Met de officier van justitie acht de rechtbank hetgeen ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting aan de orde is gekomen voldoende om aan te nemen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de overval op de cafetaria. De getuigen [getuige 3], [getuige 5] en medeverdachte [medeverdachte] hebben allen verklaard dat verdachte samen met [getuige 5], nadat zij uit de jeugdinstelling waren ontsnapt, bij [getuige 3] heeft verbleven. Tussen kerst en nieuw is hij enige dagen in Den Haag geweest.
Voorts hebben [getuige1] , [getuige 2] , [getuige 4] en [getuige 5] verklaard verdachte van de foto te herkennen en hem in de woning van [getuige 3] te hebben gezien.
Het door de raadsman gevoerde verweer dat [verdachte] niet de dader kan zijn omdat hij nooit in Zeeland is geweest is daarmee beantwoord.
Ter zitting is mevrouw [slachtoffer 2] als getuige gehoord. Zij heeft verklaard niet te kunnen zeggen dat verdachte de dader is. De rechtbank acht daarmee niet gezegd dat verdachte dan ook de dader niet geweest kan zijn. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de getuige de dader, die voorzien was van gezichtsbedekking, op 4 januari 2012 slechts een kort moment van de zijkant heeft kunnen waarnemen en de omstandigheid dat zij op dat moment in shock verkeerde.
De door de raadsman gesuggereerde theorie dat sprake is van een complot, waarbij verdachte door de groep rondom [getuige 3] wordt aangewezen als dader om een andere dader, mogelijk [getuige 6], te dekken wordt niet door de rechtbank gedeeld. De alternatieve lezing van de raadsman is niet aannemelijk geworden omdat die geen grondslag vindt in de stukken.
De inconsistenties van de getuigenverklaringen zijn op zichzelf juist, maar zijn van zodanige betekenis dat zij geen aanleiding vormen om anders te oordelen.
De rechtbank verwerpt dan ook de verweren van de raadsman.
De rechtbank acht de rol van [medeverdachte] niet bewezen. Beiden zijn op de scooter naar de cafetaria gegaan, maar niet is komen vast te staan dat [medeverdachte] wist wat verdachte van plan was. Het moet ervoor worden gehouden dat verdachte het feit alleen heeft gepleegd.
Zij zal verdachte vrijspreken van het medeplegen.
Nu het misdrijf niet is voltooid, is het voor de rechtbank niet mogelijk vast te stellen of verdachte voornemens was om zelf geld weg te nemen uit de kassa of dat verdachte voornemens was [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van geld. Wel leidt de rechtbank af uit de bedreigende handelingen met het pistool en de woorden “Geld, geld” of “Geef geld” dat het de bedoeling was dat [slachtoffer 1] zou overgaan tot de afgifte van geld.
Gelet hierop acht de rechtbank het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Wel bewezen acht de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde poging tot afpersing.
5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 4 januari 2012 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om alleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan die [slachtoffer 1] zich -met een capuchon op en met een sjaal voor zijn mond en met een zonnebril op heeft begeven in de snackbar waar die [slachtoffer 1] op dat moment werkzaam was en die [slachtoffer 1] heeft toegeroepen: "Geld, geld" en "Geef geld", en daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] heeft gericht en die [slachtoffer 1] dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de zij heeft geduwd en een slaande beweging in de richting van de vrouw van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op een arm werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;