ECLI:NL:RBMID:2012:BX8013

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
74996/ HA ZA 10-442
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over parkretributie van vakantiepark en de verplichtingen van de exploitant

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Resort Aquastaete B.V. en twee gedaagden, die beiden in Bruinisse wonen. De eiseres, Resort Aquastaete B.V., vordert betaling van een parkretributie van € 10.688,61, vermeerderd met rente, van de gedaagden. De gedaagden verzetten zich tegen de betaling van deze retributie, omdat zij van mening zijn dat de eiseres niet alle verplichtingen uit de koop-aannemingsovereenkomst is nagekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de retributie is bedoeld om de kosten te dekken van een breed scala aan werkzaamheden die door de exploitant van het vakantiepark moeten worden verricht, zoals onderhoud van wegen, groenvoorzieningen en afvalverwerking. De rechtbank oordeelt dat de gedaagden onvoldoende hebben aangetoond dat de eiseres tekortschiet in haar verplichtingen. De rechtbank maakt een onderscheid tussen de diensten die zijn beloofd en de retributieverplichting, en concludeert dat de gedaagden zich ten onrechte beroepen op een opschortingsrecht. De vordering van de eiseres wordt toegewezen, en de gedaagden worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De rechtbank wijst ook de vordering van de gedaagden in reconventie af, omdat zij niet voldoende onderbouwd is.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 74996 / HA ZA 10-442
Vonnis van 8 februari 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESORT AQUASTAETE B.V.,
gevestigd te Bruinisse,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.P. Kabel te Eindhoven,
tegen
1. Gedaagde 1,
wonende te Bruinisse,
2. Gedaagde 2,
wonende te Bruinisse,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. P.H.G.C. Gremmen te Etten-Leur.
Partijen zullen hierna Aquastaete en Gedaagde (in enkelvoud) worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 januari 2011
- de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie, tevens akte vermeerdering eis
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie
- het akte-verzoek van Gedaagde
- de antwoordakte van Aquastaete.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tussen partijen is op 22 april 2002 een koop-aanneemovereenkomst gesloten, waarbij Gedaagde van Aquastaete kocht (en laatstgenoemde aan Gedaagde verkocht) een toen nog te bouwen recreatiewoning in het bouwplan Resort Aquastaete te Bruinisse, type B1a, bouwnummer x.
2.2. Voormelde overeenkomst bevat onder meer de navolgende bepaling:
“Artikel 35. Erfdienstbaarheden
(…)
3. Onverminderd het hiervoor bepaalde is verkrijger aan ondernemer een jaarlijkse retributie verschuldigd voor onder andere het onderhoud van de wegen, het openbaar groen en water, de openbare verlichting en de riolering binnen Resort AquaState, en voor het ophalen van huisvuil en de aansluiting op- en het onderhoud van het centraal antennesysteem, alsmede voor het onderhoud van het eventueel aan te brengen slagboomsysteem, welke retributieverplichting onderdeel uitmaakt van de hiervoor (…) omschreven erfdienstbaarheden.
4. Vorenbedoelde retributie is vastgesteld voor wat betreft de ten tijde van de oplevering aanwezige voorzieningen voor het gehele kalenderjaar 2002 op € 1.474,79 (…) exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting, welke retributie jaarlijks per 1 januari – voor het eerst per 1 januari 2003 – zal worden geïndexeerd op basis van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek te ’s-Gravenhage vastgestelde consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens, met dien verstande dat deze indexering nimmer kan leiden tot verlaging van de retributie.”
2.3. Op 28 november 2002 passeerde de notariële akte van levering; deze akte bevat een met de hiervoor geciteerde bepaling overeenkomend artikel.
2.4. Tussen partijen is een procedure aanhangig geweest bij de kantonrechter te Breda over de (hoogte) van de parkretributie. In die procedure ging het om de periode tot 1 juli 2005. Voor die periode is bij eindvonnis van 7 juli 2010 de vordering van Aquastaete tot betaling door Gedaagde van de parkretributie ter hoogte van het in de koopovereenkomst opgenomen bedrag toegewezen.
2.5. Voor de periode vanaf 1 juli 2005 tot en met 31 december 2010 heeft Aquastaete bij halfjaarlijkse facturen in totaal een bedrag van € 10.800,92 aan parkretributie in rekening gebracht. Gedaagde heeft ter zake parkretributie in die periode in totaal € 2.700,-- betaald.
2.6. Met toestemming van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft Aquastaete ter verzekering van haar vordering (derden-)beslag gelegd.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Aquastaete vordert – na vermeerdering van eis zonder processueel bezwaar van Gedaagde – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Gedaagde veroordeelt tot betaling aan haar van:
primair een bedrag van € 10.738,61, te vermeerderen met de contractuele rente over een bedrag van € 8.100,92 vanaf 11 althans 27 augustus 2010 tot aan de dag der voldoening,
subsidiair een bedrag van € 8.918,92, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 8.100,92 gerekend vanaf dertig dagen na de respectievelijke factuurdata, althans vanaf 27 augustus 2010 tot aan de dag der voldoening,
primair en subsidiair steeds met veroordeling van Gedaagde in de kosten van dit geding, de beslagkosten van € 568,43 (incl. BTW) daaronder begrepen.
3.2. Aquastaete stelt dat de retributie niet te hoog is. Met als startpunt de in de koop-aanneemovereenkomst genoemde retributie voor 2002 (€ 1.475,--), is jaarlijks dat bedrag verhoogd met de indexering. Verder is in de hoogte van het bedrag voldoende inzicht gegeven. Aquastaete brengt de retributie steeds aan het begin van een half jaar voor dat half jaar in rekening; zij ziet niet in waarom zij pas na afloop van een jaar een factuur zou mogen sturen.
- De parkretributie ziet niet op het aanbieden en in stand houden van de door Gedaagde genoemde voorzieningen. Een manege, een kinderboerderij en postbussen bij de parkingang zijn ook nooit toegezegd, evenmin als gratis toegang tot een zwembad. Aquastaete betwist dat het talud van de vijvers op diverse plaatsen is verzakt; Gedaagde heeft daarover ook niet eerder geklaagd. Gedaagde laat voorts niet toe dat Aquastaete haar gras maait; er kan dus bij haar niet door maaien door Aquastaete gras en onkruid in de vijver zijn gekomen. Voor zover dat elders op het park wel gebeurt, levert dat geen problemen voor de vijvers op. De afvalbakken worden regelmatig geleegd; als sprake is van ongedierte, wordt dit bestreden.
- Primair stelt zij dat zij niet gehouden is jaarlijks inzage te geven in de opbouw van de retributie en inzicht te geven in de daarin opgenomen posten; de betalingsverplichting en de hoogte daarvan blijken voldoende uit de koop-aanneemovereenkomst en de akte van levering. De retributie dient blijkens de overeenkomst niet geheel te worden gedekt door kosten; voor een deel is zij vergoeding voor gegeven erfdienstbaarheden. Subsidiair stelt Aquastaete dat zij Gedaagde meermalen over de onderbouwing en de uitsplitsing van de retributie heeft geïnformeerd en dat zij niet tot verdere onderbouwing behoeft over te gaan. Meer subsidiair stelt zij die verdergaande onderbouwing wel te hebben gegeven. Zij verwijst daarvoor naar de uitgebreide procedure bij de kantonrechter te Breda en in dat kader plaatsgevonden hebbende besprekingen met Gedaagde. De door de kantonrechter benoemde deskundige is van de juiste cijfers voorzien; dat voor haar de cijfers onduidelijk waren blijkt niet uit haar rapport.
- Een vergelijking met elders betaalde bijdragen (zoals Gedaagde die maakt) is, zo stelt Aquastaete, niet aan de orde. De door Gedaagde genoemde, door eigenaren van een appartement in Aquadelta aan hun vereniging voor eigenaren te betalen bijdrage heeft een andere juridische basis dan de parkretributie en heeft voorts betrekking op geheel andere exploitatiekosten dan die van een recreatiepark.
Aquastaete vordert betaling van het verschil tussen de door haar gefactureerde retributie en hetgeen Gedaagde heeft betaald. Gedaagde komt geen beroep op opschorting toe. In de vordering is ook een bedrag van € 50,-- opgenomen terzake bijdrage/vergoeding slagboom. Op grond van art. 21 van de overeenkomst is Gedaagde door de te late betaling rente verschuldigd; subsidiair baseert Aquastaete haar aanspraak op rente op art. 6:119 BW. Aquastaete heeft kosten moeten maken om Gedaagde tot betaling te bewegen; zij vordert vergoeding van deze – redelijke – kosten, primair op grond van de overeenkomst, subsidiair op basis van art. 6:96 BW. Tenslotte vordert zij vergoeding van de kosten van het gelegde beslag.
3.3. Gedaagde verweert zich. Zij stelt dat de parkretributie te hoog is. De berekening van de gestelde achterstand is in ieder geval € 206,92 te hoog. Daarnaast brengt Aquastaete in strijd met de afspraken de retributie voor de tweede helft van 2010 bij vooruitbetaling in rekening. Voorts is de retributie om de navolgende redenen te hoog:
- Tegenover de retributie staan niet de destijds toegezegde voorzieningen. De manege, de kinderboerderij en de postbussen bij de ingang van het park zijn er niet (meer), het talud van de vijvers is op diverse plaatsen ernstig verzakt en wordt niet hersteld en bij het maaien wordt gras en onkruid in de vijvers gedeponeerd. Voorts kan van het zwembad niet gratis gebruik gemaakt worden en ligt in drukke weekenden vuil naast de (slecht schoongemaakte) afvalbakken, waardoor last van ongedierte ontstaat. Daarnaast worden kosten in rekening gebracht, die geen betrekking hebben op de in de koop-aanneemovereenkomst genoemde erfdienstbaarheden (kosten Videma, kosten slagboom).
- Aquastaete heeft – in elk geval vanaf 2006 – geen inzage in de opbouw en verantwoording van de besteding van de retributie gegeven. Zij heeft niet aangetoond dat de in rekening gebrachte kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Gedaagde acht onvoldoende onderbouwd de post administratie/beheer/managementkosten (mede in het licht van de bij eigenaren/verhuurders gerekende hoge verhuurcommissie), de kosten groot onderhoud (nu dat onderhoud al jaren niet is verricht) en pensioenkosten.
- Inzicht in de wijze waarop zij met de reserveringen voor onderhoud (van € 600.000,--) en de rente daarvan omgaat, geeft Aquastaete niet; gelet op het tussenvonnis van de kantonrechter te Breda van 19 juli 2006 dient zij dat wel te doen. Voorts is in de berekening van de retributie met de op de reserveringen ontvangen rente ten onrechte geen rekening gehouden. Gedaagde stelt dat er vanaf 2003 tot en met maart 2011 geen groot onderhoud heeft plaatsgevonden, zodat de retributie daarvoor onverschuldigd is betaald.
- Eigenaren van het naast het Resort Aquastaete gelegen appartementencomplex Aquadelta (waarmee heel goed kan worden vergeleken) betalen voor gelijksoortige activiteiten als waarvoor de parkretributie van de eigenaren van de woningen in het Resort Aquastaete is bedoeld, beduidend minder. Aquastaete brengt een te hoog bedrag in rekening, ook wanneer met andere parken wordt vergeleken. De in de procedure bij de kantonrechter benoemde deskundige (die aan de kantonrechter ook heeft gerapporteerd) was van dit feit niet op de hoogte. Ook overigens beschikte die deskundige niet over duidelijke cijfers, althans niet over cijfers die waren gecontroleerd. Voorts heeft die deskundige (en ook de kantonrechter) geen rekening gehouden met de hoge administratie/beheer/managementkosten (die Aquastaete ook voor woningen die ze zelf in eigendom heeft, rekent) en de hoge verhuurcommissie.
Gedaagde stelt dat Aquastaete aldus haar verplichtingen niet nakomt; om die reden schort zij haar betalingsverplichting op en is zij in ieder geval geen rente of buitengerechtelijke kosten verschuldigd.
in reconventie
3.4. Gedaagde vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Aquastaete veroordeelt om
- voldoende duidelijk inzicht te geven aan de hand van nota’s en bankafschriften in de samenstelling en de hoogte van de retributies en de besteding van de gereserveerde gelden voor het jaarlijks onderhoud en voor groot onderhoud, gestaafd met deugdelijke bewijsstukken;
- de gereserveerde gelden op een aparte rekening Stichting Derden Gelden te storten, over welke rekening alleen Aquastaete en het bestuur van de Vereniging van Eigenaren van Aquastaete gezamenlijk kunnen beschikken, op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag voor iedere dag dat Aquastaete in gebreke blijft na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan de inhoud ervan te voldoen.
3.5. Gedaagde stelt dat Aquastaete weigert haar en de andere eigenaren in het Resort Aquastaete voldoende duidelijk inzicht te geven in (a) de berekening en de samenstelling van de hoogte van de parkretributie, gestaafd aan de hand van deugdelijke bewijsbescheiden en (b) de besteding van de gereserveerde gelden, en voorts weigert om (c) de gereserveerde gelden op een aparte rekening te storten, waarover alleen Aquastaete en het bestuur van de vereniging van eigenaren van Aquastaete kan beschikken. Gedaagde heeft recht en belang bij haar vordering. Er wordt geen groot onderhoud verricht; er is wel een groot bedrag aan retributies voor betaald. Aquastaete is mede hoofdelijk aansprakelijk voor schulden, in het kader van groepsfinanciering door Waver Holding B.V. aangegaan. Opdat in geval van faillissement de voor groot onderhoud gereserveerde gelden niet verloren gaan, dienen zij op een aparte rekening Stichting Derden Gelden te worden gestort. De overdracht aan Roompot – zonder overleg met de eigenaren – laat die noodzaak nogmaals zien.
3.6. Aquastaete voert verweer. Gedaagde kan slechts voor zichzelf en niet namens andere eigenaren een vordering indienen. Zij heeft bovendien geen contractuele of wettelijke grondslag onder haar vordering gelegd. Voorts verwijst Aquastaete naar wat zij in conventie over de gestelde verplichting tot inzage en verantwoording heeft opgemerkt. De kantonrechter heeft de deskundige onderzoek laten doen naar de reserveringen en heeft het oordeel van de deskundige dat er een voldoende onderbouwd plan ten aanzien van het onderhoud bestond, gevolgd. Voorts wordt er onderhoud verricht. Er is geen vereniging van eigenaren van Aquastaete; dat is voor een park als het onderhavige ook niet verplicht. Er heeft zich wel een belangenvereniging gevormd, waarin een aantal eigenaren – waaronder Gedaagde – zich hebben verenigd; onverplicht treedt Aquastaete met deze vereniging in overleg, ook over het groot onderhoud. Aquastaete – en ook Waver Holding B.V. – is voorts voldoende solvabel om aan haar verplichtingen ter zake van het groot onderhoud te voldoen. Overigens is Aquastaete sinds 1 mei 2011 overgenomen door Roompot Vakanties, eveneens een solvabele en solide partij. Er is geen enkele reden om een deel van de parkretributie op de door Gedaagde gevorderde wijze op een aparte rekening te storten.
4. De verdere beoordeling
in conventie
4.1 Bij de beoordeling van het geschil geldt als uitgangspunt dat in de op 22 april 2002 gesloten koop-aannemingsovereenkomst in art. 35, handelend over erfdienstbaarheden, tussen partijen is overeengekomen dat Gedaagde aan Aquastaete een parkretributie (van het te indexeren jaarbedrag, belopend € 1.474,79 voor het jaar 2002) verschuldigd was
“voor onder andere het onderhoud van wegen, het openbaar groen en water, de openbare verlichting en de riolering binnen Resort AquaStaete, en voor het ophalen van huisvuil en de aansluiting op- en het onderhoud van het centraal antennesysteem, alsmede voor het onderhoud van eventueel aan te brengen slagboomsysteem, welke retributieverplichting onderdeel uit maakt van de hiervoor (…) omschreven erfdienstbaarheden.”
Aldus is de retributie bedoeld om de kosten te dekken van een – niet limitatief benoemd – breed scala van werkzaamheden, door Aquastaete te verrichten, die er op gericht dienen te zijn dat het publieke deel van het park er netjes uitziet en dat in het park voorts veilig en hygiënisch kan worden geleefd. Het is aan Aquastaete om die taak in te vullen; zij kan zelf kiezen op welke wijze zij dat doet. Het is niet aan de koper om te bepalen hoeveel en hoe vaak werkzaamheden worden verricht. Wel is van belang dat het beoogde doel wordt bereikt. Wanneer de koper van een woning meent dat Aquastaete in haar verplichtingen tekort schiet, volstaat het dus niet te wijzen op het feit dat bepaalde werkzaamheden niet of te weinig zouden worden verricht, maar is ook – en vooral – van belang dat door dat tekortschieten het doel, waarop de bedoelde verplichtingen van Aquastaete zijn gericht, niet wordt bereikt.
4.2. Voorts geldt als uitgangspunt dat Aquastaete bij het halfjaarlijks in rekening brengen van de parkretributie niet telkens met overlegging van specificaties behoeft te onderbouwen op grond waarvan de retributie moet worden betaald. De betalingsverplichting blijkt in beginsel afdoende uit de overeenkomst. Dit is slechts anders als komt vast te staan dat de werkzaamheden waarop de verschuldigdheid van de parkretributie is gebaseerd niet daadwerkelijk worden uitgevoerd, dan wel daarvoor uit de retributies geen gelden worden gereserveerd. Indien en voor zover dat komt vast te staan, schiet Aquastaete in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst tekort en heeft Gedaagde recht op (gedeeltelijke) opschorting van zijn verplichting tot betaling van de retributie.
4.3. Het vorenstaande betekent dat thans eerst de door Gedaagde genoemde – haars inziens niet uitgevoerde – diensten dienen te worden besproken. Waar Gedaagde de afwezigheid van een manege, een kinderboerderij en postbussen bij de parkingang noemt, almede gratis toegang tot een zwembad, stelt de rechtbank vast dat deze diensten in de koop- aanneemovereenkomst niet als diensten, waarvoor de parkretributie wordt betaald, of anderszins als verplichting van Aquastaete, worden genoemd. Het moge zo zijn dat Gedaagde – mogelijk terecht, in verband met hetgeen haar bij aankoop is voorgehouden – op de aanwezigheid van deze voorzieningen heeft gerekend, de afwezigheid ervan geeft haar niet het recht betaling van de parkretributie op te schorten. Waar verder wordt gesteld dat de taluds van de vijvers ernstig zijn verzakt en niet worden gerepareerd, heeft Gedaagde – in het licht van de ter zake door Aquastaete gevoerde verweren – onvoldoende toegelicht dat dit probleem zich op haar perceel voordoet, hoe groot het probleem is en dat het samenhangt met niet-nakoming van verplichtingen van Aquastaete. De door Gedaagde zelf overgelegde foto (prod. 10 bij conclusie van natwoord), waarvan zij zegt die haar talud laat zien, toont geen verzakkingen in het talud. De rechtbank oordeelt de stelling betreffende het talud onvoldoende gemotiveerd en gaat eraan voorbij. De rechtbank ziet voorts zonder nadere toelichting – die Gedaagde niet heeft gegeven – niet in dat het feit dat maaiafval in het water in het park terecht komt – zo dat gebeurt; Aquastaete betwist dit – een tekortkoming van Aquastaete in haar verplichtingen inhoudt. Ook deze stelling zal dus als onvoldoende gemotiveerd moeten worden gepasseerd. Tenslotte stelt de rechtbank vast – op grond van de door Gedaagde overgelegde foto’s – dat in elk geval één keer een ophaalplaats voor vuilnis overvol met huisvuil is geweest. De omstandigheid dat zulks soms voorkomt – ook Gedaagde zegt dat dit incidenteel het geval is – maakt nog niet dat Aquastaete haar verplichtingen ter zake niet nakomt. Dat het door Gedaagde gestelde slecht schoonmaken van de vuilcontainers daadwerkelijk tot overlast van ongedierte heeft geleid, wordt door haar niet onderbouwd. Aldus is onvoldoende gesteld om te kunnen vaststellen dat Aquastaete onvoldoende haar verplichting tot het ophalen van huisvuil nakomt. Voor het overige stelt Gedaagde slechts in algemene termen dat Aquastaete te weinig aan onderhoud doet. Daarbij wordt echter niet gesteld noch is gebleken dat Aquastaete haar verplichtingen op zodanige (beperkte) wijze nakomt, dat daarmee het doel van de werkzaamheden waarvoor de retributie wordt betaald – een onderhouden, veilig en hygiënisch park – niet of onvoldoende wordt bereikt. Onder die omstandigheden kan hetgeen Gedaagde stelt naar het oordeel van de rechtbank het niet betalen van de overeengekomen parkretributie niet rechtvaardigen. Aan toelaten van bewijs komt de rechtbank derhalve niet toe. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat Aquastaete niet in haar verplichtingen tekort schiet en dat Gedaagde betaling van (een deel van) de parkretributie niet op die grond kan opschorten.
4.4. Het vorenstaande, waarin is geoordeeld dat Aquastaete in haar verplichtingen, die staan tegenover de verplichting van onder meer Gedaagde tot betaling van retributie, niet is tekort geschoten, leidt ertoe – gelet voorts op het onder 4.2 weergegeven uitgangspunt – dat Aquastaete niet gehouden is tot een (jaarlijkse) nadere toelichting op de opbouw en de besteding van de retributie. Een vergelijking met andere parken is niet aan de orde. Het gaat immers om de bij de hiervoor onder 2.2 genoemde koop-aanneemovereenkomst tussen Aquastaete en Gedaagde overeengekomen bijdrage voor in deze overeenkomst vastgestelde verplichtingen van de Aquastaete, zodat een vergelijking met enig ander park of – zoals Gedaagde doet – appartementengebouw, zonder daarbij de daar gesloten overeenkomsten daarbij te betrekken, per definitie mank gaat. Voorts dienen gezien het vorenstaande als niet ter zake doende te worden verworpen alle stellingen van Gedaagde, die betrekking hebben op de (on-)deugdelijkheid van het in opdracht van de kantonrechter te Breda gedane onderzoek naar de opbouw en besteding van de parkretributie, ook waar het gaat om de reservering voor groot onderhoud. Behoudens uitdrukkelijk tekortschieten aan de zijde van Aquastaete in het doen van of reserveren voor (groot) onderhoud, behoeft Aquastaete de opbouw en besteding van deze reservering niet aan de eigenaren van de woningen in het park nader tot te lichten. Voor uitdrukkelijk tekortschieten aan de zijde van Aquastaete heeft Gedaagde, zoals hiervoor in 4.2 al is overwogen, echter te weinig voor gesteld. Ten aanzien van het groot onderhoud stelt Gedaagde weliswaar, dat dat niet gebeurt, doch zij erkent dat daarvoor wel degelijk wordt gereserveerd. Ook op de hier besproken gronden kan Gedaagde geen opschorting van haar betalingsverplichting baseren.
4.5. Dan stelt Gedaagde dat Aquastaete de indexering van de retributie foutief heeft berekend; zij stelt dat de vordering daardoor € 206,92 te hoog is. Beide partijen hebben hun berekeningswijze toegelicht (Gedaagde in prod. 5 bij conclusie van antwoord, Aquastaete in rubr. 52 tot en met 56 van de conclusie van repliek). Gedaagde is in de conclusie van dupliek niet meer op de berekeningswijze ingegaan. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de door Aquastaete gestelde rekenfout in de door Gedaagde weergegeven berekening (het hanteren van de vermenigvuldigingsfactor als indexeringspercentage) door Gedaagde niet wordt betwist. Ook overigens heeft Gedaagde zich niet tegen de nadere toelichting op de berekeningswijze van de kant van Aquastaete verweerd, zodat de rechtbank van die toelichting uitgaat. Met die toelichting is de door Aquastaete gemaakte berekening begrijpelijk en juist. De rechtbank zal van de berekening van Aquastaete uitgaan. Handstrede heeft zich verweerd tegen het in rekening brengen van kosten Videma en kosten slagboom. De eerstgenoemde kosten licht zij niet toe, terwijl deze ook niet uit de door Aquastaete overgelegde facturen of de door haar gemaakte berekening blijken. Ten aanzien van de eenmalige vergoeding (in 2008) voor de slagboom (naar de rechtbank begrijpt: voor de aanleg daarvan) geldt, dat nu in artikel 35 lid 4 van de overeenkomst staat: “(…) alsmede voor het onderhoud van het eventueel aan te brengen slagboomsysteem”, er geen verplichting voor Gedaagde bestaan om bij te dragen aan de aanleg van het slagboomsysteem. Voor dit deel van de vordering ontbreekt dus de gestelde contractuele grondslag. Dat het bij vooruitbetaling in rekening brengen van de retributie in strijd is met de afspraken, heeft Gedaagde wel gesteld, maar na verweer van de kant van Aquastaete niet nader toegelicht. Nu in zijn algemeenheid vooruitbetaling van een bijdrage als de hier bedoelde retributie niet in strijd is met de wet, en er niet onderbouwde afspraken zijn gesteld die in dit geval maken dat vooruitbetaling niet zou mogen worden gevraagd, gaat de rechtbank aan het verweer van Gedaagde voorbij.
4.6. Het vorenstaand leidt ertoe dat Gedaagde de door Aquastaete bij haar in rekening gebrachte retributie volledig verschuldigd is. Nu de kosten voor de slagboom ten onrechte in rekening zijn gebracht zal de rechtbank de vordering, met aftrek van die kosten, toewijzen. Tegen de hoogte van de gevorderde (contractuele) rente en de incassokosten is geen verweer gevoerd. De gevorderde rente, op grond van artikel 21 van de overeenkomst verschuldigd, zal worden toegewezen. De buitengerechtelijke incassokosten, verschuldigd op grond van artikel 35 lid 6 van de overeenkomst zijn, gelet op de hoogte van de toe te wijzen hoofdsom, niet onredelijk hoog en zullen eveneens worden toegewezen.
4.7 Als de in het ongelijk gestelde partij zal zij worden veroordeeld in de kosten van het geding, inclusief de kosten van beslag. De kosten aan de zijde van Aquastaete worden begroot op:
- kosten dagvaarding € 73,98
- vast recht € 314,--
- salaris advocaat € 1.808,-- (4 x tarief II, € 452,--)
- beslagkosten € 568,--
Totaal € 2.763,98.
in reconventie
4.8. De vordering, die erop is gericht dat Aquastaete inzicht zal geven in de opbouw en besteding van de parkretributie, dient om redenen, in conventie uiteengezet, te worden afgewezen. Gedaagde vordert voorts dat de door Aquastaete gereserveerde gelden op een aparte rekening worden gestort, waarover naast Aquastaete ook de eigenaren van woningen in het park zeggenschap hebben. Kennelijk gaat zij ervan uit, dat Aquastaete tot storting van de gelden op een dergelijke rekening jegens haar kan worden verplicht. Waarop zij baseert dat er – in de verhouding tussen haar en Aquastaete – voor Aquastaete een verplichting bestaat om het gevorderde te doen, licht Gedaagde niet toe. Nu de rechtbank een dergelijke grond ook niet ambtshalve ziet, moet al om die reden de vordering worden afgewezen.
4.9 Als de in het ongelijk gestelde partij zal Gedaagde worden veroordeel in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Aquastaete worden begroot op:
- salaris advocaat € 452,-- (1 x tarief II, € 452,--)
5. De beslissing
De rechtbank:
in conventie
veroordeelt Gedaagde tot betaling aan Aquastaete een bedrag van € 10.688,61, te vermeerderen met de contractuele rente over een bedrag van € 8.100,92 gerekend vanaf 11 augustus 2010 tot aan de dag der voldoening;
in conventie en in reconventie
veroordeelt Gedaagde in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Aquastaete tot op heden begroot op € 3.215,98;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2012.(