parketnummer: 12/700453-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 juni 2012
[verdachte],
geboren op [1989],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht, Kerkeplaat 25, 3313 LC Dordrecht,
ter terechtzitting verschenen,
raadsvrouw mr. Leeflang, advocaat te Amsterdam,
ter terechtzitting aanwezig.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 mei 2012, waarbij de officier van justitie mr. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 december 2011 te Vlissingen door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte één of meer
vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of zijn, verdachtes,
penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en bestaande dat geweld of
die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft meegesleurd/getrokken/geduwd naar een afgelegen plek, en/of
- de GSM van die [slachtoffer] heeft afgepakt, en/of
- zijn, verdachtes, hand over/op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd, en/of
- die [slachtoffer] een mes, althans een dergelijk scherp voorwerp, heeft getoond
en/of daarbij de woorden (zakelijk weergegeven) heeft toegevoegd: "Als je
schreeuwt ga ik je vermoorden/steken/snijden.", en/of
- die [slachtoffer] op de grond heeft getrokken/geduwd, en/of
- die [slachtoffer] op haar rug heeft gedraaid, en/of
- op die [slachtoffer] is gaan liggen, en/of
- de panty en/of onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken/ naar beneden
getrokken
en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 10 december 2011 te Vlissingen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte:
- die [slachtoffer] meegesleurd/getrokken/geduwd naar een afgelegen plek, en/of
- de GSM van die [slachtoffer] afgepakt, en/of
- zijn, verdachtes, hand over/op de mond van die [slachtoffer] gelegd, en/of
- die [slachtoffer] een mes, althans een dergelijk scherp voorwerp, getoond en/of
daarbij de woorden (zakelijk weergegeven) toegevoegd: "Als je schreeuwt ga ik
je vermoorden/steken/snijden.", en/of
- die [slachtoffer] op de grond getrokken/geduwd, en/of
- die [slachtoffer] op haar rug gedraaid, en/of
- op die [slachtoffer] gaan liggen, en/of
- de panty en/of onderbroek van die [slachtoffer] uitgetrokken/ naar beneden getrokken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 subsidiair telastgelegde een veroordeling niet
mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 10 december 2011 te Vlissingen, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van
een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten van de
vagina/schaamstreek van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- die [slachtoffer] heeft meegesleurd/getrokken/geduwd naar een afgelegen plek, en/of
- de GSM van die [slachtoffer] heeft afgepakt, en/of
- zijn, verdachtes, hand over/op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd, en/of
- die [slachtoffer] een mes, althans een dergelijk scherp voorwerp, heeft getoond
en/of daarbij de woorden (zakelijk weergegeven) heeft toegevoegd: "Als je
schreeuwt ga ik je vermoorden/steken/snijden.", en/of
- die [slachtoffer] op de grond heeft getrokken/geduwd, en/of
- die [slachtoffer] op haar rug heeft gedraaid, en/of
- op die [slachtoffer] is gaan liggen, en/of
- de panty en/of onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken/ naar beneden
getrokken;
art 246 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de primair ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer], in die zin dat hij zowel twee vingers als ook zijn penis in haar vagina heeft gebracht. Hij baseert zich daarbij naast de aangifte van [slachtoffer], die consistent is in haar verklaringen en die voor wat betreft de feitelijke handelingen in onderlinge samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen gevolgd kan worden, op het volgende. Getuige [getuige 3] heeft zowel bij de politie als ook bij de rechter-commissaris een duidelijke omschrijving van de dader gegeven. Tijdens het doorlezen van zijn verklaring bij de politie herkent hij verdachte op een politiefoto als de man die hij als dader van de verkrachting beschouwt . Die foto is toevalligerwijs tijdens zijn verhoor bij de politie onder ogen van die [getuige 3] gekomen.
Er is een DNA-mengprofiel veiliggesteld aan de binnenkant van de slip van het slachtoffer en wel midden op het vlak aan de voorkant. In dit mengprofiel zijn twee DNA-profielen herleid, te weten van één man en één vrouw. Uit een etniciteitsonderzoek komt naar voren dat de donor van dit spoor dezelfde etnische afkomst heeft als verdachte. Verdachte stelt onschuldig te zijn, maar verzet zich wel tegen vrijwillige afname van DNA-materiaal. Het uiteindelijk toch van verdachte afgenomen DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van de mannelijke donor op de binnenkant van de slip. Dit levert een relatief sterke bewijswaarde op, aangezien sprake is van een full match met een volledig DNA-profiel. Verdachte wil geen enkele verklaring afleggen over die nacht, heeft geen alibi en heeft ook geen aannemelijke verklaring willen geven voor de aanwezigheid van zijn DNA aan de binnenkant van de slip van het slachtoffer. Voorts hebben getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bevestigd dat zij vanuit hun woningen rond het tijdstip van de in de aangifte van [slachtoffer] verwoordde gebeurtenissen geluiden hebben gehoord, die overeenkomen met hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard over wat zij heeft geroepen en hoe zij heeft geprobeerd de dader verbaal weg te jagen. Op de beelden van verschillende bewakingscamera’s is het slachtoffer te zien net voordat zij wordt aangevallen en kort daarna. Ook de dader en de fiets waarop hij rijdt is op deze beelden te zien. De onder verdachte in beslag genomen damesfiets vertoont sterke gelijkenis met de fiets op de camerabeelden. Tijdens zijn aanhouding op 6 maart 2012 had verdachte een zelfde soort jas aan als waarover het slachtoffer en [getuige 3] verklaarden. Later is ook de capuchon aangetroffen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Verzocht is een integrale vrijspraak. De verdediging wijst daarbij op de twijfel die rijst bij de herkenning van verdachte door getuige [getuige 3] aan de hand van een foto. Hij zou, nadat hij bij de politie met de foto van verdachte is geconfronteerd, hebben gezegd dat dit de ‘[bijnaam]’ is waarover hij in zijn verklaring spreekt. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij een foto heeft gezien en dat hij hem daarop herkende. Echter, Vlissingen is geen grote stad en het valt niet uit te sluiten dat [getuige 3] verdachte eerder in Vlissingen heeft gezien en hem daarvan herkende. Voorts is de verdediging van mening dat de verklaring van [getuige 3] bij de rechter-commissaris dient te worden uitgesloten van het bewijs, gelet op de wijze waarop hem de foto van verdachte is getoond. Het valt niet uit te sluiten dat zijn verklaring daardoor is gekleurd.
Met betrekking tot het aangetroffen DNA-profiel van verdachte op de binnenzijde van de slip van het slachtoffer is de verdediging van mening dat dit zeer zorgvuldig dient te worden benaderd. Verdachte ontkent dat hij het slachtoffer heeft verkracht. Het referentiemateriaal, de bemonstering van een bloedspoor aan de binnenkant van de slip van het slachtoffer, betreft een afgeleid mengprofiel waarvan niet duidelijk is waaruit het bestaat en waarvan niet kan worden uitgesloten dat het van meer dan één man afkomstig is. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij eerder die avond is lastig gevallen door een man, die haar bij de arm heeft beetgepakt. Voorts is zij die avond uit geweest in de binnenstad van Vlissingen. Niet valt uit te sluiten dat verdachte haar toen heeft aangeraakt of dat verdachte de dader een hand heeft gegeven en dat de dader later de huidschilfers van verdachte heeft overgebracht. Het valt dus niet uit te sluiten dat het DNA-profiel van verdachte op een andere wijze aan de binnenkant van de slip van het slachtoffer is terechtgekomen dan door de ten laste gelegde gang van zaken. Daarnaast is DNA-bewijs niet onfeilbaar. De kracht van het bewijs wordt uitgedrukt in de kans dat een willekeurige andere persoon hetzelfde DNA-profiel heeft. Laboratoriumfouten worden daarbij niet in aanmerking genomen terwijl ze toch regelmatig voorkomen, hetgeen het bewijs onzeker maakt. In feite kan via DNA alleen met zekerheid worden gezegd wie niet aanwezig was. Een DNA-mengprofiel heeft een lagere bewijswaarde dan een volledig profiel.
Ook de verklaringen van aangeefster en die van [getuige 3] en de overige bewijsmiddelen laten de mogelijkheid open dat zij door een ander is verkracht. Hun verklaringen komen voor wat betreft de kleding van de dader niet met elkaar overeen. [getuige 3] geeft verder weliswaar een signalement van een man, maar hij is geen getuige geweest van de verkrachting. Zijn verklaring bij de rechter-commissaris verschilt ook op punten met zijn verklaring bij de politie. Hij zegt verder dat [getuige 4] de dader aansprak met ‘[bijnaam]’, maar [getuige 4] was dronken waardoor niet met zekerheid kan worden gezegd dat de persoon ook ‘[bijnaam]’ heette. [getuige 3] verklaart verder dat hij verdachte kent van gezicht, maar dit hoeft niet de man te zijn geweest die hij die avond zag. Ik word bijvoorbeeld minstens één keer per week door mensen die interactief contact hebben met mij aangesproken met [collega advocaat], een collega van mij. Buiten het feit dat wij een donkere huidskleur hebben en lang zijn is er geen gelijkenis. [slachtoffer] weet honderd procent zeker dat de man die haar eerst aansprak en de man die haar verkracht heeft een en dezelfde persoon is. Zij geeft een vrij algemene, vage en wisselende beschrijving van de dader, die op meerdere personen zou kunnen passen. Gelet hierop kunnen de verklaringen van [slachtoffer] niet als bewijs worden gebruikt. De bij verdachte aangetroffen damesfiets vertoont gelijkenis met de fiets van de aanvaller. Deze fiets is echter een veel voorkomende fiets van het merk Batavus.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 10 december 2011 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van een eerder die dag in de vroege ochtend te Vlissingen gepleegde verkrachting. Zij verklaarde dat zij na het stappen in Vlissingen op straat was benaderd door een man op een fiets. Deze man sprak eerst met twee jongens waarvan er één [voornaam] genaamd was en met wie [slachtoffer] een stukje was opgelopen, genoemde man kwam vervolgens achter haar aan en pakte haar vast bij haar arm en vroeg of zij met hem mee wilde gaan. Toen zij zei dat zij dat niet wilde en dat zij haar vriend ging bellen, is de man doorgefietst. Zij heeft een tijdje gewacht om zeker te weten dat de man weg zou zijn en is daarna doorgelopen. Op de Bloemenlaan bemerkte zij dat de man op een fiets naast haar reed. Deze man sloeg zijn arm om haar schouders en nek en zei in het Engels ‘nou heb ik je’. Hij stapte van zijn fiets, pakte haar beet en trok haar een gangetje tussen twee huizen in. [slachtoffer] heeft haar mobiele telefoon gepakt met het doel iemand te bellen. Toen zij de telefoon naar haar oor bracht, pakte de man deze van haar af. De man duwde haar een poortje in, terwijl hij een hand over haar mond had gelegd. [slachtoffer] is op de grond gevallen. De man liet haar een mes zien en zei dat als zij zou schreeuwen hij haar zou vermoorden of steken of snijden. Hij lag op dat moment half over haar heen. De man draaide haar op haar rug. Hij zat toen op zijn knieën tussen haar benen. Hij trok vervolgens haar panty en onderbroek naar beneden en stak eerst één en later twee vingers in haar vagina. De man heeft zijn broek losgemaakt, maar [slachtoffer] weet niet of hij met zijn penis in haar is geweest. Nadat [slachtoffer] de man had gezegd dat zij ongesteld was en dat hij zijn vingers maar moest bekijken omdat er wel bloed aan zou zitten, keek de man inderdaad naar zijn vingers, en hij is er vervolgens op zijn fiets vandoor gegaan.
[slachtoffer] heeft een signalement van de dader gegeven. Zij omschrijft hem als een Afrikaan met een echt zwarte huid, een beetje een rond gezicht en zijn haar droeg hij in dreadlocks. [slachtoffer] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij heel zeker weet dat de man die haar eerst aansprak en de man die haar heeft verkracht een en dezelfde persoon is.
Op de door [slachtoffer] aangewezen plaats delict zijn daarop omstreeks 08.45 uur diezelfde dag door de forensisch technische recherche diverse verstoringen in de bladeren en grond aangetroffen, die kort daarvoor waren veroorzaakt.
De woningen van getuigen [getuige 2] en [getuige 1] grenzen met de achtertuin aan het pleintje in de hoek van de Vincent van Goghlaan en Bloemenlaan alwaar de verkrachting plaats heeft gevonden. Zij hebben op 10 december 2011 omstreeks 06.15 uur stemmen gehoord op het pleintje. Er werd Engels gesproken. Eén van de stemmen werd volgens [getuige 2] gedempt alsof iemand praatte met een hand voor zijn mond.
Op 10 december 2011 in de middag werd [slachtoffer] na haar aangifte door een verbalisant naar huis gebracht. Onderweg passeerden zij twee jongens, waarvan [slachtoffer] er één meende te herkennen als de [voornaam] waar zij in haar aangifte over had gesproken. Deze jongen, genaamd [getuige 3], bevestigde dat hij die nacht met een vriend en een blond meisje een stukje was opgelopen. Hij heeft verklaard dat hij samen met [getuige 4] en een blond meisje stond te roken toen een negroïde jongen bij hen stopte. [getuige 4] noemde deze jongen ‘[bijnaam]’. Deze jongen stelde vragen over het meisje aan [getuige 4]. Het meisje is op een gegeven moment doorgelopen. Kort daarna is de jongen weggefietst in dezelfde richting als het meisje was gelopen. [getuige 3] heeft de jongen nog vlak bij het meisje gezien, maar weet niet of hij met haar heeft gesproken. Hij heeft deze jongen als volgt omschreven: donker getint, leeftijd tussen de 20 en 23 jaar, dreads naar achteren, beetje rasta, en hij droeg een zwarte, glimmende jas van het merk Nickelson. Deze jongen reed op een damesfiets.
De verbalisanten hebben [getuige 3] na het verhoor het verslag daarvan gegeven met het verzoek dat te ondertekenen. Tijdens het omdraaien van de pagina’s van het proces-verbaal constateerden verbalisanten dat zich na de laatste pagina van het verhoor per ongeluk een politiefoto bevond van verdachte, welke foto door een andere verbalisant was geprint. [getuige 3] heeft deze foto gedurende korte tijd waargenomen. [getuige 3] zei ‘dat is [bijnaam]’. Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 3] desgevraagd verklaard dat hij de man op de foto voor honderd procent herkende als de man die hij die nacht had gezien. Hij had deze man al wel eens eerder zien lopen in Vlissingen, maar herkende hem zeker ook van die nacht.
Op 10 december 2011 is onder andere de slip van [slachtoffer] door de politie veiliggesteld als sporendrager, nu de dader deze volgens [slachtoffer] had vastgepakt en met kracht naar beneden had getrokken, voorzien van een zegel met nummer AACQ8188#05 verzonden aan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna te noemen: NFI).
Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat van de bemonstering van een bloedspoor aan de binnenzijde van deze slip een DNA-mengprofiel is verkregen. Dat mengprofiel bevat DNA van minimaal twee personen, waaronder tenminste één man en één vrouw. Het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] matcht met het vrouwelijk profiel. Vanwege deze match en het feit dat alle DNA-kenmerken van de twee celdonoren zichtbaar zijn, is een DNA-profiel afgeleid van de tweede, mannelijke donor en opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken ter vergelijking.
Het Forensisch Laboratorium voor DNA-Onderzoek (FLDO) heeft aan de hand van Y-chromosomaal en mitochondriaal DNA-onderzoek een zogenaamd etniciteitsonderzoek verricht. Uit dit onderzoek is gebleken dat op grond van de Y-haplogroep kan worden geconcludeerd dat de donor van het in spoor AACQ8188#05 aanwezige celmateriaal in direct mannelijke lijn, voorouders heeft die uit Afrika afkomstig kunnen zijn.
Op 7 maart 2012 is onder dwang van verdachte DNA-materiaal in de vorm van bloed afgenomen. Het DNA-profiel van verdachte matcht met het afgeleide DNA-profiel. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit afgeleide DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Diverse bewakingscamera’s van de gemeente Vlissingen hebben de gebeurtenissen kort voor en na het voorval vastgelegd. Op de videobeelden wordt het volgende waargenomen :
Om 06.14.22 uur komt een fietser voorlangs de flat van de Hercules Segherslaan aanrijden. Hij rijdt in de richting van de Vincent van Goghlaan. De fietser is gekleed in een zwarte glimmende jas met een capuchon en bontkraag.
Om 06.14.56 uur rijdt de fietser in de richting van de snackbar op de hoek van de Bloemenlaan en de Vincent van Goghlaan.
Om 06.20.59 uur komt [slachtoffer] in beeld ter hoogte van de snackbar.
Op 6 maart 2012 heeft een doorzoeking in de woning van verdachte plaatsgevonden. Daarbij zijn een heren- en damesfiets in beslag genomen. Uit de fouillering van verdachte na zijn aanhouding kwam een zakmes van het merk Smith & Wesson. Verder droeg verdachte bij zijn aanhouding een zwarte glimmende jas van het merk Nickelson. Later is op de cel van verdachte in de penitentiaire inrichting Dordrecht een capuchon aangetroffen die gelet op de stof, de kleur en het model waarschijnlijk behoort bij de hiervoor genoemde jas.
De onder verdachte in beslag genomen damesfiets vertoont sterke overeenkomsten met de fiets waarop de vermoedelijke dader van de verkrachting rijdt en die te zien is op de beelden van de bewakingscamera’s. De politie heeft de onder verdachte in beslag genomen damesfiets geplaatst op diverse locaties in de gemeente Vlissingen waar de vermoedelijke verdachte van het misdrijf te zien is op de beelden van de bewakingscamera’s. De rechtbank heeft op de afdrukken van de beelden van de bewakingscamera’s van die nacht en van de reconstructie die zijn gevoegd in het dossier overeenkomsten waargenomen tussen de fiets van de dader en de onder verdachte in beslag genomen fiets.
Nadere bewijsoverwegingen
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer], zoals zij die in haar aangifte bij de politie, haar aanvullende verklaring als ook later ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd, consistent zijn en bevestiging vinden in overige bewijsmiddelen, zodat zij als uitgangspunt kunnen worden gebezigd voor de bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde verkrachting. Dat aangeefster haar verklaring na de aangifte op ondergeschikte punten heeft gewijzigd doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid ervan.
Het tonen van een politiefoto van verdachte, al dan niet per ongeluk, aan getuige [getuige 3] is een ongewenste wijze van handelen, die zeker niet een schoonheidsprijs verdient, maar dit handelen wordt door de rechtbank niet aangemerkt als een vormfout. De sanctie van bewijsuitsluiting, zoals door de verdediging bepleit, is derhalve niet passend, temeer nu er te weinig verband is tussen het plotselinge aanwezig zijn van voornoemde foto en de verklaring van [getuige 3] tegenover de rechter-commissaris, die de verdediging wil laten uitsluiten. De verdediging heeft zelf verzocht om het verhoor van [getuige 3] door de rechter-commissaris. [getuige 3] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij verdachte weliswaar kende vanuit de stad, maar dat hij de man op de foto voor honderd procent herkent als de man die hij in de nacht van 10 december 2011 heeft gezien en waarmee [getuige 4] heeft gesproken. [getuige 3] heeft tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris nog stelliger en nauwkeuriger verklaard dan tegenover de politie, waardoor de bewijswaarde van zijn verklaringen juist wordt versterkt. In aanmerking moet worden genomen dat de verklaring van [getuige 3] tegenover de rechter-commissaris kan zijn gekleurd doordat hem bij de politie plotseling en onverwacht de foto van de verdachte onder ogen kwam. Dat neemt echter niet weg dat [getuige 3] daar direct de naam van verdachte bij wist: ‘[bijnaam]’. [getuige 3] heeft verdachte in die nacht bij die naam leren kennen. Gebleken is dat ook anderen die voornaam, ‘[bijnaam]’ voor verdachte gebruikten, hetgeen door verdachte ter zitting ook is bevestigd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van [getuige 3] bij de rechter-commissaris niet behoeft te worden uitgesloten van het bewijs.
De verdediging heeft de theorie ontvouwd dat de dader, een derde, DNA-materiaal van de verdachte in de binnenkant van de slip van het slachtoffer heeft gebracht. Het valt, aldus de verdediging, niet uit te sluiten dat de dader huidschilfers van de verdachte daarheen heeft overgebracht, nadat de verdachte het slachtoffer eerder had vastgepakt of nadat de dader eerder de verdachte een hand had gegeven. Daarbij heeft de verdediging erop gewezen dat zowel de verdachte als het slachtoffer die avond en nacht waren uit geweest in de binnenstad van Vlissingen.
De officier van justitie heeft deze theorie gemotiveerd van de hand gewezen.
De rechtbank is van oordeel dat, mocht een dergelijke theorie al tot de mogelijkheden behoren, niets erop wijst dat deze theorie in deze zaak aan de orde is geweest. Integendeel, in de bemonstering van het bloedspoor aan de binnenkant van de slip van het slachtoffer is het DNA-profiel van één man en één vrouw aanwezig en niet ook het DNA-profiel van een derde persoon. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het NFI het zou hebben vermeld wanneer ook materiaal van een derde persoon was aangetroffen.
Voorts is het theoretisch denkbaar dat bij het vaststellen van de DNA-profiel laboratoriumfouten worden gemaakt, maar het dossier biedt geen aanknopingspunten om aan te nemen dat zulke fouten in deze zaak zijn gemaakt. De verdediging heeft deze stelling op geen enkele wijze onderbouwd. De rechtbank gaat aan de mogelijkheid van laboratoriumfouten voorbij, temeer nu er zoveel andere bewijsmiddelen zijn die de verdachte belasten.
Op grond van de wettige bewijsmiddelen, in onderling (tijd-)verband en samenhang beschouwd, heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd, in die zin dat hij één of meer vingers in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten in het dossier aanwezig zijn om ook te komen tot een bewezenverklaring van het in de vagina van [slachtoffer] brengen van zijn penis. Zij zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen andere feiten en omstandigheden naar voren gekomen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 december 2011 te Vlissingen door geweld en andere
feitelijkheden en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een
handeling die bestond uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte één of meer
vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en bestaande dat geweld en
die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft meegesleurd/getrokken/geduwd naar een afgelegen plek, en
- de GSM van die [slachtoffer] heeft afgepakt, en
- zijn, verdachtes, hand over/op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd, en
- die [slachtoffer] een mes heeft getoond
en daarbij de woorden (zakelijk weergegeven) heeft toegevoegd: "Als je
schreeuwt ga ik je vermoorden/steken/snijden.", en
- die [slachtoffer] op de grond heeft getrokken/geduwd, en
- die [slachtoffer] op haar rug heeft gedraaid, en
- op die [slachtoffer] is gaan liggen, en
- de panty en onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken/ naar beneden
getrokken
en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het een ernstig strafbaar feit betreft, waarbij verdachte zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen seksuele behoeften en geen rekening heeft gehouden met de gevolgen van zijn gedragingen voor het slachtoffer. Verdachte is eerder met justitie in aanraking geweest. De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van voorarrest waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Daarbij heeft hij op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met het feit dat verdachte tussen het plegen van onderhavig feit en de berechting hiervan door het hof te
‘s-Hertogenbosch is veroordeeld voor een ander strafbaar feit. De officier van justitie is van mening dat een deel van de straf voorwaardelijk dient te worden opgelegd om een eventueel traject van resocialisatie enige kans van slagen te geven. Om die reden is hij ook van mening dat de proeftijd langer dient te zijn dan de standaard twee jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt, is de verdediging van mening dat de door de officier van justitie gevorderde straf fors is. De standaard straf in dit soort zaken is 24 maanden. Het verplichte reclasseringstoezicht is uit de lucht gegrepen evenals dat er geen reden is om de proeftijd op drie jaar te stellen. Verdachte is niet eerder in contact geweest met politie en/of justitie voor soortgelijke delicten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag welke straf of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer] en heeft daarmee op grove wijze inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer in de vroege ochtend op straat beetgepakt en haar meegetrokken naar een afgelegen brandgang. Het slachtoffer is hierbij op de grond terecht gekomen en verdachte heeft haar onder bedreiging van een mes gezegd dat zij haar mond moest houden, want anders zou hij haar vermoorden. Vervolgens heeft hij haar panty en onderbroek naar beneden getrokken en zijn vingers in haar vagina gebracht. Verdachte heeft zich bij dit alles enkel laten leiden door zijn eigen seksuele behoeften en heeft geen oog gehad voor de gevolgen die zijn gedragingen bij het slachtoffer teweeg brachten. Een dergelijk handelen is een ernstig strafbaar feit, waarbij het slachtoffer zich uiterst vernederende en ook pijnlijke handelingen heeft moeten laten welgevallen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van delicten als het onderhavige nog geruime tijd lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Te verwachten valt dat het slachtoffer nog geruime tijd met de nadelige gevolgen van deze ernstig traumatiserende gebeurtenis zal worden geconfronteerd. Het slachtoffer ondervindt daarvan ook thans nog de gevolgen zoals blijkt uit haar voegingsformulier. Voorts levert een verkrachting onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij op. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij betrokken was bij dit ernstige feit.
Blijkens het uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 7 maart 2012 is verdachte niet eerder met politie en/of justitie in aanraking geweest voor soortgelijke feiten. Wel is hij tussen het plegen van onderhavig feit en de berechting daarvan door het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch veroordeeld tot een werkstraf ter zake van vermogensdelicten. De rechtbank houdt daarmee conform het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening bij het bepalen van de strafmaat. Over verdachte is geen reclasseringsrapport uitgebracht. Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat verdachte in september 2012 wil gaan studeren en dat hij voornemens is deze studie af te ronden.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de strafmaat in het bijzonder rekening met de aard van het gebruikte geweld waaronder naast fysiek geweld het dreigen met een mes, het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten aan het eind van de nacht, en het feit dat verdachte aan het slachtoffer geheel onbekend was betrof. Zij is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke een langdurige vrijheidsbeneming meebrengt. De rechtbank zal een iets lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu zij niet bewezen acht dat verdachte met zijn penis in het lichaam van het slachtoffer is binnengedrongen en zij verder van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Zij zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht zoals door de officier van justitie gevorderd. Zij overweegt daartoe dat in het kader van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voldoende mogelijkheden zijn voor resocialisatie van verdachte met behulp van de reclassering.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert ter zake van het ten laste gelegde feit een schadevergoeding van € 3.938,80, waarvan € 438,80 wegens materiële schade en
€ 3.500,00 wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en vordert de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag aan verdachte op te leggen. Hij is van mening dat de vordering zowel ten aanzien van de materiële als ook de immateriële schade voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij. Met betrekking tot de door de benadeelde partij gevorderde schade ten aanzien van de door de politie in beslag genomen panty en slipje merkt de officier van justitie op dat deze voorwerpen wat hem betreft weliswaar retour kunnen naar [slachtoffer], maar dat deze ten behoeve van het forensisch onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut zijn verknipt.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de vordering van de benadeelde partij gelet op de door haar bepleite vrijspraak dient te worden afgewezen. Subsidiair betoogt zij dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Zo zijn er geen bonnen bijgevoegd met betrekking tot de reiskosten en de telefoon. De benadeelde partij stelt weliswaar dat haar telefoon kapot is, maar uit het dossier blijkt dat zij na het incident nog heeft gebeld met deze telefoon. Ook is de vordering met betrekking tot de immateriële schade onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij claimt in onderhavige zaak € 1.000,00 meer dan in de door haar bijgevoegde zaak, maar onderbouwt niet waarom zij dit doet.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden, dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het primair bewezenverklaarde en dat verdachte aansprakelijk is voor deze schade. De benadeelde partij heeft haar vordering op dit punt gemotiveerd onderbouwd. De verdediging heeft hiertegen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd.
Met betrekking tot de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat eveneens voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden. De verdediging heeft de vordering op dit punt betwist, om reden dat de benadeelde partij haar vordering niet heeft onderbouwd met (aankoop)bonnen. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen echter in dit geval in redelijkheid geen bonnen als schriftelijk bewijs worden verlangd. Bovendien is de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade niet bovenmatig.
Gelet op vorenstaande zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] in zijn geheel toewijzen. Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen alsmede de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 december 2011.
8 Het beslag
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat het onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes zal worden onttrokken aan het verkeer, nu dit mes is gebruikt bij het misdrijf. De overige in beslag genomen goederen kunnen worden teruggegeven aan de rechthebbenden voor zover deze daar prijs op stelt, te weten:
- de kleding en het ondergoed aan het slachtoffer [slachtoffer],
- de heren- en damesfiets retour aan [rechthebbende], en
- de Nickelson jas aan verdachte.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot de onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit is begaan met behulp van dit voorwerp.
Verder is dit voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan [slachtoffer], respectievelijk [rechthebbende] en verdachte, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kunnen worden aangemerkt.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36b, 36c, 36f, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het primair bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Verkrachting;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], van € 3.938,80, waarvan € 438,80 ter zake van materiële schade en € 3.500,00 ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 10 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], € 3.938,80 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 49 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen voorwerp, te weten een mes van het merk Smith & Wesson;
- gelast de teruggave aan [slachtoffer] van de in beslag genomen voorwerpen, te weten kleding (195376) en ondergoed (195377);
- gelast de teruggave aan [rechthebbende] van de in beslag genomen voorwerpen te weten één damesfiets, merk Batavus, en één herenfiets, merk Gazelle;
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten één jas van het merk Nickelson.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter, mr. Klarenbeek en mr. Van Zinnen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 juni 2012.
Mr. Van der Ploeg-Hogervorst is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.