ECLI:NL:RBMID:2012:BX4055

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
24 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/1620
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kostenvergoeding in belastingzaken: taxatierapport niet voor bezwaar

In deze zaak heeft de rechtbank Middelburg op 24 mei 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de vergoeding van kosten in de bezwaarfase van een belastingzaak. De heffingsambtenaar had in de bezwaarfase een vergoeding verleend voor de taxatiekosten, maar ter zitting concludeerde hij dat er geen vergoeding voor het taxatierapport diende te worden toegekend. De rechtbank oordeelde dat het taxatierapport niet was opgesteld ter ondersteuning van het bezwaar, maar voor een ander doel, en dat het rapport niet had bijgedragen aan de vaststelling van de waarde van de woning na bezwaar. Hierdoor kon er geen vergoeding voor het opmaken van het taxatierapport worden verleend.

De rechtbank stelde vast dat de kostenvergoeding in de beroepsfase niet te laag was vastgesteld, aangezien de toegekende kostenvergoeding bij de uitspraak op bezwaar op een hoger bedrag was vastgesteld. De belanghebbende had betoogd dat de wegingsfactor op 1 moest worden gesteld en dat de taxatiekosten volledig voor vergoeding in aanmerking moesten komen. De heffingsambtenaar voerde echter aan dat het een lichte zaak betrof, waarvoor een wegingsfactor van 0,5 gold. De rechtbank oordeelde dat de zwaarte van de zaak als gemiddeld moest worden aangemerkt, en dat de wegingsfactor van 1 van toepassing was.

De rechtbank concludeerde dat de kosten die de belanghebbende redelijkerwijs voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en deskundigen in de bezwaarfase had moeten maken, € 218 bedroegen. Aangezien de kostenvergoeding bij de uitspraak op bezwaar op € 259 was vastgesteld, was deze niet te laag vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf partijen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/1620
Uitspraakdatum: 24 mei 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Goes,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De in één geschrift vervatte uitspraken van de heffingsambtenaar van 8 december 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning), is gewaardeerd krachtens de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslag onroerende-zaakbelastingen 2010.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2012 te Middelburg. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigden], verbonden aan [kantoornaam gemachtigden] te Heteren, en namens de heffingsambtenaar, [gemachtigde].
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet WOZ de waarde van de woning, per waardepeildatum 1 januari 2009, voor het kalenderjaar 2010 vastgesteld op € 215.000. In de uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde verminderd en een vergoeding in de kosten, die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, verleend. De vergoeding is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en vastgesteld op € 109 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 218 en een wegingsfactor van 0,5) en een vergoeding voor de taxatiekosten van € 150 (€ 50,00 maal 3 uren). Totaal € 259.
2.2. Ter zitting heeft belanghebbende de beroepsgrond, dat de bestreden uitspraak op bezwaar niet is aan te merken als een besluit, ingetrokken. Partijen hebben eenparig verklaard dat het niet opnemen in de uitspraak dat de waarde van de woning is vastgesteld op € 160.000 moet worden aangemerkt als een kennelijke verschrijving. De rechtbank ziet geen reden voor een andersluidend oordeel.
2.3. Uitsluitend in geschil is het antwoord op de vraag of de aan belanghebbende verleende vergoeding van kosten in de bezwaarfase op een juist bedrag is vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. Hij voert aan dat de wegingsfactor op 1 dient te worden gesteld, alsmede dat de taxatiekosten volledig voor vergoeding in aanmerking dienen te komen.
De heffingsambtenaar beantwoordt deze vraag bevestigend. Hij voert daartoe aan dat in het onderhavige geval sprake is van een lichte zaak waarvoor een wegingsfactor van 0,5 geldt overeenkomstig het advies van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Ter zitting heeft hij nader geconcludeerd, dat voor het taxatierapport geen vergoeding dient te worden toegekend, aangezien de opdracht voor het rapport voor de vaststelling van de waarde van de woning is gegeven en het rapport geen rol heeft gespeeld bij de beslissing op bezwaar.
Wegingsfactor
2.4. Artikel 7:15, tweede lid, van de Awb bepaalt dat, voor zover het besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken op verzoek dienen te worden vergoed. Het bedrag van de kostenvergoeding wegens beroepsmatig door een derde verleende rechtsbijstand wordt vastgesteld door aan de verrichte proceshandeling punten toe te kennen overeenkomstig de bijlage opgenomen in het Besluit en die punten te vermenigvuldigen met de waarde per punt en met de toepasselijke wegingsfactoren. De waarde van 1 punt is voor bezwaar in belastingzaken € 218. De wegingsfactor van een lichte zaak is 0,5 en die van een gemiddelde zaak 1.
2.5. De rechtbank is van oordeel, dat als uitgangspunt geldt dat de zwaarte van een zaak als ‘gemiddeld’ moet worden aangemerkt, tenzij er redenen zijn om hiervan af te wijken. De wegingsfactor van 0,5 is in beginsel verbonden aan zaken, waarbij geen materiële beoordeling van een geschil plaatsvindt. In het onderhavige geval heeft belanghebbende de bij beschikking vastgestelde waarde van de onroerende zaak inhoudelijk bestreden. De rechtbank is van oordeel dat het, mede gezien in het licht van de stukken van het geding, hier een gemiddelde zaak betreft, waarvoor een wegingsfactor gehanteerd dient te worden van 1. De rechtbank ziet daarbij geen reden om af te wijken van voormeld uitgangspunt.
2.6. De rechtbank stelt de vergoeding van kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken op grond van het Besluit en de daarbij behorende bijlage vast op € 218 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 218 en een wegingsfactor 1).
Taxatierapport
2.7. De rechtbank overweegt inzake de vergoeding van de kosten van het taxatierapport het volgende.
Ter zitting is niet bestreden dat de opdracht voor het opstellen van het taxatierapport door de taxateur van belanghebbende in oktober 2010 is gegeven, terwijl de waarde van de woning bij beschikking van 23 november 2010, derhalve nadat opdracht voor het opstellen van het taxatierapport is gegeven, is vastgesteld. Deze gang van zaken schept het vermoeden dat het taxatierapport is opgesteld voor een ander doel dan de ondersteuning van het bezwaar. Dit vermoeden is door belanghebbende niet ontzenuwd.
Voorts is tussen partijen niet in geschil dat de waarde van de woning in het taxatierapport is getaxeerd op € 196.000. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar onbetwist gesteld dat de taxateur van belanghebbende de woning niet ter plekke heeft opgenomen en daarom voor de beslissing op bezwaar geen betekenis heeft gehad. De rechtbank acht dit aannemelijk, gelet op de bij bezwaar vastgesteld waarde van € 160.000 van de woning, waarbij de slechte staat van onderhoud een bepalende factor is geweest.
Nu het taxatierapport voor een ander doel dan de ondersteuning van het bezwaar is opgesteld en geen opneming ter plaatse heeft plaatsgevonden, waardoor aan de taxatie in het onderhavige geval geen betekenis voor de beslechting van het geschil kan worden toegekend, is de rechtbank van oordeel, dat geen vergoeding voor het opmaken van het taxatierapport verleend kan worden.
Conclusie
2.8. De kosten die belanghebbende redelijkerwijs voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en deskundigen in de bezwaarfase heeft moeten maken belopen mitsdien € 218 plus nihil is € 218. Aangezien bij de uitspraak op bezwaar de kostenvergoeding op een bedrag van € 259 is bepaald, is deze kostenvergoeding niet tot een te laag bedrag vastgesteld.
2.9. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond is.
2.10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 24 mei 2012 door mr. J.C.K.W. Bartel, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.D.E. Copra-Carolie, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 4 juni 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.