parketnummers: 12/715037-12 en 12/730064-11 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 april 2012
[verdachte],
geboren op [adres],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht, Kerkeplaat 25, 3313 LC Dordrecht,
ter terechtzitting verschenen,
raadsvrouw mr. Kouijzer, advocaat te Middelburg,
ter terechtzitting aanwezig.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 april 2012, waarbij de officier van justitie mr. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 januari 2012 te Goes tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal ongeveer 200 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij
verdachte en/of zijn mededader(s) een winkel van die [slachtoffer] aan de Voorstad is/zijn binnengegaan -terwijl hij en/of zijn mededader het gezicht
door middel van een sjaal en/of een kapuchon (gedeeltelijk) had(den) bedekt- en/of een (alarm)pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
dreigend gericht heeft (gehouden) op die [slachtoffer];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2012 te Goes, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
- een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan
worden toegebracht, en/of
- een wapen van categorie III, te weten een alarmpistool als bedoeld onder 4
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
parketnr 715646-11:
hij op of omstreeks 21 december 2011 te Goes (de Kolveniershof) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een sweater (met capuchon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan C&A, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan hem, verdachte, die sweater heeft gepakt en/of vervolgens die sweater onder zich heeft genomen en/of de beveiligingslabel van
die sweater heeft los/open gemaakt en/of het prijskaartje van die sweater heeft verwijderd en/of die sweater in een rugzak/tas heeft gestopt, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de tabakszaak aan de [adres], zoals onder 1 aan hem is ten laste gelegd. Hij baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaringen van getuigen, de camerabeelden uit de winkel en de bekennende verklaring van verdachte en [medeverdachte]. Ook feit 2 acht hij wettig en overtuigend te bewijzen. Het alarmpistool is gebruikt bij de overval en de zogenaamde taser lag in de auto. Verdachte wist dit. Ter zitting heeft verdachte tenslotte het onder 3 ten laste gelegde feit bekend, terwijl er een aangifte van de benadeelde C&A is en verbalisanten hebben gerelateerd omtrent de in de rugzak van verdachte aangetroffen sweater.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten, gelet op het dossier en de bekennende verklaring van verdachte.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op :
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 5 april 2012;
- de aangifte van [slachtoffer] van 16 januari 2012 ;
- de verklaring van medeverdachte S.J.Chr. de Mesmaeker ;
- de verklaring van medeverdachte K. [medeverdachte 2] ;
- het proces-verbaal wapenonderzoek .
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op :
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 5 april 2012;
- de aangifte van [aangever] namens C&A Goes .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 16 januari 2012 te Goes tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal ongeveer 200 euro, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij verdachte en zijn mededader een winkel van die [slachtoffer] aan de Voorstad zijn binnengegaan -terwijl hij en zijn mededader het gezicht door middel van een kapuchon gedeeltelijk hadden bedekt- en een alarmpistool, dreigend gericht heeft gehouden op die [slachtoffer];
op 16 januari 2012 te Goes, tezamen en in vereniging met een ander
- een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan
worden toegebracht, en/of
- een wapen van categorie III, te weten een alarmpistool als bedoeld onder 4° voorhanden heeft gehad;
op 21 december 2011 te Goes (de Kolveniershof) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een sweater (met capuchon toebehorende aan C&A, die sweater heeft gepakt en
vervolgens die sweater onder zich heeft genomen en de beveiligingslabel van die sweater heeft los/open gemaakt en het prijskaartje van die sweater
heeft verwijderd en die sweater in een rugzak/tas heeft gestopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest conform de geldende richtlijnen. Hij ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. Hij heeft daarbij laten meewegen dat verdachte reeds een behoorlijk strafblad heeft en dat verdachte in zijn ogen de kwade genius achter de overval is. Hij acht de verklaringen van verdachte dat hij onder druk is gezet ongeloofwaardig, nu in het geheel niet is gebleken van het bestaan van enige vorm van dwang. Uit de verklaringen van [medeverdachte] en [medeverdachte 2] blijkt ook dat er verschillende momenten zijn geweest waarop hij zich had kunnen onttrekken. De officier van justitie ziet als strafverzwarende omstandigheden dat de overval tezamen en in vereniging is gepleegd, er gedreigd is met een vuurwapen, hun gezichten waren afgedekt en het een kwetsbaar slachtoffer betreft.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat aan verdachte een lagere straf dient te worden opgelegd dan door de officier van justitie gevorderd. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing. De officier van justitie noemt alleen strafverzwarende omstandigheden, maar er zijn ook verschillende strafverminderende omstandigheden: de omvang van de schade is beperkt gebleven, er is geen sprake van letsel en de overval was knullig en amateuristisch. Verdachte beseft dat hij op verschillende leefgebieden problemen heeft en wil zich na zijn detentie vrijwillig tot maatschappelijk werk wenden voor hulp. De verdediging verzoekt de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf mee te laten wegen dat het initiatief voor de overval niet van verdachte kwam, hij voelde zich onder druk gezet door medeverdachte [medeverdachte]. Deze laatste had een pistool en verdachte was bang dat [medeverdachte] hem iets zou doen. Tot slot wijst de verdediging nog op een recent vonnis van deze rechtbank, waarin voor een soortgelijke overval op dezelfde tabakszaak een aanzienlijk lagere straf is opgelegd dan nu door de officier van justitie gevorderd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag welke straf of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met zijn mededader een gewapende overval gepleegd op een winkel. Zij zijn op klaarlichte dag, voorzien van een strak om hun hoofd getrokken capuchon om herkenning te voorkomen en gewapend met een alarmpistool, de tabakszaak van de 84-jarige mevrouw [slachtoffer] binnengegaan. Onder bedreiging van dit alarmpistool hebben zij geld uit de kassa weggenomen. Het slachtoffer bevond zich tijdens de bedreiging in de gang tussen de tabakszaak en haar woonkamer die daarachter ligt. Daarmee zijn verdachte en zijn mededader ook in de privésfeer van het slachtoffer binnengedrongen. Zij hebben in het geheel niet nagedacht over de gevolgen voor het slachtoffer. Verdachte en zijn mededader wisten dat het slachtoffer een hoogbejaarde vrouw was en dus extra kwetsbaar. Immers, zij waren kort voor de overval al in de winkel geweest om deze te overvallen, hebben het slachtoffer toen gezien en gesproken, maar hebben zich teruggetrokken. Enkele minuten later hebben zij de winkel alsnog overvallen, ditmaal voorzien van een alarmpistool. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte een leidende rol heeft gehad bij het plegen van het misdrijf. Hij was degene die de tabakszaak heeft aangewezen. Echter zijn mededader heeft tijdens de overval een essentiële rol vervuld door het wapen vast te houden en het slachtoffer daarmee te dreigen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke gebeurtenissen een enorme impact hebben op de slachtoffers. Niet alleen is er angst ten tijde van de overval maar ook nog lang daarna blijven de angstgevoelens. Die situatie wordt voor de slachtoffers doorgaans verergerd omdat zij iedere dag weer terug moeten naar de plek waar ze zijn overvallen. Zodoende worden zij dagelijks geconfronteerd met de angst opnieuw overvallen te worden. Dit is niet anders voor het slachtoffer in onderhavige zaak. Deze overval heeft grote gevolgen gehad voor haar. Dit was de achtste keer dat haar tabakszaak werd overvallen en angstgevoelens hebben ertoe geleid dat zij nu overweegt de winkel, die een tijdverdrijf voor haar is, te sluiten omdat de ‘lol’ er voor haar af is.
Gebeurtenissen als de onderhavige behoren tot de categorie strafbare feiten die niet alleen een ernstige inbreuk maken op de slachtoffers, maar ook op de rechtsorde en tevens gevoelens van angst, onveiligheid en onrust in de samenleving veroorzaken. Verdachte en zijn mededader hebben zich echter aan dit alles niets gelegen laten liggen en zich bij hun handelen slechts door eigen belang en financieel gewin laten leiden, zonder zich bovendien te bekommeren om de gevolgen die hun gedrag voor het slachtoffer zouden kunnen hebben. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij betrokken was bij dit zeer ernstige feit dat, gelet op de kwetsbaarheid van het slachtoffer, bijzonder laf is te noemen.
Daarnaast heeft verdachte samen met zijn mededader een alarmpistool en taser voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van deze wapens brengt onaanvaardbare risico's voor de veiligheid van personen met zich mee.
De uitvoering van het misdrijf kan niet professioneel worden genoemd. Dat is echter geen verzachtende omstandigheid, zoals door de verdediging is aangevoerd. Slechts kan worden vastgesteld dat de wijze van uitvoering geen strafverzwarende omstandigheid oplevert.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot winkeldiefstal. Winkeldiefstallen zorgen voor veel overlast en schade bij de benadeelden. Ook al wordt er voor relatief lage bedragen gestolen, het bezorgt de winkelier handenvol extra werk en het levert de middenstand jaarlijks een meer dan forse schadepost op.
Voorts houdt de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de aan verdachte op te leggen straf rekening met het feit dat verdachte blijkens het uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 23 januari 2012 eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Verdachte liep nog in een proeftijd, maar dat heeft hem er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Uit het reclasseringsadvies van Bouman GGZ van 4 april 2012 blijkt dat bij verdachte sprake is van problemen op het gebied van huisvesting, financiën, sociaal netwerk, gedrag en houding. Ook ziet de reclassering zorgelijke signalen als het gaat om overmatig gebruik van drugs- en alcohol. Verdachte is tijdens zijn detentie voor onderhavige feiten bezocht door een medewerker van de forensische polikliniek van Bouman GGZ maar weigerde met hen in gesprek te gaan, omdat hij (verslaving)hulpverlening liever afhoudt. Hij is voornemens op zijn eigen manier aan zijn problemen te gaan werken. Gelet op deze houding ziet Bouman GGZ geen ingang voor gedragsverandering bij verdachte. Bouman GGZ schat het recidiverisico hoog in. Zij adviseert aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke een langdurige vrijheidsbeneming meebrengt. De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal een iets lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu zij van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. In het bijzonder rechtvaardigt de meer leidende rol die de verdachte heeft gehad bij het plegen van de overval in dit geval niet een strafverhoging met twaalf maanden. Zij zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden. Met betrekking tot het door de verdediging aangehaalde vonnis merkt de rechtbank op dat de verdachte in die zaak niet zelf de bewuste overval heeft gepleegd doch ‘slechts’ op de uitkijk heeft gestaan.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit een schadevergoeding van € 1.400,00, waarvan € 200,00 wegens materiële schade en
€ 1.200,00 wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en vordert de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag hoofdelijk aan verdachte en diens mededader op te leggen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen alsmede de gevorderde wettelijke rente vanaf
16 januari 2012.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van één week die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 2 augustus 2011, ten uitvoer zal worden gelegd.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de voorwaardelijke straf ten uitvoer kan worden gelegd, nu verdachte in de proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g, 24c, 36f, 45, 47, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en een wapen van categorie III;
feit 3: Poging tot diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 42 (tweeënveertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
feit 1:
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], van € 1.400,00, waarvan € 200,00 ter zake van materiële schade en € 1.200,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 16 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 1.400,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 24 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 2 augustus 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 12/730064-11 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten één week gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Jager, voorzitter, mr. Klarenbeek en mr. Lameijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 april 2012.