art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft begaan en baseert zich ten aanzien van feit 3 op de bekennende verklaring van verdachte, het proces-verbaal van bevindingen en de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Voor de feiten 1 en 2 ziet de officier van justitie naast de aangiften, de getuigenverklaringen van onder meer [getuige 1] en enkele klanten, de wijze van manipuleren door verdachte tevens als steunbewijs voor de feiten 1 en 2.
Het verweer van verdachte dat [slachtoffer 1], [getuige 1] en [slachtoffer 2] tegen verdachte een complot beramen gaat volgens de officier van justitie niet op. Verdachte heeft zelf verklaard dat [slachtoffer 1] op internet verre van bekwaam was, zodat niet kan worden aangenomen dat [slachtoffer 1] zelf haar diensten op internet heeft aangeboden. [getuige 1] had geen belang bij een complot en [slachtoffer 2] kende de beide anderen niet. De officier van justitie vindt het daarbij frappant dat de aanvullende verklaring van [slachtoffer 1], waarin verdachte wordt vrijgepleit, verzonden is vlak na diens eerste verhoor als verdachte bij de politie. In een latere verklaring geeft [slachtoffer 1] aan dat zij een door verdachte zelf opgestelde tekst heeft overgeschreven en dat verdachte zelf het laatste stuk geschreven heeft. Deze verklaring wordt door het handschriftonderzoek en de verklaring van [getuige 1] ondersteund.
De aangifte van [slachtoffer 2] (feit 2) staat volledig los van [slachtoffer 1] en [getuige 1] (feit 1). Het contact van [slachtoffer 2] liep via de site [site 1]. [slachtoffer 2] verklaart daarover authentiek. Zij vormt in haar positie het prototype van een loverboy-slachtoffer. In het dossier zijn geen aanwijzingen gevonden die erop wijzen dat uitgerekend deze vrouw, op seksueel gebied bleu en door de klanten omschreven als verlegen en timide, met het initiatief zou zijn gekomen om betaalde seks met mannen te hebben.
Op de inbeslaggenomen computer van verdachte zijn sporen van de internetsites en e-mail met klanten aangetroffen. Verdachte brengt daar tegenin dat zijn computer is gehackt en dat deze sporen niet uitsluitend van hem hoeven te zijn. Daarvan uitgaand is het vreemd dat juist [slachtoffer 2], wonend in Kruiningen, uitgerekend in Middelburg op zijn netwerk komt inloggen.
Op zendmasten in de omgeving van de locaties waar [slachtoffer 2] en verdachte met klanten hebben afgesproken is het gsm-nummer van verdachte aangestraald en is door de klanten telkens een man gezien, waarvan getuigen zeggen dat hij op verdachte lijkt. Verdachte ontkent en weerlegt dit door te stellen dat dit gsm-nummer dan wel op zijn naam stond maar in gebruik was bij [slachtoffer 1]. Verdachte zou daarmee aangeven dat [slachtoffer 2] nog een andere man kende, die met haar mee ging naar de afspraken. Er zijn volgens de officier van justitie teveel toevalligheden, die maken dat deze op zichzelf iets gaan betekenen.
Er is voor een bewezenverklaring een overdaad aan geloofwaardige verklaringen over verdachte, zoals die van [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5], [getuige 6], [getuige 7], [getuige 8], [getuige 9] en [getuige 10], die de zaak kleuren en die elkaar overlappen, aldus de officier van justitie.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van feit 3. Verdachte erkent dit feite te hebben gepleegd.
De raadsman bepleit vrijspraak van de feiten 2 en 3, omdat daar onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor is. Hij voert daartoe het volgende aan.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] wel gehuisvest, maar dit was niet met het oogmerk van uitbuiting. Het was omdat [slachtoffer 1] de zorg voor hun dochter niet aankon.
De verklaringen van de twee opgevoerde getuigen, [getuige 2] en [getuige 4], komen van dezelfde bron, namelijk [slachtoffer 1]. Bovendien is de verklaring van [getuige 2] onbetrouwbaar omdat haar herinnering vaag was. Verdachte heeft geen schulden met [slachtoffer 1] besproken. De aangifte van [slachtoffer 1] is ingegeven door [getuige 1], die een conflict had met verdachte. [slachtoffer 1] zou dan sterker staan in de zaak om de toedeling van de zorg voor hun dochter [naam]. Later heeft zij die eerste aangifte, die volgens haar gebaseerd was op leugens, ingetrokken. Het handschriftonderzoek was een puzzel, maar de conclusie zou luiden dat het laatste stuk van de brief door verdachte is geschreven. Verdachte stelt echter niets van een brief te weten. Met de conclusie over de doordruk kan men twee kanten op. [slachtoffer 1] is niet door verdachte maar door [getuige 1] voor de webcam beland. Verdachte wist daar niets van af en is er via-via achtergekomen. De berekening van [slachtoffer 1] over het aantal klanten (1000 per jaar) en het daarmee verdiende geld is ongeloofwaardig. Verdachte ontkent de e-mailadressen en advertenties te kennen en geeft aan dat [slachtoffer 1] via haar gsm zijn IP-adres gebruiken kon. Eveneens ontkent verdachte [slachtoffer 1] te hebben vervoerd naar haar klanten of gelegenheid te hebben verschaft. Verdachte was ’s avonds vaak niet thuis en heeft er niets van geweten. Ook kan verdachte niet worden verweten dat [slachtoffer 1] weinig mentale weerbaarheid heeft en zich door [getuige 1] heeft laten beïnvloeden.
Feit 2 is hetzelfde patroon, alleen met een andere persoon en in een andere periode. Verdachte heeft [slachtoffer 2] via internet leren kennen en heeft zich tegenover haar niet anders voorgedaan dan hij is. Ook met haar heeft hij zijn financiële problemen niet besproken. Hij heeft haar slechts tweemaal ontmoet in Middelburg. Verdachte heeft geen idee wie de advertenties met de foto’s heeft gemaakt. Hij heeft daarover ook geen e-mailcontact gehad. Verdachte vermoedt dat [slachtoffer 2] onder één hoedje speelt met [slachtoffer 1] en [getuige 1]. Ook de advertenties met [slachtoffer 2] als onderwerp kunnen door meerdere personen geplaatst zijn via het IP-adres van verdachte, omdat zijn MSN en Hyves gehackt zijn geweest.
Verdachte ontkent [slachtoffer 2] te hebben vervoerd. Hij heeft niet eens een rijbewijs. Bovendien is hij door geen van de klanten van [slachtoffer 2] herkend. Er is geen enkel bewijs dat verdachte het door [slachtoffer 2] verdiende geld zou hebben aangenomen.
Het door [slachtoffer 2] over verdachte geschetste beeld is onjuist, getuige ook de verklaringen van [getuige 11], [getuige 7], [getuige 9], [getuige 8], [getuige 12] en vier telefonisch gehoorde personen. De getuigen die wel nadelig verklaren over verdachte komen van dezelfde bron.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte feit 3 heeft bekend, wordt onder verwijzing naar artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie en ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van bevindingen ;
- de getuigeverklaring van [slachtoffer 4] d.d. 16 november 2011 ;
- de getuigeverklaring van [slachtoffer 3] d.d. 22 november 2011
- de bijlage bij het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 23 november 2011 .
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.