ECLI:NL:RBMID:2012:BV6787

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
23 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/715446-11 [P]
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Nomes
  • mr. Geelhoed
  • mr. Batenburg-van Rijswijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld tegen een kwetsbaar slachtoffer, medeplegen en strafmaat

Op 23 februari 2012 heeft de Rechtbank Middelburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige overval op een sigarenwinkel. De overval vond plaats op 17 augustus 2011, waarbij de verdachte samen met anderen een 84-jarige vrouw, die de eigenaresse van de winkel was, heeft overvallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de overval had voorbereid, maar ook een leidende rol had gespeeld in de uitvoering ervan. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte en zijn medeverdachten de vrouw als kwetsbaar doelwit hadden gekozen, omdat zij hen bekend was en zij haar 'oma' noemden. De overval had ernstige gevolgen voor het slachtoffer, die door de gebeurtenis angstgevoelens ontwikkelde en lichamelijk letsel opliep. De rechtbank achtte de verdachte volledig toerekeningsvatbaar, ondanks de bevindingen van een psycholoog die ontwijkende trekken en autonomieproblemen bij de verdachte had vastgesteld. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 32 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals begeleiding door de reclassering. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer van € 1.202,30, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/715446-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 februari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Middelburg, locatie Torentijd, Torentijdseweg 1 te Middelburg,
ter terechtzitting verschenen,
raadsman mr. Van de Bergh, advocaat te Maastricht,
ter terechtzitting aanwezig.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 februari 2012, waarbij de officier van justitie mr. Van der Hofstede en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 augustus 2011, te Goes tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen 12, althans een hoeveelheid (sloffen) sigaretten
en/of shag en/of 10 pakjes shag, althans een hoeveelheid pakjes shag en/of een
hoeveelheid contant geld (ter waarde van (ongeveer) 100 Euro dan wel enig
ander geldbedrag) en/of een sigarendoos (van blik,van het merk:"Uil"), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] (geboren [1927]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij,verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer] de toegang tot haar sigarenzaak heeft/hebben ontzegd
door (met geweld) de toegangsdeur tot die zaak dicht te drukken, in elk geval
dicht te houden toen die [slachtoffer] probeerde haar zaak te betreden,
en/of
- nadat die [slachtoffer] via een andere route haar sigarenzaak alsnog had
betreden - die [slachtoffer] (hard) met twee handen tegen de borst,in elk
geval tegen het lichaam heeft/hebben geduwd waardoor die [slachtoffer] ten
val kwam en/of (daardoor) het bewustzijn verloor en/of letsel opliep;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 17 augustus 2011 te Goes,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 12,althans een
hoeveelheid (sloffen) sigaretten en/of shag en/of 10 pakjes shag, althans een
hoeveelheid pakjes shag en/of een hoeveelheid contant geld (ter waarde van
(ongeveer) 100 Euro dan wel enig ander geldbedrag) en/of een sigarendoos (van
blik, van het merk:"Uil"), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of zijn mededader(s) en/of aan
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] (geboren op 23
maart 1927), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of die
[medeverdachte 3]:
- die [slachtoffer] de toegang tot haar sigarenzaak heeft/hebben ontzegd
door (met geweld) de toegangsdeur tot die zaak dicht te drukken, in elk geval
dicht te houden toen die [slachtoffer] probeerde haar zaak te betreden,
en/of
- nadat die [slachtoffer] via een andere route haar sigarenzaak alsnog had
betreden- die [slachtoffer] (hard) met twee handen tegen de borst, in elk
geval tegen het lichaam heeft/hebben geduwd waardoor die [slachtoffer] ten
val kwam en/of (daardoor) het bewustzijn verloor en/of letsel opliep, tot
en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte en/of zijn mededader(s)
op of omstreeks 17 augustus 2011 te Goes en/of elders in Nederland opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest door toen en daar op de uitkijk te
staan/te zitten en/of door een gsm ter beschikking te stellen aan hem,
verdachte (teneinde onderling contact te kunnen onderhouden in de fase
voorafgaande aan en/of tijdens de overval) en/of door die [medeverdachte 1] en/of die
[medeverdachte 3] meermalen per telefoon (bellen en/of pingen) te waarschuwen, in
elk geval mededelingen te doen en/of vragen te stellen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
3.1 De geldigheid van de dagvaarding
3.1.1 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de dagvaarding partieel nietig is. In dat verband heeft zij gesteld dat het dichthouden van de deur om daarmee [slachtoffer] de toegang tot haar winkel te ontzeggen, zoals ten laste is gelegd, achter het eerste gedachtestreepje van het primaire en subsidiaire ten laste gelegde, geen geweldshandeling is in de zin van artikel 81 en 312 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Het dichthouden van de deur was juist bedoeld om een confrontatie te voorkomen. De tenlastelegging moet volgens de verdediging op dit onderdeel nietig worden verklaard.
3.1.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van dit verweer geen standpunt naar voren gebracht.
3.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is allereerst van oordeel dat de dagvaarding met betrekking tot het bewuste gedachtestreepje voldoende feitelijk omschreven is en ook overigens aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering voldoet. Ten aanzien van de vraag of het dichthouden van de toegangsdeur van de sigarenzaak geweld is in de zin van artikel 81 of 312 Sr overweegt de rechtbank het volgende. Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat door medeverdachte [medeverdachte 1] geweld is gebruikt om de deur dicht te houden. [slachtoffer] probeerde binnen te komen en heeft aan de andere kant tegen de deur geduwd. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft hieromtrent verklaard dat hij heeft gehoord dat ze tegen de deur duwde en dat de deur steeds een stukje open ging. Op basis hiervan acht de rechtbank het aannemelijk dat er over en weer met kracht tegen de deur is geduwd. De rechtbank beoordeelt het duwen tegen de deur in deze context als geweld in de zin van artikel 81 en 312 Sr gericht tegen [slachtoffer].
3.2 De overige voorvragen
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld. Hij baseert zich daarbij op de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie, die worden ondersteund door de verklaringen van de medeverdachten. Hieruit blijkt dat verdachte een zodanige rol heeft vervuld dat hij als medepleger van de overval dient te worden beschouwd. Er is sprake van bewuste en nauwe samenwerking. Er is vooraf met zijn vieren over de overval gesproken, waarbij een plan voor de rolverdeling is gemaakt. Verdachte is voor de overval samen met [medeverdachte 4] op een bankje tegenover de winkel gaan zitten en heeft vanaf die plaats telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. Deze zijn de winkel binnengegaan en hebben geld en goederen weggenomen, waarbij geweld is gebruikt. De buit is daarna samen verdeeld. Hoe intensiever de samenwerking, des te minder is van belang welk aandeel een ieder heeft gehad. De samenwerking was gelet op het voorgaande intensief. Van belang is bovendien dat verdachte een stuk ouder is dan zijn mededaders. Hij heeft hierdoor een natuurlijk overwicht, waardoor anderen sneller geneigd zijn om de rol van leider bij verdachte neer te leggen. Volgens de officier van justitie heeft verdachte die leidersrol ook vervuld. Verdachte heeft dit bevestigd door te verklaren dat als hij die woensdag niemand had wakker gemaakt, de overval niet was doorgegaan. Voor wat betreft het toegepaste geweld moet onderscheid worden gemaakt tussen een uit de hand gelopen winkeldiefstal, waarbij op het moment van betrapping geweld wordt gebruikt en een overval, waarbij de overvallers in het kader van een vooropgezet plan met gezichtsbedekking de winkel binnen komen, om de eigenares al dan niet met geweld of bedreiging daarmee te beroven. In deze zaak was sprake van een vooropgezet plan, waarbij verdachten [slachtoffer] in eerste instantie uit de winkel wilden houden. Bekend was evenwel dat [slachtoffer] naar de winkel komt, als een klant het pand betreedt. Door zwarte kousen over hun gezicht te dragen, waren verdachten voorbereid op een confrontatie, hetgeen een eenvoudige winkeldiefstal overstijgt. De confrontatie heeft voorts ook daadwerkelijk plaatsgehad.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van diefstal met geweld. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij bij de overval een kleinere rol had dan op grond van de eerdere verklaringen bij de politie kan worden geconcludeerd. Verdachte heeft geen aandeel gehad in het maken van het plan en hij heeft ook geen uitvoeringshandelingen verricht. Voor wat betreft het zich niet distantiëren merkt de verdediging op dat dit de aanwezigheid op het plaats delict vereist. Verdachte heeft de winkel van [slachtoffer] niet betreden. Het enkele feit dat verdachte op een bankje tegenover de winkel heeft gezeten is onvoldoende om van medeplegen te kunnen spreken. De verdediging verzoekt om vrijspraak van medeplegen van diefstal met geweld.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan diefstal met geweld is de raadsman van mening dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzet had op het geweld. Uit de verklaringen van verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 4] blijkt dat ze het gebruik van geweld juist wilden voorkomen. Het was bovendien niet voorzienbaar dat geweld zou worden gebruikt. De medeverdachten hadden geen wapens bij zich en wilden alleen de deur dichthouden. Zij werden verrast door de tweede deur en hebben vervolgens in paniek gehandeld. Ook ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit verzoekt de raadsman verdachte vrij te spreken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard over hetgeen zich heeft afgespeeld voorafgaand en tijdens de overval op de sigarenzaak van [slachtoffer]. Deze verklaring wijkt met betrekking tot zijn eigen rol af van zijn eerdere verklaringen bij de politie. Verdachte heeft ter terechtzitting onder andere verklaard dat hij niet betrokken was bij de voorbereiding van de overval en dat hij geen druk heeft uitgeoefend op de medeverdachten om de overval daadwerkelijk uit te voeren. In eerdere verklaringen zou hij de medeverdachten uit de wind hebben willen houden, omdat hij zich, mede door zijn leeftijd, verantwoordelijk voor hen voelde. Hij zou met de medeverdachten hebben afgesproken dat ze zouden stoppen met blowen en spijbelen en onder die voorwaarden zou verdachte de schuld op zich nemen. Ook met de ouders van de medeverdachten zou hij daarover hebben gesproken.
Door de verdediging is geen bewijs geleverd ter ondersteuning van de verklaring ter terechtzitting en de rechtbank beoordeelt deze verklaring als ongeloofwaardig. De verklaringen van de medeverdachten komen op belangrijke punten overeen met elkaar en met de eerdere verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd. Deze verklaringen zijn gedetailleerd, ook met betrekking tot de rol van verdachte en de rechtbank zal deze verklaringen als uitgangspunt nemen bij de vaststelling van de feiten.
Feiten
Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank de navolgende feiten vast.
De medeverdachten [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1]) en [medeverdachte 3] (verder: [medeverdachte 3]) hebben op zondagavond 14 augustus 2011 of maandag 15 augustus 2011 het plan opgevat om een overval te plegen op de winkel van [slachtoffer] aan de Voorstad in Goes. Zij hadden daar op school al eerder in het jaar met elkaar over gesproken, maar deze dagen hebben zij het plan uitgewerkt. Zij hebben op zondag 14 augustus 2011 verdachte bij het plan betrokken en hij heeft aan medeverdachte [medeverdachte 4] (verder: [medeverdachte 4]) gevraagd om ook mee te doen. Verdachten kenden [slachtoffer] al, omdat ze wel in haar winkel kwamen om sigaretten te kopen. Zij noemden haar ‘oma’. Verdachten hebben haar uitgekozen voor de overval, omdat [slachtoffer] een gemakkelijk doelwit is en omdat er geen bewakingscamera’s in haar winkel hangen. Afgesproken is dat verdachte en [medeverdachte 4] als eersten naar de Veste zouden gaan om vanaf daar de winkel in de gaten te houden en toezicht te houden. Met de gsm van [medeverdachte 4] zouden zij contact houden met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] om hen te laten weten wanneer het een geschikt moment was om naar binnen te gaan en om te waarschuwen als er mensen aankwamen. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hadden zwarte kousen bij zich om over hun hoofden te doen. Zij zouden op een geschikt moment naar binnen gaan. [medeverdachte 1] zou de deur tussen de winkel en de woonkamer van [slachtoffer] dichtduwen om te voorkomen dat ze de winkel in zou komen en ondertussen zou [medeverdachte 3] sigaretten en geld pakken. Verdachten hebben in de periode van maandag 15 augustus 2011 tot woensdag 17 augustus 2011 alle vier bij [logeeradres] in Goes geslapen.
Op dinsdag 16 augustus 2011 hebben de verdachten gezamenlijk een eerste poging gedaan om dit plan uit te voeren. Verdachte heeft [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] die ochtend rond 7.15 uur wakker gemaakt, waarbij hij [medeverdachte 1] heeft wakker geschud. Vervolgens zijn verdachte en [medeverdachte 4] eerder vertrokken, waarna zij op een bankje tegenover de winkel van [slachtoffer] zijn gaan zitten. Vanaf die plek is meerdere malen door verdachte met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] gebeld. De uitvoering van dit plan is toen afgebroken omdat het te druk bleek. Op initiatief van verdachte is op dat moment afgesproken dat ze op woensdag zouden terugkomen. Verdachte is op dinsdagavond om 23.00 uur naar Antwerpen gegaan en heeft daar de nacht in het uitgaansleven doorgebracht. [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] sliepen bij [logeeradres]. Verdachte kwam op woensdagochtend 17 augustus 2011 om 06.45 uur thuis, waarna hij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] wakker heeft gemaakt en ze heeft gepusht om de overval te plegen. [medeverdachte 3] verklaarde: ‘[verdachte] maakte ons telkens wakker. Hij pushte mij om toch te gaan. Ik mocht hem niet belazeren om toch verder te slapen. [medeverdachte 1] is ook wakker gemaakt door verdachte. [medeverdachte 1] verklaarde dat verdachte toen zei: ‘We gaan het nu doen’. Verdachte heeft zelf verklaard dat het plan er al was, de spullen er al waren en ze ruim op tijd waren. Verdachte vond het een beetje bullshit om het plan onder die omstandigheden te laten varen . Verdachten zijn rond 7.00 uur vertrokken vanaf hun logeeradres. Ook deze keer vertrokken verdachte en [medeverdachte 4] als eersten en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] tien minuten later. Verdachte en [medeverdachte 4] zijn op het bankje op de Veste tegenover de winkel gaan zitten en hielden contact met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] via de gsm van [medeverdachte 4]. Eerst was er nog een andere klant, maar nadat die was vertrokken zijn [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] de winkel in gegaan. Op dat moment hebben ze de zwarte kousen over hun hoofd getrokken. [medeverdachte 1] heeft de deur tussen de winkel en de woonkamer dicht geduwd en [medeverdachte 3] heeft ondertussen naar sigaretten en geld gezocht. [slachtoffer] hoorde geluiden in de winkel en heeft geprobeerd via de deur naar binnen te komen. [medeverdachte 3] heeft gehoord dat [slachtoffer] tegen de deur duwde. Het is [medeverdachte 1] niet goed gelukt om de deur dicht te houden, want de deur ging steeds een stukje open omdat [slachtoffer] er tegenaan duwde. Vervolgens is zij via een andere deur de winkel ingekomen. Verdachten hadden zich van te voren niet gerealiseerd dat er nog een deur was. Op het moment dat [slachtoffer] binnenkwam riep [medeverdachte 3]: ‘ga weg, ga weg’. [slachtoffer] is op [medeverdachte 3] afgelopen en heeft geprobeerd de kous van zijn hoofd te trekken. [medeverdachte 3] heeft haar vervolgens met beide handen een duw gegeven waardoor [slachtoffer] ten val kwam. Zij is daardoor korte tijd buiten bewustzijn geraakt en heeft enige tijd versuft op de grond gelegen. Als gevolg van deze val heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, namelijk pijn aan haar heup aan de linkerzijde en een gekneusde middelvinger. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zijn vertrokken en namen sloffen sigaretten, shag, ongeveer € 100,00 en een sigarendoos van blik mee. Ze zijn uit elkaar gegaan en hebben elkaar weer ontmoet in het huis van [logeeradres]. Daar hebben ze de buit verdeeld, waarbij ook verdachte een deel heeft gekregen.
Medeplegen
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van verdachte en de medeverdachten vast dat verdachte heeft bijgedragen aan het plan voor de overval en de uitvoering daarvan. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hebben het plan bedacht, hebben verdachte erbij betrokken, waarna verdachte [medeverdachte 4] heeft gevraagd om ook mee te doen. [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij eigenlijk eerst niet mee wilde doen, maar dat verdachte zo heeft gepusht dat hij het toch heeft gedaan. Dit komt overeen met de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zoals hierboven beschreven. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank bij de nadere uitwerking en de uitvoering van het plan een sturende rol gehad, welke rol begrijpelijk is en past gezien het leeftijdsverschil tussen verdachte en de medeverdachten. Uit het dossier blijkt dat verdachte op relevante momenten een rol van betekenis heeft gehad. Op dinsdag is verdachte betrokken geweest bij een eerste poging tot de overval. Op woensdag heeft verdachte de medeverdachten wakker gemaakt en het initiatief genomen om de overval alsnog uit te voeren. Uit de verklaring van [medeverdachte 3] blijkt bovendien dat verdachte bereid was om zelf de winkel binnen te gaan als het niet zou zijn gelukt om [medeverdachte 1] wakker te maken. Verdachte is als eerste met [medeverdachte 4] vertrokken om op een bankje de winkel in de gaten te houden en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] te laten weten wat een geschikt moment was om naar binnen te gaan. Ook zou hij waarschuwen als er mensen aankwamen. [medeverdachte 4] en verdachte hebben ook telefonisch contact gehouden met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]. Verdachte heeft uiteindelijk het moment voor de overval bepaald door te zeggen dat er niemand aan kwam fietsen en [slachtoffer] niet in haar winkel stond. Verdachte heeft gezien dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] vervolgens met de kousen op hun hoofd naar binnen gingen en wist dat zij een overval gingen plegen. Hij heeft zich daarvan niet gedistantieerd, maar is volgens de hem toebedachte rol bij de overval op het bankje blijven wachten tot zij terugkwamen. Vervolgens heeft verdachte gedeeld in de buit. Het feit dat verdachte niet lijfelijk aanwezig is geweest bij de uitvoering van de overval wordt naar het oordeel van de rechtbank ruimschoots gecompenseerd door zijn betrokkenheid bij de voorbereiding en zijn leidende rol bij de uitvoering. De betrokkenheid van verdachte bij de overval was van dien aard, en zijn bijdrage zodanig substantieel, dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten in die mate, dat verdachte als medepleger van het misdrijf moet worden aangemerkt. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Geweld
De rechtbank verwerpt tevens het verweer van de verdediging dat het geweld voor verdachte niet voorzienbaar was, maar dat hij het geweld juist wilde voorkomen. Reeds uit het feit dat verdachte heeft verklaard dat hij tegen de medeverdachten heeft gezegd dat ze voorzichtig moesten zijn en dat er niets met de vrouw mocht gebeuren, blijkt dat hij de kans aanwezig achtte dat er geweld zou kunnen worden gebruikt. Bovendien blijkt dit uit de gehele situatie dat verdachten hier rekening mee hadden gehouden. Ze zijn immers op klaarlichte dag, met kousen op hun hoofd, de winkel binnen gegaan. Daarmee hebben ze welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] of andere mensen binnen zouden kunnen komen, waardoor de situatie uit de hand zou kunnen lopen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 17 augustus 2011, te Goes tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen sloffen sigaretten
en shag en een
hoeveelheid contant geld (ter waarde van (ongeveer) 100 Euro en een sigarendoos (van blik,van het merk:"Uil"), toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] (geboren [1927]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld
hierin bestond dat hij,verdachte en zijn mededader(s):
- die [slachtoffer] de toegang tot haar sigarenzaak hebben ontzegd
door (met geweld) de toegangsdeur tot die zaak dicht te drukken, en
- nadat die [slachtoffer] via een andere route haar sigarenzaak alsnog had
betreden - die [slachtoffer] (hard) met twee handen tegen het lichaam hebben geduwd waardoor die [slachtoffer] ten
val kwam en (daardoor) het bewustzijn verloor en/of letsel opliep.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
Verdachte heeft een ernstig feit gepleegd, waardoor niet alleen de middenstand maar ook de maatschappij ernstig is geschokt. Het betreft een 84-jarige vrouw, die alleen in de winkel staat en de winkel is niet voorzien van beveiligingscamera’s. Het is verder een zeer ingrijpende gebeurtenis in het leven van het slachtoffer. Uit het oogpunt van generale preventie dient aan dit handelen een halt te worden toegeroepen. De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, begeleiding door Reclassering Nederland met bijzondere voorwaarden zoals aangegeven in het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport, met uitzondering van het electronisch toezicht, aangezien dit gelet op de ernst van het feit niet passend is.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om substantieel af te wijken van de eis van de officier van justitie. Verdachte heeft een strafblad, maar de daarop vermelde feiten zijn niet relevant in deze zaak. Het risico op recidive is laag, dat blijkt ook uit de rapporten van de reclassering en de psycholoog. In de strafmaat mag niet worden meegewogen dat verdachte een leidersrol zou hebben gehad. Hij voelde zich verantwoordelijk, maar de medeverdachten hebben niet onder dwang gehandeld. De verdediging vraagt, in het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke straf met begeleiding door de reclassering en electronisch toezicht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 25 augustus 2011.
De rechtbank neemt bij de straftoemeting in aanmerking dat verdachte betrokken is geweest bij een overval op een winkel, waarbij de verdachten in het geheel niet hebben nagedacht over de gevolgen voor het slachtoffer. Verdachten zijn berekenend te werk gegaan. Ze hebben bewust gekozen voor een kwetsbaar slachtoffer, een vrouw van 84 jaar die ze ook kenden, want ze kochten wel eens sigaretten bij haar en noemden haar ‘oma’. De overval heeft grote gevolgen gehad voor het slachtoffer. Sinds de overval heeft ze bij het lopen een rollator nodig. Angstgevoelens hebben ertoe geleid dat ze sinds de overval haar winkel pas om 9.00 uur opent wanneer het drukker is op straat. Als er klanten in de winkel komen die qua postuur lijken op verdachten, schrikt ze nog altijd. Ook in de samenleving heeft deze overval een grote impact gehad en veel verontwaardiging opgeroepen. Verdachten kozen expres een kleine winkel uit, waar geen bewakingscamera’s hangen. Juist voor kleine ondernemers is het dan ook moeilijker om zich tegen dit soort overvallen te verweren. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij betrokken was bij dit zeer ernstige feit dat, gelet op de kwetsbaarheid van het slachtoffer, bijzonder laf is te noemen. Voor feiten als deze is in beginsel een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur een passende sanctie.
GZ-psycholoog Drs. L.C.M. Frankck-Schaekens heeft in haar rapport van 17 november 2011 haar oordeel gegeven over de geestvermogens van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Volgens die deskundige zijn er bij verdachte ontwijkende trekken en autonomieproblemen, echter deze problemen waren niet van invloed op de gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte was volledig toerekeningsvatbaar. Zij schat in dat de kans op recidive zeer klein is.
Uit het reclasseringsadvies van 4 november 2011 komen problemen naar voren in de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft geen vaste woonplaats en er zijn financiële problemen. Voorafgaand aan het plegen van het delict heeft verdachte drugs en alcohol gebruikt. Hij lijkt een impulsieve persoon, maar is moeilijk te beoordelen. Hij lijkt sociaal wenselijke antwoorden te geven. In het reclasseringsadvies van 26 januari 2012 wordt een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf geadviseerd met een werkstraf en toezicht op de bijzondere voorwaarden met elektronische controle. De bijzondere voorwaarden betreffen een meldingsgebod, behandelverplichting, contactverbod, locatieverbod en een locatiegebod.
De rechtbank stelt vast dat twee van de medeverdachten minderjarig waren en dat de derde medeverdachte schuldig is bevonden aan medeplichtigheid aan de overval, hetgeen van invloed is geweest op de straf die de medeverdachten hebben gekregen. Verdachte heeft echter als volwassene een ten opzichte van de veel jongere medeverdachten, initiërende en leidende rol gehad en dit is dan ook de reden om aan verdachte een (aanmerkelijk) zwaardere straf op te leggen dan aan de medeverdachten.
De eis van de officier van justitie is in het licht van het vorenstaande naar het oordeel van de rechtbank een voor verdachte passende straf. Er is gezien de ernst van het feit geen plaats voor electronische detentie. De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 32 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de reclassering, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en/of het volgen van een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling. Tevens zal de rechtbank een contactverbod met [slachtoffer] opleggen, gezien de persoon van het slachtoffer, haar hoge leeftijd en haar uitdrukkelijke wens geen contact te hebben met de verdachte.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.202,30 voor het ten laste gelegde feit, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en vordert de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag hoofdelijk aan verdachte op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade van € 1.202,30 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 602,30 ter zake van materiële schade, te weten € 349,30 voor sigaretten, € 153,00 voor shag en € 100,00 aan contanten en € 600,00 aan immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen alsmede de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 augustus 2011.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte het feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 32 (tweeëndertig) maanden, waarvan 10 (tien) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijk deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland (RN), ook als dat inhoudt een meldingsgebod en/of het volgen van een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
* dat verdachte gedurende de proeftijd direct noch indirect op welke wijze dan ook contact zoekt of opneemt met [slachtoffer], geboren 23 maart 1927;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te geven bij de naleving van de voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], van een schadevergoeding van € 1.202,30 , waarvan € 602,30 ter zake van materiële schade en € 600,00 ter zake van immateriële schade; vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, verdachte in zoverre niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 1.202,30 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 22 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, verdachte in zoverre niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. voorzitter, mr. Nomes en mr. Geelhoed en mr. Batenburg-van Rijswijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meester, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting 23 februari 2012.
Mrs. Geelhoed en Batenburg-van Rijswijk zijn buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.