ECLI:NL:RBMID:2012:BX1461

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
18 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/5466
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering onroerende zaak en invloed van nabijgelegen minicamping op WOZ-waarde

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 18 april 2012, gaat het om de waardering van een woning in relatie tot de nabijheid van een minicamping. De heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland had de waarde van de woning vastgesteld op € 214.000 per waardepeildatum 1 januari 2010, maar na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 193.000. Belanghebbenden, de erven van de erflater, stelden dat de woning een waarde had van € 164.000 en voerden aan dat de aanwezigheid van de minicamping een waardedrukkend effect had op de woning. Tijdens de zitting op 4 april 2012 was de gemachtigde van de belanghebbenden niet aanwezig, terwijl de gemachtigde van de heffingsambtenaar wel aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht geen waardevermindering had toegekend. De rechtbank stelde vast dat de minicamping niet permanent geopend was en dat er een brede strook beplanting tussen de woning en de minicamping lag, waardoor er geen significante waardedrukkende invloed was. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen werd medegedeeld dat zij binnen zes weken hoger beroep konden instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/5466
Uitspraakdatum: 18 april 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
de erven van [erflater],
belanghebbenden,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de heffingsambtenaar van 12 september 2011 op het bezwaar van belanghebbenden tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres de woning] te [plaats X] (hierna: de woning), is gewaardeerd krachtens de Wet waardering onroerende zaken en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslag onroerende-zaakbelastingen 2011.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2012 te Middelburg.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de heffingsambtenaar [gemachtigde].
De gemachtigde van belanghebbenden is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de woning, per waardepeildatum 1 januari 2010 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2011 tot 1 januari 2012 op € 214.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2011 bekend gemaakt. In de uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde verminderd tot € 193.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.
2.2. In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum. Belanghebbenden bepleiten een waarde van € 164.000.
2.3. Krachtens artikel 17, eerste lid, van de Wet WOZ, wordt aan een onroerende zaak een waarde toegekend. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt deze waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs, die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
2.4. De heffingsambtenaar, op wie de bewijslast rust, heeft een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 14 november 2011 door [taxateur G], taxateur. In dit taxatierapport wordt de waarde van € 193.000 ondersteund door de opbrengst behaald bij verkoop van enkele met de woning vergeleken objecten: [vergelijkingsobject 1], [vergelijkingsobject 2], [vergelijkingsobject 3] en [vergelijkingsobject 4] (hierna: vergelijkingsobjecten). Het taxatierapport is voorzien van beeldmateriaal van zowel de woning als van de vergelijkingsobjecten. Tevens is het taxatierapport voorzien van een matrix.
2.5. De bewijslast inzake de juistheid van de aan de woning toegekende waarde ligt bij de heffingsambtenaar. Met het hiervoor vermelde taxatierapport heeft de taxateur aannemelijk gemaakt dat de woning op de waardepeildatum een waarde in het economische verkeer had van € 193.000. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de in het taxatierapport genoemde vergelijkingsobjecten kort vóór of kort na de waardepeildatum zijn verkocht en wat type, bouwjaar en ligging betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. De heffingsambtenaar heeft de onderhoudstoestand van de woning als ‘slecht’ aangemerkt. Dit komt ook tot uitdrukking in de prijs per kubieke meter. Dat aan de [vergelijkingsobject 4] een lagere prijs per kubieke meter is toegekend doet hier niet aan af, omdat rekening is gehouden met het beginsel van het afnemende grensnut, hetgeen inhoudt dat de prijs per kubieke meter van het hoofdgebouw afneemt naarmate de inhoud groter is. Tevens hebben belanghebbenden naar het oordeel van de rechtbank, tegenover de gemotiveerde betwisting door de heffingsambtenaar, niet aannemelijk gemaakt dat van de aanwezigheid van asbestplaten in het dak van de schuur, een nog grotere waardedrukkende invloed uitgaat dan waarmee de heffingsambtenaar al in de bezwaarfase rekening heeft gehouden.
2.6. Belanghebbenden beroepen zich er voorts op dat de geluidsoverlast van de nabijgelegen minicamping onvoldoende tot uitdrukking is gekomen bij de waardering van de woning. De heffingsambtenaar heeft bevestigd dat daarmee geen rekening is gehouden. De rechtbank is met belanghebbenden van oordeel dat de aanwezigheid van een minicamping op een naburig perceel in zijn algemeenheid wel waardeverminderend is voor recreatiewoningen. Het is dus begrijpelijk dat belanghebbenden, die de woning als recreatiewoning vooral in de zomermaanden gebruiken, stellen er overlast van te hebben. De woning is echter niet alleen bruikbaar als recreatiewoning, omdat ook permanente bewoning mogelijk is en de taxateur heeft de woning dan ook terecht als “gewone” woning gewaardeerd. Naar het oordeel van de rechtbank gaat er, uitgaande van permanente bewoning, geen waardedrukkend effect uit van de nabijheid van de minicamping nu die niet permanent geopend is en er tevens een brede strook beplanting ligt tussen de woning en de minicamping. Derhalve heeft de heffingsambtenaar naar het oordeel van de rechtbank terecht geen waardevermindering toegekend.
2.7. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond.
2.8. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
2.9. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat, voor zover belanghebbenden opkomen tegen de afwijzing van zijn verzoek om ambtshalve vermindering van de beschikking over het jaar 2010, de rechtbank niet bevoegd is een dergelijke beslissing te toetsen.
Deze uitspraak is gedaan op 18 april 2012 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van
mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 27 april 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.