2011 een revolver aangetroffen . Uit onderzoek van de technische recherche blijkt dat het een imitatierevolver (gasaansteker) van het merk Colt betreft, dat voor wat betreft vorm en afmetingen overeenkomsten vertoont met een bestaand vuurwapen. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie. Verdachte heeft zowel bij de politie als ook ter terechtzitting van 26 januari 2012 bekend dat dit wapen van hem is. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging onder 6 genoemde imitatierevolver aanwezig heeft gehad.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 april 2011 te Vlissingen, tezamen en in vereniging met
een ander met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en een hoeveelheid goud toebehorende aan Gold & Cash (gevestigd aan de [adres] te
Antwerpen) welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en van geweld
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin
bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en
[slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] een mes, heeft getoond, en
- een mes, in de richting van die [slachtoffer 3] heeft gestoken/gericht, en
- met een mes, op die [slachtoffer 5] is
afgelopen en dit mes, voor het
gezicht van die [slachtoffer 5] heeft gehouden, en
- met een mes, achter die [slachtoffer 2] is
aangerend/aangelopen, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en
[slachtoffer 6] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft getoond, en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de borst,
van die [slachtoffer 5] gericht, en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het
lichaam van die [slachtoffer 6] gericht en hierbij het vuurwapen, althans dat
op een vuurwapen gelijkende voorwerp, heeft doorgeladen, althans zo
heeft doen overkomen, en
- met een vuurwapen, althans met een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het lichaam van die [slachtoffer 6]
heeft geslagen en/of gestompt, en
- bij en gedurende voormelde handelingen meermalen, hebben geroepen: "Laat alles vallen en naar daar", en "Meekomen,
meekomen", en "Geld, geld, dit is een overval", en "Geld, geld, geef
me geld", en "Opschieten, je hebt nog 2 seconden';
op 15 april 2011 te Vlissingen tezamen en in vereniging met
een ander met het oogmerk om zich en een
ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met
geweld [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] heeft gedwongen
tot de afgifte van een hoeveelheid geld en een hoeveelheid goud en een portemonnee met inhoud waaronder een
hoeveelheid geld, toebehorende aan Gold & Cash (gevestigd aan de [adres] te
Antwerpen) en/of [slachtoffer 1], welk geweld en welke bedreiging met
geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] een mes, heeft getoond, en
- een mes, in de richting van die [slachtoffer 3] heeft gestoken/gericht, en
- met een mes, op die [slachtoffer 5] is
afgelopen en dit mes, voor het
gezicht van die [slachtoffer 5] heeft gehouden, en
- met een mes, achter die [slachtoffer 2] is
aangerend/aangelopen, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en
[slachtoffer 6] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft getoond, en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de borst,
van die [slachtoffer 5] gericht, en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het
lichaam van die [slachtoffer 6] gericht en hierbij het vuurwapen, althans dat
op een vuurwapen gelijkende voorwerp, heeft doorgeladen, althans zo
heeft doen overkomen, en
- met een vuurwapen, althans met een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het lichaam van die [slachtoffer 6]
heeft geslagen en/of gestompt, en
- een portemonnee met inhoud uit de handen van die [slachtoffer 1]
heeft gerukt/getrokken, en
- bij en gedurende voormelde handelingen meermalen, heeft geroepen: "Laat alles vallen en naar daar", en "Meekomen,
meekomen", en "Geld, geld, dit is een overval", en "Geld, geld, geef
me geld", en "Opschieten, je hebt nog 2 seconden';
in de periode van 21 april 2010 tot en met 17 mei 2011 te
Venlo en Vlissingen, een motorscooter heeft
verworven, en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten
tijde van het verwerven en het voorhanden krijgen van die motorscooter wist
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
op 15 april 2011 te Vlissingen, tezamen en in vereniging met
een ander een wapen van categorie I onder 7°,
te weten een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zijnde een
voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een
sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
op 15 april 2011 te Vlissingen, tezamen en in vereniging met
een ander een wapen van categorie I onder 1,
te weten een mes, voorhanden heeft gehad;
op 17 mei 2011 te Vlissingen een wapen van categorie I
onder 7°, te weten een speelgoedrevolver (merk Lone Star (klappertjes)),
zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen
een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
op 17 mei 2011 te Vlissingen een wapen van categorie I onder 7°, te
weten een immitatie revolver (merk Colt (gasaansteker)), zijnde een
voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een
sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest. Hij overweegt daartoe dat vooral het onder 1 ten laste gelegde een behoorlijke impact heeft gehad op de slachtoffers, zoals ook blijkt uit hun schriftelijke slachtofferverklaringen. De overval heeft ongeveer twee minuten geduurd maar als je hun verklaringen leest, lijkt het veel langer te hebben geduurd. Het heeft echter niet alleen impact op de slachtoffers, maar ook op de samenleving, nu dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van onrust en onveiligheid. Daarnaast zorgen zij voor economische schade. De officier van justitie ziet geen reden om van de richtlijnen van het openbaar ministerie af te wijken. Enerzijds houdt hij rekening met het feit dat er sprake is van een gewapende overval, waarbij de verdachten gemaskerd waren en geweld hebben gebruikt tegen personen en anderzijds dat het twee jonge jongens betreft. Verdachte is wel bekend met justitie, maar heeft nog niet eerder een gewapende overval gepleegd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak ten aanzien van feit 1, 2 primair, 3 en 4. Mocht de rechtbank tot een veroordeling komen van deze feiten, dan dient bij het bepalen van de strafmaat rekening te worden gehouden met het feit dat sprake is van samenloop. Zij verzoekt met betrekking tot feit 2 mee te laten wegen dat verdachte onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de motorscooter. De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte voor feit 6 normaal gesproken voor de politierechter zou zijn gedagvaard, waar dit feit met een geldboete zou zijn afgedaan. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de jonge leeftijd van verdachte, het feit dat hij geen strafblad heeft voor soortgelijke feiten en dat de voorlopige hechtenis hem zwaar valt. De strafmaat voor een overval op een ‘niet-woning’ is volgens de richtlijnen 24 maanden gevangenisstraf. Hier is geweld gebruikt, dus de gevangenisstraf zal iets hoger zijn.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag welke straf of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een mededader schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de goudbeurs van de firma Gold @ Cash in hotel Piccard te Vlissingen. Zij hebben de slachtoffers bedreigd met een vuurwapen en een mes. Daarbij is niet alleen dreigende taal geuit, maar zij hebben één van de medewerkers van de goudbeurs ook fysiek letsel toegebracht. Door voornoemde gedragingen hebben verdachte en zijn mededader grote angst teweeg gebracht bij de slachtoffers, hetgeen ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaringen van de medewerksters van hotel Piccard. Zij dachten dat zij het niet zouden overleven. Hoewel de hele overval slechts zo’n twee minuten heeft geduurd, leek het voor de slachtoffers wel een eeuwigheid. Door de handelingen van verdachte en zijn mededader is bij een tweetal slachtoffers thans een posttraumatische stress stoornis gediagnosticeerd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Dergelijke feiten zijn zeer ernstig van aard en veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en de slachtoffers in het bijzonder. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen nog geruime tijd zowel lichamelijk als ook psychisch nadelige gevolgen hiervan kunnen ondervinden.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een motorscooter. Hij wist dat deze van misdrijf afkomstig was. Verdachte heeft desondanks de motorscooter gekocht. Door aldus te handelen heeft hij geen rekening gehouden met de belangen van de rechtmatige eigenaar en de schade die hij daarmee (indirect) aan hem toe heeft gebracht. Feiten als heling dragen ertoe bij dat andere criminaliteit zoals diefstal in stand blijft en het geeft een gevoel van onveiligheid.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een mes en op een vuurwapen gelijkende voorwerpen, waarvan het voorhanden hebben in strijd is met de Wet wapens en munitie. Het ongecontroleerde bezit van wapens kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengen en dient, gelet op het gevaarzettend karakter, te worden bestraft.
Naast bovenstaande houdt de rechtbank bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf rekening met het feit dat verdachte blijkens zijn strafblad eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, te weten opzetheling en diefstal in vereniging. Verdachte liep ten tijde van het plegen van onderhavige feiten in een proeftijd, maar dat heeft hem er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Over verdachte is op
20 mei 2011 een beknopt rapport opgemaakt door de Reclassering Nederland. Daaruit komt naar voren dat zij moeilijk een inschatting kan maken van de kans op herhaling. Zij ziet weinig tot geen risicofactoren waardoor de kans op herhaling wordt vergroot en op basis van de statistische factoren is het recidiverisico matig. Zij is van mening dat een toezicht op bijzondere voorwaarde(n) en directe interventie en/of behandeling niet geïndiceerd zijn.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een forse gevangenisstraf zoals door de officier van justitie gevorderd in beginsel op zijn plaats is. Zij zal echter bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf, meer dan de officier van justitie, rekening houden met de jeugdige leeftijd van verdachte. Verdachte was ten tijde van het plegen van de overval net achttien jaar. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partijen [slachtoffer 3] (wonende aan de [adres]), [slachtoffer 2] (wonende aan de [adres]),
[slachtoffer 4] (wonende aan de [adres]) en Hotel restaurant Piccard vof (gevestigd aan [adres]) vorderen een schadevergoeding van respectievelijk € 4.795,09, € 1,00, € 1.824,40 en € 12.277,17 voor feit 1, allen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen met uitzondering van de beveiligingskosten die door de benadeelde partij Hotel restaurant Piccard vof worden gevorderd. Zij dient voor dat deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie acht de verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor de schade en vordert voorts oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte voor die bedragen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank, mocht zij tot een veroordeling van het onder 1 ten laste gelegde komen. Zij voegt daaraan toe dat zij zich kan vinden in het standpunt van de officier van justitie.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit waarvan € 2.795,09 ter zake van materiële schade en € 2.000,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde bedrag van € 1,00 is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit waarvan € 24,40 ter zake van materiële schade en € 1.800,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
De verdachte heeft de vordering van Hotel restaurant Piccard vof deels betwist. De rechtbank is van oordeel dat de schade met uitzondering van de levering en installatie van een beveiligingsoplossing een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht de rechtbank tot dat bedrag, te weten € 7.956,10, voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering dan ook tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij Hotel restaurant Piccard vof daarom voor dat deel (de levering en installatie beveiligingsoplossing) niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, bij niet-betaling telkens te vervangen door vervangende hechtenis.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelden hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
8 Het beslag
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de op de beslaglijst vermelde jassen (nrs. 160078 en 160103) zullen worden teruggegeven aan verdachte en dat de overige op de beslaglijst vermelde voorwerpen (nrs. 157753, 159426, 160063, 160075, 160076, 160083 en 33188) zullen worden onttrokken aan het verkeer.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair vrijspraak en teruggave van alle op de beslaglijst vermelde voorwerpen. Mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, dan kan zij zich vinden in hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
Onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot een aantal van deze voorwerpen. Daarnaast zijn een aantal voorwerpen bij het onderzoek naar het onder 1 ten laste gelegde feit aangetroffen, terwijl deze voorwerpen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 2 primair en 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 meest subsidiair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Samenloop van
feit 1 primair:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
feit 3 en 4, telkens: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2 subsidiair: Opzetheling;
feit 5 en 6, telkens: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 ½ (drieëneenhalf) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende aan de [adres], van een bedrag van € 4.795,09 (zegge: vierduizendzevenhonderdvijfennegentig euro en negen eurocent), waarvan € 2.795,09 ter zake van materiële schade en € 2.000,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 15 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende aan de [adres], van een bedrag van € 1,00 (zegge: een euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 15 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende aan de [adres], van een bedrag van € 1.824,40 (zegge: eenduizend achthonderdvierentwintig euro en veertig eurocent), waarvan € 24,40 ter zake van materiële schade en € 1.800,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 15 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Hotel restaurant Piccard vof, gevestigd aan [adres], van een bedrag van € 7.956,10 (zegge: zevenduizend negenhonderdzesenvijftig euro en tien eurocent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 15 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij Hotel restaurant Piccard vof in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte niet is gehouden tot betaling van deze bedragen aan de benadeelde partijen voor zover deze bedragen door een mededader zijn betaald;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- aan [slachtoffer 3] een bedrag van € 4.795,09 (zegge: vierduizend zevenhonderdvijfennegentig euro en negen eurocent), bij niet betaling te vervangen door
57 dagen vervangende hechtenis;
- aan [slachtoffer 2] een bedrag van € 1,00 (zegge: een euro) bij niet betaling te vervangen door 1 dag vervangende hechtenis;
- aan [slachtoffer 4] een bedrag van € 1.824,40 (zegge: eenduizend achthonderdvierentwintig euro en veertig eurocent), bij niet betaling te vervangen door
28 dagen vervangende hechtenis;
- aan Hotel restaurant Piccard vof een bedrag van € 7.956,10 (zegge: zevenduizend negenhonderdzesenvijftig euro en tien eurocent), bij niet betaling te vervangen door
70 dagen vervangende hechtenis;
- één en ander met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichtingen niet opheft;
- bepaalt dat voor zover deze bedragen door een mededader zijn betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten een plastic zak (nr. 157753), een sleutel van een brommer van het merk Piaggio (nr. 159426), een navigatiesysteem, merk MIO (nr. 160063), een revolver, merk Python 357 Magnumctg (nr. 160075), een revolver, Texas .32 (nr. 160076), een sleutel van een bromfiets (nr. 160083) en 1 snorfiets, merk Piaggio Zip, kenteken 15FBP3 (nr. 33188);
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten een jas, merk La Coste (nr. 160078) en een jas, merk Nike (nr. 160103).
Dit vonnis is gewezen door mr. Nomes, voorzitter, mr. Vos en mr. Batenburg-van Rijswijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 februari 2012.