parketnummer: 12/700266-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 augustus 2012
[verdachte],
geboren op [1992],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Breda,
Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen,
ter terechtzitting verschenen,
raadsman mr. Van Riel, advocaat te Arnhem,
ter terechtzitting aanwezig.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 augustus 2012, waarbij de officier van justitie mr. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 10 januari 2012 te Vlissingen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas (inhoudende onder andere een geldbedrag van ongeveer 180,-- euro, in elk geval een hoeveelheid geld en/of een ING bankpas en/of een ANWB visa creditcard), in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
(zaak 1)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
zij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 10 januari 2012 te Middelburg en/of Vlissingen, in elk geval in het arrondissement Middelburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een of meer geldbedrag(en) tot een totaal van 3.767,50 euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en) heeft weggenomen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen geld onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door (telkens) met een niet voor gebruik door verdachte(n) bestemde ING bankpas met bijbehorende pincode, geld op te nemen;
(zaak 1)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
zij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 10 januari 2012 te Middelburg, in elk geval in het arrondissement Middelburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening een of meer geldbedrag(en) tot een totaal van 1.250 euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en) heeft weggenomen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen geld onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door (telkens) met een niet voor gebruik door verdachte(n) bestemde ANWB visa creditcard met bijbehorende pincode, geld op te nemen;
(zaak 1)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 14 januari 2012 te Oisterwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder een creditcard en pinpas van de ABN-AMRObank), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
(zaak 2)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 14 januari 2012 te Oisterwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en), in totaal ten
bedrage van 852 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door (telkens) met een niet voor gebruik door verdachte(n) bestemde bankpas met bijbehorende pincode, geld op te nemen;
(zaak 2)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 14 januari 2012 te Oisterwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder twee bankpassen en/of 535 euro, in elk geval een hoeveelheid geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
(zaak 3)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 20 juli 2011 te Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder een
geldbedrag van ongeveer 50 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
(zaak 4)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 20 mei 2011 te Baarn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een ABN-AMRObankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
(zaak 5)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 20 mei 2011 te Baarn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedragen, in totaal een hoeveelheid geld ten bedrage van 3.390 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door (telkens) met een niet voor gebruik door verdachte(n) bestemde bankpas met bijbehorende pincode, geld op te nemen;
(zaak 5)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 04 juni 2011 te Zutphen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder een
hoeveelheid geld ten bedrage van 1520 euro en/of een creditcard en/of een bankpas), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s);
(zaak 6)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 04 juni 2011 te Zutphen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedragen, in totaal 1.457 euro,
in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door (telkens) met een niet voor gebruik door
verdachte(n) bestemde bankpas met bijbehorende pincode, geld op te nemen;
(zaak 6)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 02 maart 2011 te Zaltbommel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een ING bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
(zaak 7)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 27 januari 2011 te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld ten bedrage van 50 euro, in elk geval eeen hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
(zaak 8)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 08 februari 2011 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een ING bankpas, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
(zaak 9)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 08 februari 2011 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedragen, in
totaal 2650 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door (telkens) met een niet voor
gebruik door verdachte(n) bestemde bankpas met bijbehorende pincode, geld op te nemen;
(zaak 9)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
16.
zij op of omstreeks 06 januari 2011 te Moordrecht, gemeente Zuidplas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een etuitje (inhoudende een bankpas en/of een ID-kaart en/of een Zorgpas), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
(zaak 10)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 06 januari 2011 te Moordrecht, gemeente Zuidplas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld ten bedrage van 1250 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door (telkens) met een niet voor gebruik door verdachte(n) bestemde bankpas met bijbehorende pincode, geld op te nemen;
(zaak 10)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 06 januari 2011 te Waddinxveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen Rabobank bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 12], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
(zaak 11)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 06 januari 2011 te Waddinxveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld ten bedrage van 1250 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 12], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel namelijk door (telkens) met een niet voor gebruik door verdachte(n) bestemde bankpas met bijbehorende pincode, geld op te nemen;
(zaak 11)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 18 mei 2011 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mapje met bankpas en creditcard, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 13], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
(zaak 12)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 18 mei 2011 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld ten bedrage van 750 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 13], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel namelijk door (telkens) met een niet voor gebruik door
verdachte(n) bestemde creditcard met bijbehorende pincode, geld op te nemen;
(zaak 13)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 Inleiding
De rechtbank zal vanwege de leesbaarheid van het vonnis (mede)verdachte, getuigen en aangevers in deze zaak in het vonnis mede bij hun achternaam noemen.
5 De beoordeling van het bewijs
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
Met uitzondering van feit 13 acht de officier van justitie alle feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
Feiten 1, 2 en 3
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 baseert hij zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer 1], de camerabeelden, de herkenningen van verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] door [getuige 2] en [getuige 3], een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de onrechtmatige geldopnames en de bekennende verklaring van verdachte [medeverdachte 1].
Feiten 4, 5 en 6
Voor het bewijs van de feiten 4 en 5 baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [slachtoffer 3], haar aanvullende verklaring betreffende het signalement van de daders, de camerabeelden en de herkenning van [verdachte] door verschillende verbalisanten.
Ook feit 6 acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen. Hiervoor baseert hij zich op de aangifte van [slachtoffer 4], de eerder genoemde camerabeelden en herkenningen van [verdachte].
Daarnaast acht hij voor het bewijs van de feiten 4, 5 en 6 van belang de verklaring die medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie heeft afgelegd. De door [medeverdachte 1] ter terechtzitting afgelegde verklaring dat hij het feit niet met [verdachte] maar met [naam 1] heeft gepleegd en dat het [verdachte] is die met muts op de beelden is te zien, acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
Feit 7
Feit 7 acht de officier van justitie te bewijzen op basis van de aangifte van [slachtoffer 5], de camerabeelden bij Xenos en de herkenningen van [verdachte] en [medeverdachte 2] door verschillende verbalisanten.
Feiten 8 en 9
Voor het bewijs van de feiten 8 en 9 baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [slachtoffer 6], de camerabeelden bij Albert Heijn en de processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot die camerabeelden. Daarbij wijst de officier van justitie op de modus operandi in samenhang met de andere ten laste gelegde feiten.
Feiten 10 en 11
De officier van justitie baseert zich voor de feiten 10 en 11 op de aangifte van [slachtoffer 7], de camerabeelden en de herkenning van [verdachte] en [medeverdachte 2]. [verdachte] heeft zichzelf herkend op de getoonde beelden. Bij aanhouding van [medeverdachte 2] is bij haar een bedrag van 1543 euro aangetroffen. Het aangetroffen muntgeld was in rolletjes verpakt. Twee weken later zijn in de surveillanceauto - waarin verdachten na hun aanhouding zijn vervoerd – onder de mat achter de bijrijderstoel twee bankpasjes aangetroffen op naam van [slachtoffer 7].
Feit 12
Voor het bewijs van feit 12 baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [slachtoffer 8], de camerabeelden en het proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding van die camerabeelden. [verdachte] wordt herkend als een van de vrouwen op de camerabeelden. Ook acht de officier van justitie van belang voor het bewijs de verklaring van [verdachte] ter terechtzitting. Zij heeft verklaard dat zij van [naam 2] moest stelen. Ook heeft zij verklaard dat naast een maximum bedrag aan papiergeld het ook mogelijk is muntgeld te pinnen.
Feit 13
De officier van justitie concludeert ten aanzien van feit 13 tot vrijspraak. [verdachte] heeft dit feit heeft ontkend en het is onvoldoende duidelijk of en door wie zij op de beelden van de bewakingscamera is herkend.
Feiten 14 tot en met 19
Voor het bewijs van de feiten 14 en 15 baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [slachtoffer 10], de camerabeelden en het proces-verbaal van bevindingen betreffende de herkenning van [verdachte]. In verband met de feiten 16 en 17 baseert hij zich voor het bewijs op de aangifte van [slachtoffer 11] en de camerabeelden. Voor de feiten 18 en 19 baseert hij zich op de aangifte van [slachtoffer 12] en de camerabeelden van opname van geld. Op alle beelden komen steeds dezelfde twee vrouwelijke personen voor. Hoewel kennelijk niemand met de camerabeelden betreffende de feiten 16, 17, 18 en 19 is geconfronteerd, mag volgens de officier van justitie – gelet op de 100 % herkenning bij de feiten 14 en 15 – geconcludeerd worden dat het ook [verdachte] is geweest op de beelden bij de feiten 16 tot en met 19. Van betekenis bij laatstgenoemde feiten is ook dat het gaat om feiten van 6 januari 2011 te Moordrecht en Waddinxveen en het tijdsverschil tussen het plegen van de feiten zodanig is dat verdachte bij de feiten in beide plaatsen betrokken is.
Feiten 20 en 21
Voor het bewijs van de feiten 20 en 21 baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [slachtoffer 13], de camerabeelden betreffende opname van geld met de creditcard en de 100 % herkenning van [verdachte] en [medeverdachte 1] door een inspecteur van de politie Utrecht.
5.2 Het standpunt van de verdediging
Feiten 1, 2 en 3
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor deze feiten. Nu [verdachte] haar betrokkenheid hierbij heeft ontkend, leveren de tips van de (ex-)familieleden - die beweren [verdachte] te herkennen op de camerabeelden - onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op voor deze feiten.
Feiten 4, 5 en 6
Ook voor de feiten 4, 5 en 6 is volgens de verdediging onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Naar de mening van de verdediging is de herkenning van [verdachte] door verbalisant [verbalisant 2] niet bruikbaar als steunbewijs, omdat zij betreffende deze feiten exact hetzelfde heeft gerelateerd als na het zien van de camerabeelden betreffende de feiten 8 en 9. Daarbij heeft de verdediging nog aangevoerd dat er geen enkele aanwijzing is dat de door [medeverdachte 1] ter terechtzitting afgelegde verklaring niet klopt. Daarbij heeft de verdediging gewezen op de omstandigheid dat de broer van [medeverdachte 1] in coma lag toen hij door de politie is aangehouden en gehoord. [medeverdachte 1] was daar erg van onder de indruk en om die reden kan hij niet aan die verklaring worden gehouden.
Feit 7
Voor het bewijs van feit 7 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, nu [verdachte] ter terechtzitting heeft aangegeven zichzelf te hebben herkend op de camerabeelden bij Xenos.
Feiten 8 en 9
De verdediging is van mening dat de rechtbank voor deze feiten niet tot een bewezenverklaring kan komen. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt niet dat gezien is dat een diefstal heeft plaatsgevonden. Daarbij komt dat – als aangevoerd bij de feiten 4, 5 en 6 – de herkenning door [verbalisant 2] niet als bewijs kan worden gebruikt en voorts dat de herkenning door [verbalisant 3] nauwelijks zorgvuldig en doeltreffend kan worden genoemd.
Feiten 10 en 11
De verdediging is van mening dat van medeplegen geen sprake is en dat [verdachte] van dit feit dient te worden vrijgesproken. In dit verband wijst hij naar het geldbedrag dat bij [medeverdachte 2] is aangetroffen.
Feit 12
Nu [verdachte] dit feit ter terechtzitting heeft bekend, refereert de verdediging zich betreffende de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 13
Met de officier van justitie is de verdediging van mening dat [verdachte] van feit 13 dient te worden vrijgesproken, nu hiervoor onvoldoende bewijs voorhanden is.
Feiten 14 tot en met 19
Anders dan de officier van justitie is de verdediging van mening dat de enkele herkenning van [verdachte] door een (1) agent bij de feiten 14 en 15 onvoldoende is om tot bewezenverklaring te komen van deze zes feiten. Uit onderzoek zou gebleken zijn dat het in de drie zaken (zes feiten) steeds dezelfde twee vrouwelijke daders betrof, maar hoe tot deze conclusie is gekomen blijkt niet uit het dossier.
Feiten 20 en 21
Ook voor deze feiten is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een veroordeling kan komen. Slechts één verbalisant heeft [verdachte] en [medeverdachte 1] herkend, maar hij lijkt op geen enkele wijze over de expertise te beschikken om dergelijke conclusies te trekken. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben zichzelf niet herkend op de camerabeelden. Daarbij komt dat aangever rept over een Marokkaanse vrouwelijke dader en dat is [verdachte] niet.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1, 2 en 3
Op 10 januari 2012 omstreek 12:10 uur waren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de Agrimarkt in Vlissingen. Met zijn pinpas heeft [slachtoffer 1] daar boodschappen afgerekend. Terwijl hij stond te pinnen, liepen een jongen en meisje achter hem heen en weer. In het appartementencomplex waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wonen zijn die jongen en dat meisje bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de lift gestapt. Thuisgekomen ontdekten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat de handtas, met daarin een ING bankpas en een ANWB visa creditcard, was weggenomen. Ook is daarbij een geldbedrag van 180 euro weggenomen. Diezelfde dag zijn tussen 12:33 uur en 12:46 uur met de bankpas geldbedragen opgenomen, tot een totaalbedrag van € 3.767,50. Met de gestolen creditcard is in Middelburg twee maal 625 euro opgenomen. Op camerabeelden bij de Agrimarkt van 10 januari 2012 omstreeks 12:11 uur worden [verdachte] en [medeverdachte 1] herkend door een nicht van [medeverdachte 1]. Verdachte [medeverdachte 1] heeft zichzelf herkend op de camerabeelden. Hij heeft bekend met een ander de portemonnee te hebben gepakt en met de bankpas uit die portemonnee te hebben gepind. [verdachte] zelf heeft ontkend op de beelden te zien te zijn, maar heeft wel [medeverdachte 1] op die beelden herkend.
Feiten 4, 5 en 6
Op 14 januari 2012 om 13:05 uur heeft [slachtoffer 3] met haar pinpas een geldbedrag van 50 euro opgenomen. Om 14:15 uur werd door haar ontdekt dat haar portemonnee - met daarin haar creditcard en pinpas van de ABN AMRO bank - was weggenomen. Met haar bankpas is om 13:11 uur bij een geldautomaat aan de Dorpsstraat in Oisterwijk 450 euro opgenomen. Om 13:24 uur is met diezelfde pas aan de Burg Verwielstraat in Oisterwijk een geldbedrag van 402 euro opgenomen.
Op 14 januari 2012 omstreeks 13:15 uur was [slachtoffer 4] bij de Rabobank aan de Burgemeester Verwielstraat in Oisterwijk. Zij heeft daar toen 500 euro gepind. In de bank werd zij door een vrouw aangesproken. De vrouw duwde steeds tegen haar aan. Toen [slachtoffer 4] thuiskwam, zag zij dat haar portemonnee – met daarin twee bankpassen en ongeveer 535 euro – weggenomen was.
Op beelden van de bewakingscamera van de Rabobank aan de Burgemeester Verwielstraat in Oisterwijk van 14 januari 2012 13:22 uur tot 13:28 uur is [verdachte] herkend door [verbalisant 2], hoofdagent van politie Utrecht en door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], brigadier en agent van de politie Zeeland, die haar op 24 mei 2012 als verdachte hebben gehoord. Op de beelden is te zien dat [verdachte] dicht bij [slachtoffer 4] gaat staan en voorts dat de hand van [verdachte] in de tas van [slachtoffer 4] gaat.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat op de genoemde camerabeelden van de Agrimarkt in Vlissingen en die van de Rabobank in Oisterwijk dezelfde vrouw te zien is. De vrouw draagt een witte jas, geruite shawl en muts. In haar nabijheid is een man te zien. Na het zien van de genoemde beelden bij de Agrimarkt heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij de getoonde man is. Bij de politie heeft hij verklaard dat de genoemde vrouw [verdachte] betreft. Met de herkenning van [verdachte] door een nicht van [medeverdachte 1] en voorts door verschillende verbalisanten, in onderling verband en in samenhang bezien met eerder genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich tezamen en in vereniging hebben schuldig gemaakt aan de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten in Vlissingen, Middelburg en Oisterwijk.
Feit 7
Op 20 juli 2011 was [slachtoffer 5] in de binnenstad in Deventer. Bij Xenos zag zij dat de ritsen van haar tas openstonden en dat haar portemonnee was weggenomen. In de portemonnee zat een geldbedrag van ongeveer 50 euro.
Op beelden van de bewakingscamera in Xenos is te zien dat een vrouw wordt gevolgd door twee vrouwen. Één van de vrouwen heeft een kussen in haar hand en haar andere hand houdt zij bij de tas van de gevolgde vrouw. Te zien is dat de andere vrouw bewust voor de camera is gaan staan om de diefstal te verbergen.
Ter terechtzitting heeft [verdachte] zichzelf herkend op de getoonde foto’s van de camerabeelden. Zij is de vrouw met het kussen in haar hand. De andere vrouw is [medeverdachte 2].
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich tezamen met een ander heeft schuldig gemaakt aan diefstal waarvan [slachtoffer 5] het slachtoffer is geworden.
Feiten 8 en 9
Op 20 mei 2011 omstreeks 12:15 uur was [slachtoffer 6] in de Albert Heijn in Baarn. In de winkel heeft zij om 12:48 uur nog gebruik gemaakt van haar ABN-AMRO pinpas die zij na afloop in haar portemonnee in haar schoudertas heeft gestopt. Bij de uitgang werd zij gehinderd door een bellende vrouw en bij haar auto ontdekte [slachtoffer 6] dat haar portemonnee – met daarin haar bankpas - uit haar schoudertas was weggenomen. Tussen 12:54 uur en 13:00 uur is achtereenvolgens 900 euro, 1005 euro, 1005 euro en 480 euro van haar rekening opgenomen.
Op beelden van de bewakingscamera van de winkelentree bij Albert Heijn van 20 mei 2011 omstreeks 12:51 uur is [verdachte] herkend door [verbalisant 2], hoofdagent van politie Utrecht. [verdachte] liep toen de winkel in. Ook [verbalisant 3], brigadier van de politie Utrecht heeft de zwangere [verdachte] op de beelden herkend.
Bewijsoverwegingen
Gelet op de herkenningen door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] stelt de rechtbank vast dat het [verdachte] is geweest die op 20 mei 2012 om 12:55 uur bellend de Albert Heijn heeft verlaten en daardoor [slachtoffer 6] heeft gehinderd. Aan de overtuiging van de rechtbank draagt bij dat te zien is dat de bellende vrouw zwanger is en dat uit de processtukken blijkt dat [verdachte] op 29 juni 2011 is bevallen van een dochter. Met de omstandigheid dat rond dat tijdstip met de pinpas van die [slachtoffer 6] grote geldbedragen zijn opgenomen, in onderling verband en in samenhang bezien met de andere al bewezen verklaarde feiten waarbij direct na de diefstal van de bankpas grote bedragen zijn opgenomen, acht de rechtbank ook deze feiten wettig en ook overtuigend bewezen. Dat [verdachte] deze feiten tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd leidt de rechtbank af uit de camerabeelden waaruit blijkt dat [verdachte] kort na een vrouw en man de Albert Heijn is binnengekomen en dat diezelfde vrouw en man achter [slachtoffer 6] de Albert Heijn hebben verlaten.
Feiten 10 en 11
Op 4 juni 2011 was [slachtoffer 7] in de binnenstad van Zutphen. Door haarzelf is om 11:59 uur 70 euro gepind. Om 12:20 uur bij Etos heeft zij voor het laatst met haar bankpas betaald. Bij Albert Heijn merkte zij dat haar portemonnee – met daarin haar creditcard en bankpas - uit haar tas was weggenomen. Om 13:00 uur bleek dat om 12:30 uur 1007 euro van haar rekening was opgenomen en om 12:39 uur nog eens 450 euro. Omstreeks 13:05 uur zijn als verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] aangehouden. Bij de insluiting van [medeverdachte 2] worden 10 briefjes van 50 euro, 20 rolletjes met elk 25 2 euro muntstukken, een briefje van 20 euro en een handvol kleingeld aangetroffen. [medeverdachte 2] verklaarde dat zij 1000 euro aan 2 euro muntstukken had opgenomen en daarvoor nog 450 euro had gepind. In april 2012 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat het [verdachte] was die het geld had gepind. [verdachte] heeft verklaard dat het [medeverdachte 2] was die geld had gepind.
Bewijsoverwegingen
Vaststaat dat [verdachte] en [medeverdachte 2] op 4 juni 2011 samen in Zutphen waren en ook samen de bank zijn binnengegaan. [medeverdachte 2] en ook [verdachte] hebben zichzelf herkend op de camerabeelden bij de bank. Door getuige [getuige 1] is verklaard dat hij diezelfde dag met zijn vrouw aan het winkelen was en dat twee meiden steeds om zijn vrouw schuivelden. Een van die vrouwen had een dikke buik. Ook staat vast dat bij [medeverdachte 2] een geldbedrag is aangetroffen dat overeenkomt met het bij [slachtoffer 7] weggenomen geldbedrag. Bij haar aanhouding heeft zij verklaard een bedrag van 1000 euro aan 2 euro muntstukken en een bedrag van 450 euro te hebben gepind. Met de omstandigheid dat in de surveillanceauto - waarin [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn vervoerd – twee bankpassen van [slachtoffer 7] zijn aangetroffen , in onderling verband en in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en ook overtuigend bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] heeft gepleegd.
Feit 12
Op 2 maart 2011 heeft [slachtoffer 8] boodschappen gedaan bij Albert Heijn in Zaltbommel. Met haar ING bankpas heeft zij daar betaald waarna haar bankpas is weggenomen. Op de camerabeelden van Albert Heijn is te zien dat drie vrouwen zich hebben opgehouden in de buurt van [slachtoffer 8]. [verdachte] heeft zichzelf herkend als één van de drie vrouwen. Zij heeft bekend die bankpas te hebben gestolen.
De verklaring van [verdachte] dat zij gedwongen is te stelen is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk.
Feit 13
Verdachte heeft zichzelf niet herkend op de camerabeelden waarmee zij is geconfronteerd naar aanleiding van de aangifte door [slachtoffer 8]. Nu ook overigens niet blijkt van enige betrokkenheid van [verdachte] bij dit feit zal de rechtbank haar hiervan vrijspreken.
Feiten 14 tot en met 19
In ruim een maand tijd zijn in Alphen aan den Rijn, Moordrecht en Waddinxveen van drie verschillende aangevers bankpassen gestolen en zijn met die bankpassen diverse geldbedragen opgenomen. [verdachte] heeft zichzelf niet op de camerabeelden herkend. [verbalisant 1], inspecteur van de politie Utrecht, herkent [verdachte] op de camerabeelden in de Super de Boer in Moordrecht en voorts op beelden van de banken in Waddinxveen en Moordrecht. Anders dan de officier van justitie kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de twee vrouwen op de beelden naar aanleiding van de diefstal in Alphen aan den Rijn dezelfde vrouwen zijn geweest die te zien zijn op de camerabeelden bij de banken in Moordrecht en Waddinxveen. Nu ook overigens niet is gebleken van enige betrokkenheid van [verdachte] bij deze feiten zal zij hiervan worden vrijgesproken.
Feiten 20 en 21
Op 18 mei 2011 omstreeks 13:45 uur heeft [slachtoffer 13] boodschappen gedaan bij Emté in Nieuwegein. Om te betalen heeft zij uit haar jaszak een mapje gepakt met daarin haar bankpas en creditcard. Er is gepind en na het pinnen is het mapje weer in de jaszak gegaan. Het mapje met bankpas en creditcard is uit de jaszak van [slachtoffer 13] weggenomen. Met de weggenomen creditcard is op 18 mei 2011 om 13:57 uur bij de Rabobank in Nieuwegein 750 euro opgenomen. Op de camerabeelden is te zien dat een man handelingen doet bij een pinautomaat. Op de camerabeelden bij de Rabobank worden [verdachte] en [medeverdachte 1] herkend door [verbalisant 1], inspecteur van de politie Utrecht.
Bewijsoverweging
De beelden van de geldopname zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de herkenning van [verdachte] en [medeverdachte 1] door [verbalisant 1]. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de feiten 20 en 21 wettig en overtuigend bewezen.
5.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 januari 2012 te Vlissingen tezamen en in vereniging met
een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een handtas (inhoudende een
geldbedrag van ongeveer 180,-- euro en
een ING bankpas en een ANWB visa creditcard),
toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2];
op tijdstippen op 10 januari 2012 te Middelburg
en Vlissingen, tezamen en in
vereniging met een ander telkens met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening geldbedragen tot een totaal
van 3.767,50 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
waarbij verdachte en haar mededader het weg te nemen geld onder hun
bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door
telkens met een niet voor gebruik door verdachten bestemde ING bankpas met
bijbehorende pincode, geld op te nemen;
op tijdstippen op 10 januari 2012 te
Middelburg, tezamen en in
vereniging met een ander telkens met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening een geldbedrag tot een totaal
van 1.250 euro, heeft weggenomen, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], waarbij verdachte en haar mededaders het weg te nemen geld onder hun
bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door
telkens met een niet voor gebruik door verdachten bestemde ANWB visa
creditcard met bijbehorende pincode, geld op te nemen;
op 14 januari 2012 te Oisterwijk tezamen en in vereniging met
een ander met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder een
creditcard en pinpas van de ABN-AMRObank), toebehorende aan [slachtoffer 3];
op 14 januari 2012 te Oisterwijk tezamen en in vereniging met
een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, in totaal ten
bedrage van 852 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte en haar mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht
door middel van een valse sleutel, namelijk door telkens met een niet voor
gebruik door verdachten bestemde bankpas met bijbehorende pincode, geld op
te nemen;
op 14 januari 2012 te Oisterwijk tezamen en in vereniging met
een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder twee
bankpassen en 535 euro toebehorende aan [slachtoffer 4];
op 20 juli 2011 te Deventer tezamen en in vereniging met een
ander met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder een
geldbedrag van ongeveer 50 euro), toebehorende aan [slachtoffer 5],
op 20 mei 2011 te Baarn tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een portemonnee en een ABN-AMRObankpas, toebehorende aan [slachtoffer 6];
op 20 mei 2011 te Baarn tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen geldbedragen, in totaal een hoeveelheid geld ten
bedrage van 3.390 euro, toebehorende aan [slachtoffer 6], waarbij verdachte en
haar mededader(s) de weg te nemen goederen onder hun bereik
hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door
telkens met een niet voor gebruik door verdachten bestemde bankpas met
bijbehorende pincode, geld op te nemen;
op 04 juni 2011 te Zutphen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder een creditcard en een bankpas), toebebehorende aan [slachtoffer 7];
zij op 04 juni 2011 te Zutphen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, in totaal 1.457 euro,
toebehorende aan [slachtoffer 7], waarbij verdachte en haar mededader de/het weg te nemen goed(eren) onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door telkens met een niet voor gebruik door verdachten bestemde bankpas met bijbehorende pincode, geld op te nemen;
op 02 maart 2011 te Zaltbommel tezamen en in vereniging met
een ander met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een ING bankpas, toebehorende aan [slachtoffer 8];
op 18 mei 2011 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mapje met bankpas en creditcard,toebehorende aan [slachtoffer 13];
op 18 mei 2011 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een
ander met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld ten bedrage van 750 euro,
toebehorende aan [slachtoffer 13], waarbij verdachte en haar mededader het weg te nemen
goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een
valse sleutel namelijk door (telkens) met een niet voor gebruik door
verdachte(n) bestemde creditcard met bijbehorende pincode, geld op te nemen;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
6 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twintig maanden. In het reclasseringsrapport en ook overigens ziet hij geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. [verdachte] houdt zich immers al jaren bezig met dit soort criminaliteit en is al eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij de bepaling van de op te leggen straf in belangrijke mate rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] zoals die naar voren komen in het over haar uitgebrachte reclasseringsrapport. Hieruit blijkt dat [verdachte] met een schone lei wil starten. Het recidiverisico wordt als laag gemiddeld ingeschat. Zij lijkt zeer gemotiveerd een leven zonder criminaliteit op te willen bouwen, heeft daartoe al stappen gezet en verzoekt daarbij verdere hulp en ondersteuning om dit doel te verwezenlijken. Van belang daarbij is dat [verdachte] al bijna acht maanden in verwachting is. Nu de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor een deel van het ten laste gelegde, wordt verzocht het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen straf gelijk te stellen aan het voorarrest. Aan een op te leggen voorwaardelijk deel kunnen voorwaarden worden gesteld als geadviseerd door de reclassering.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op diverse plaatsen in Nederland gedurende een periode van elf maanden samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van diefstallen van portemonnees, bankpassen en creditcards. Nadat die buit waren gemaakt werden met de gestolen bankpassen en creditcards grote geldbedragen opgenomen door verdachte en haar mededaders.
De rechtbank acht dit zeer ernstige feiten. De rechtbank rekent het verdachte in ernstige mate aan dat kennelijk bewust oudere kwetsbare slachtoffers werden uitgekozen. De meeste aangevers betroffen immers bejaarde mensen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten voor de slachtoffers een traumatische ervaring is. [slachtoffer 1] heeft ter terechtzitting verwoord dat zijn vrouw nog vaak slapeloze nachten heeft en het hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de mens ernstig heeft aangetast. Kennelijk heeft verdachte hierbij in het geheel niet stilgestaan. Het heeft haar er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te komen. Ook in zijn algemeenheid dragen dit soort feiten bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat zij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in het reclasseringsrapport aanleiding om een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag gemiddeld. Verdachte lijkt volgens de reclassering zeer gemotiveerd een nieuw leven te willen beginnen en geeft aan daarbij hulp en ondersteuning te willen. De afspraken met jeugdzorg komt zij goed na en zij stelt zich begeleidbaar op. Mede gelet op haar jeugdige leeftijd ziet de rechtbank ruimte om een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen. Nu de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden noodzakelijk is. Vier maanden daarvan zal zij voorwaardelijk opleggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, verplichte begeleiding door de reclassering mogelijk te maken en daarbij voorts de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de reclassering is geadviseerd.
8 De benadeelde partijen
8.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vorderingen van de benadeelde partijen voldoende gespecificeerd en onderbouwd zijn en derhalve kunnen worden toegewezen. Daarnaast verzoekt hij bij de diverse vorderingen de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] verzoekt de verdediging deze primair af te wijzen, subsidiair het deel betreffende het leeghalen van de rekening
(€ 5313,10) niet ontvankelijk te verklaren, nu hiervan niets blijkt uit de processtukken.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] is de verdediging van mening dat die dient te worden afgewezen. Hij heeft immers vrijspraak bepleit. Subsidiair dient deze vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] verzoek de raadsman deze primair af te wijzen, omdat hij vrijspraak heeft bepleit. Subsidiair verzoekt hij deze af te wijzen, omdat deze niet is onderbouwd en meer subsidiair verzoekt hij deze niet ontvankelijk te verklaren.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 tot en met 3
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 517,50 voor de feiten 1 tot en met 3.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van die bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Feiten 4 en 5
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 324,45 voor de feiten 4 en 5.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van deze bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Feit 6
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 5813,10 voor feit 6.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 500,- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Feit 7
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van € 50,- voor feit 7.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Feiten 10 en 11
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een schadevergoeding van € 416,55 voor de feiten 10 en 11.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van die bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Feiten 20 en 21
De benadeelde partij [slachtoffer 13] vordert een schadevergoeding van € 300,- voor de feiten 20 en 21.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van die bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 19 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 20 en 21 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 2: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Feit 3: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Feit 4: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 5: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Feit 6: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 7: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 8: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 9: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Feit 10: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 11: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Feit 12: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 20: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 21: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van veertien (14) maanden, waarvan vier (4) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd:
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat verdachte zich binnen 3 werkdagen na haar invrijheidstelling zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Langendijk 34 te Breda en zich zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit tijdens de proeftijd noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de behandelaars dat in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten behandelen bij Geestelijke GezondheidsZorg Westelijk Noord Brabant (GGZWNB) of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen di haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* dat verdachte, bij wijzigingen in haar verblijfsadres, de reclassering hiervan onverwijld op de hoogte zal brengen;
- draagt Reclassering Nederland op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres] van € 517,50 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
[slachtoffer 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres] van € 324,45, ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
[slachtoffer 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], [adres] van € 500, ter zake van materiële schade;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 5]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5], [adres] van € 50,- ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
[slachtoffer 7]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] van € 416,55 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
[slachtoffer 13]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 13], [adres] van € 300,- ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [slachtoffer 1], € 517,50, 10 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 3], € 324,45, 6 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 4], € 500,-, 10 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 5], € 50, 1 dag hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 7], € 416,55, 8 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 13] , € 300,-, 6 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover deze bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Nomes, voorzitter, mr. Van Oijen en mr. Geelhoed, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Paulus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 augustus 2012.