ECLI:NL:RBMID:2012:BY1334

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
4 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/715096-12 (+12/715054-12 + 12/705351-12) en 12/715395-11
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Geelhoed
  • A. van Oijen
  • M. van der Ploeg-Hogervorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in straatroofzaak met dreiging met vuurwapen en vordering tenuitvoerlegging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 4 oktober 2012, stond de verdachte terecht voor meerdere feiten, waaronder straatroof en bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 6 februari 2012 samen met een medeverdachte [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] had beroofd van een geldbedrag van 1200 euro. De officier van justitie stelde dat de verdachte met een vuurwapen had gedreigd, maar de rechtbank kwam tot de conclusie dat niet bewezen kon worden dat het een echt vuurwapen was. De verklaringen van de getuigen waren niet eenduidig en de mogelijkheid dat het om een speelgoedrevolver ging, kon niet worden uitgesloten. Hierdoor sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten van diefstal met geweld en bedreiging met geweld.

Daarnaast was er een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit, waardoor de vordering tot tenuitvoerlegging werd toegewezen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor geweldsdelicten en diefstallen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummers: 12/715096-12 (+12/715054-12 + 12/705351-12) en 12/715395-11 (vordering tenuitvoerlegging) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 oktober 2012 (bij vervroeging)
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986],
wonende [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Middelburg, locatie Torentijd,
4337 PE Middelburg, Torentijdweg 1,
ter terechtzitting verschenen,
raadsman mr. Smit, advocaat te Middelburg,
ter terechtzitting aanwezig.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 september 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 februari 2012 te Middelburg, op de openbare weg, de
Granaat, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 1200 euro,
in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s) een (vuur)wapen richtte(n) op die [slachtoffer 1] en/of gericht
hield(en) op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] daarbij de woorden heeft/hebben
toegevoegd (zakelijk weergegeven): "maak je zakken leeg" en/of "als je naar
het politiebureau gaat schiet ik een kogel door je kop." en/of "als ik
hiervoor vast kom te zitten laat ik jullie kapot maken." en/of al het geld op de
grond gooien en/of woorden van gelijke aard of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 6 februari 2012 te Middelburg op de openbare weg, de
Granaat, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van
1200 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende
aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een
(vuur)wapen gericht en/of gericht gehouden op die [slachtoffer 1] en/of daarbij die
[slachtoffer 1] de woorden toegevoegd (zakelijk weergegeven): "maak je zakken leeg"
en/of "als je naar het politiebureau gaat schiet ik een kogel door je kop."
en/of "als ik hiervoor vast kom te zitten laat ik jullie kapot maken." en/of al
het geld op de grond gooien en/of woorden van gelijke aard of strekking;
art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 1 en 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks de periode 06 februari 2012 tot en met 19 februari 2012 te Middelburg, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten 1200 euro, in elk geval een hoeveelheid geld en/of een laptop met toebehoren (Acer Aspire 16041c, zilverkleurig) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten 1200 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, en/of een laptop met toebehoren (Acer Aspire 16041c, zilverkleurig) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp(en) –middellijk dan wel onmiddellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf (te weten een diefstal met geweld en/of afpersing en/of diefstal en/of heling, gepleegd in de periode 06 februari 2012 tot en met 19 februari 2012);
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 21 februari 2012 te Middelburg op de openbare weg, de
Torenhofstraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A.
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte
van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), hebbende hij verdachte en/of zijn
mededader(s) die [slachtoffer 1] een (vuur)wapen op de slaap, in elk geval het hoofd,
gezet, althans die [slachtoffer 1] een (vuur)wapen getoond en/of daarbij de woorden
toegevoegd (zakelijk weergegeven): "geef me je geld.", terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
B.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een
hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
[slachtoffer 1], in elk geval een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of
vergezellen en/of volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) een (vuur)wapen op de
slaap, in elk geval het hoofd, van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet, althans die
[slachtoffer 1] een (vuur)wapen heeft/hebben getoond en/of daarbij de woorden (zakelijk
weergegeven) heeft/hebben toegevoegd: "geef me je geld.", terwijl de
uitvoering van dat delict niet is voltooid;
art 312 lid 2 ahf sub 1 en 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 3 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 21 februari 2012 te Middelburg, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk
dreigend die [slachtoffer 1] een (vuur)wapen tegen de slaap, in elk geval het hoofd,
gezet, althans die [slachtoffer 1] een (vuur)wapen getoond en/of daarbij dreigend de
woorden toegevoegd (zakelijk weergegeven): "Yo gast, jou moest ik nog hebben."
en/of "geef me je geld.";
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 december 2011
tot en met 22 februari 2012 te Vlissingen, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beamer en/of
laptop (toebehorend aan Kerkgenootschap) en/of een sieradendoosje (paars)
en/of buitenlandse munten (Hongaars) en/of sieraden (waaronder een gouden
kruisje, oorbellen, kettingen)(toebehorend aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3])
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen
van die beamer en/of laptop (toebehorend aan Kerkgenootschap) en/of dat
sieradendoosje (paars) en/of buitenlandse munten (Hongaars) en/of sieraden
(waaronder een gouden kruisje, oorbellen, kettingen) wist(en) dat het (een)
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
ter berechting gevoegd: 715054-12
hij op of omstreeks 29 januari 2012 te Goes, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte opzettelijk dreigend deze [slachtoffer 4] de woorden toegevoegd:
"Ik schiet je kapot" en/of "Ik maak je echt af", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
gevoegd parketnummer 12-705351-12:
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2012 tot en met 27 februari
2012 te Vlissingen, in elk geval in Nederland, een GSM (Blackberry Bold) heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die GSM wist dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig zijn schriftelijk requisitoir gevorderd dat de rechtbank het onder 1, 2, 3 primair onder B, 4, 5 en 6 tenlastegelegde bewezen zal verklaren. Kort en zakelijk samengevat acht de officier van justitie bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1. Diefstal met geweld (op basis van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] en
de bekennende verklaring van verdachte);
Feit 2. Witwassen van geld en een laptop (op basis van de aangifte van [slachtoffer 1], de verklaring
van [moeder van medeverdachte 1] en de bekennende verklaring van verdachte);
Feit 3. Poging tot diefstal met geweld (op basis van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 2], pingberichten van 19 februari 2012 tussen verdachte en [medeverdachte 2] en de bekennende verklaring van verdachte);
Feit 4. Opzetheling (op basis van de aangiften van de inbraken waarbij de genoemde
voorwerpen zijn weggenomen en de bekennende verklaring van verdachte);
Feit 5. Bedreiging (op basis van de aangifte van [slachtoffer 4] en de bekennende verklaring van
verdachte), en
Feit 6. Opzetheling (op basis van de aangifte van de diefstal van de gsm door [slachtoffer 5], de
verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en de verklaring van verdachte
bij de politie dat hij wel eens een gsm heeft verkocht).
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig zijn schriftelijke pleitnotitie tot gedeeltelijke vrijspraak van de feiten gepleit. Kort en zakelijk samengevat heeft de raadsman het volgende aangevoerd:
Feit 1. Bewezen kan worden dat verdachte samen met [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] onder bedreiging met geweld van een geldbedrag heeft beroofd. Verdachte ontkent echter nadrukkelijk dat hij [slachtoffer 1] met een echt vuurwapen heeft bedreigd. Het was een speelgoedrevolver, volgens de verklaring van verdachte ter terechtzitting gemaakt van een hard materiaal (geen plastic) en duidelijk lichter van gewicht dan een echt vuurwapen;
Feit 2. Ten aanzien van het bewijs van witwassen refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank;
Feit 3. Ook voor deze verdenking geldt dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een speelgoedrevolver en niet van een echt vuurwapen. Er is geen bewijs dat er geschoten zou zijn. Verder is er onvoldoende bewijs dat het opzet van verdachte was gericht op beroving van [slachtoffer 1]. Het motief van verdachte om [slachtoffer 1] te spreken was om hem te bedreigen en de feitelijke handelingen van verdachte zijn ook niet verder gegaan dan een bedreiging;
Feit 4. De opzetheling kan bewezen worden. Verdachte erkent het feit alleen te hebben gepleegd;
Feit 5. Dit feit kan eveneens bewezen worden. Verdachte erkent de bedreigende woorden te hebben geuit. De bedreiging heeft echter wel onder bijzondere omstandigheden plaatsgevonden, omdat verdachte op disproportioneel agressieve wijze uit de betreffende bar naar buiten is gewerkt, waarbij hij door aangever werd vastgepakt en is bedreigd met de vuist;
Feit 6. Verdachte dient van de tenlastegelegde opzetheling te worden vrijgesproken. Hij ontkent nadrukkelijk de gsm in handen te hebben gehad en verkocht, terwijl het enige direct belastend bewijs slecht is gebaseerd op de verklaring van [betrokkene] en diens positieve herkenning van verdachte op grond van een enkelvoudige fotoconfrontatie en nadat deze op facebook de foto van verdachte had opgezocht.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Feiten 1 en 3
4.3.1.1 Inleiding
Vast staat dat verdachte en [medeverdachte 1] samen het plan hebben opgevat om een ontmoeting met [slachtoffer 1] te regelen. Op 6 februari 2012 neemt [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] mee tot in de buurt van het NS station te Middelburg waar zij even later verdachte ontmoeten. Even verderop, in een tunneltje bij de Granaat, berooft verdachte [slachtoffer 1] van een bedrag van ongeveer EUR 1.200,00. Later geeft verdachte een deel van dat bedrag aan [medeverdachte 1].
Verder staat vast dat verdachte in de periode daarna aan [medeverdachte 2] heeft gevraagd om een ontmoeting tussen hem en [slachtoffer 1] te regelen. Op 21 februari 2012 lokt [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] mee naar een pleintje met garageboxen in Middelburg waar het vervolgens tot een confrontatie komt tussen verdachte en [slachtoffer 1]. Als een auto het pleintje oprijdt, rennen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 2] samen een brandgang in en rent verdachte eveneens weg. In pingberichten van 19 februari 2012 tussen verdachte (“[alias van verdachte]”) en [medeverdachte 2] (“[alias van medeverdachte 2]”) is vermeld: “Lok die henr vndaag nr vliss” gevolgd door: “Nak ik m weer, splitten we de buit”. Verdachte heeft over die pingberichten verklaard: “Als het er inderdaad van zou komen had ik hem zeker weer beroofd.” Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1] slechts wilde confronteren met de provocerende teksten die [slachtoffer 1] over hem op internet had gezet en dat hij hem bang wilde maken.
4.3.1.2 Is gedreigd met een echt vuurwapen of met een speelgoedrevolver?
Over het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de raadsman dat verdachte beide keren dreigde met een speelgoedrevolver en niet met een echt vuurwapen blijkt uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen het volgende.
- [slachtoffer 1] verklaart dat hij beide keren met een vuurwapen is bedreigd. Hij verklaart over 6 februari 2012: “Ik zag dat [verdachte] ineens en pistool uit zijn nektasje pakte…. Ik wist dat [verdachte] in het bezit is van een vuurwapen. Het pistool wat hij bij had is volgens mij een 6 mm.” (p. 391) en: “Toen heeft [verdachte] me bedreigd met een zwart pistool met een bruine kolf 6 mm.”(p. 402). En over 21 februari 2012: “Ik zag dat [verdachte] … een vuurwapen uit … zijn winterzak haalde. (…) Ik zag dat het een zwart pistool was met een bruine kolf. Ik denk dat het een 6 mm was. Ik denk dat het wapen ongeveer 10 à 15 cm lang was. Het was in elk geval hetzelfde wapen als waar hij me twee weken geleden ook al mee gedreigd had.” (p. 403).
- [medeverdachte 1] verklaart over 6 februari 2012: “[verdachte] pakte een pistool uit zijn binnenzak. (…) Ik zag dat het pistool echt was.” ( p. 68) en: “Later wist ik pas dat het een echt wapen was, geen nep-wapen.” (p. 54) En over 21 februari 2012, als hij ondervraagd wordt over het feit dat hij het wapen van verdachte naar Vlissingen heeft gebracht: “Ik heb het wapen herkend als een revolver. Ik weet het verschil tussen een pistool en een revolver. Bij een revolver zit er een draaiding aan. Het was een klein wapen, tussen de 10 en 15 cm. Het was een zwaar wapen, hij lag zwaar in de hand en hij was zwart van kleur. Aan de onderkant van de greep zat wat bruins, houtbruinige kleur.” (p. 72) en: “Het was hetzelfde wapen als bij de eerste beroving van [slachtoffer 1]. Ik weet het zeker, ik heb het bij mij gehad, ik heb het goed gezien.” (p. 73).
- [medeverdachte 2] verklaart over 21 februari 2012: “Ik zag dat de man een pistool in zijn hand hield.” (p. 185).
Verder verklaren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dat zij op 21 februari 2012, nadat zij weg waren gerend, twee knallen respectievelijk een knal hebben gehoord.
- [medeverdachte 2]: “Ik zag dat [slachtoffer 1] wegrende, de brandgang in. Ik ben achter [slachtoffer 1] aangerend. Toen heb ik (…) twee knallen gehoord alsof er werd geschoten en ik heb ook een lichtflits gezien.”(p. 185);
- [medeverdachte 1]: “Ik was in de brandgang en toen hoorde ik een luide knal. Ik dacht toen gelijk: er wordt geschoten. Toen wist ik dus ook dat het een echt wapen was.” (p. 403).
De politie heeft enkele uren na het incident onderzoek gedaan op de plaats delict naar mogelijk achtergelaten sporen en/of delen van munitie en recente beschadigingen aan muren en garagedeuren die gerelateerd zouden kunnen worden aan mogelijke schotbeschadigingen. Ter plaatse zijn geen relevante zaaks- of dadersporen aangetroffen (p. 412).
Ook zijn enkele personen als getuigen gehoord.
- De getuige [getuige 3] verklaart dat hij in zijn auto kwam aanrijden bij de garageboxen. Hij ziet drie jongens, waarvan er twee een brandgang in rennen. Even later hoort hij een doffe knal. Hij heeft niet het vermoeden dat het een vuurwapen was, want hij is heel bekend met vuurwapens onder andere vanwege zijn militaire achtergrond. Hij zag ook geen flits, geen rook toen hij de knal hoorde (pgs. 421-422).
- De getuige [getuige 4] verklaart dat zij ook een knal heeft gehoord maar zij kan het geluid niet goed omschrijven. Het zou net zo goed vuurwerk kunnen zijn als een deur die heel hard dichtklapt, aldus [getuige 4]. Zij heeft die avond ook een auto horen rondrijden met een knal in de uitlaat (p. 423).
4.3.1.3 De bewijsbeslissing
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast:
- dat verdachte zowel op 6 februari 2012 als op 21 februari 2012 [slachtoffer 1] met hetzelfde voorwerp heeft bedreigd;
- dat dit voorwerp niet is aangetroffen;
- dat niemand heeft gezien dat er (met dit voorwerp) is geschoten;
- dat dit ook niet op grond van nader onderzoek is komen vast te staan;
- dat de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij “wist” dat verdachte in het bezit was van een vuurwapen niet met feiten is onderbouwd en dat zijn conclusie dat het een echt vuurwapen betrof slechts is gebaseerd op het horen van een knal, en
- dat [medeverdachte 1] zijn conclusie dat het een echt wapen (een revolver) was feitelijk alleen baseert op het gewicht van het voorwerp.
In de omschrijving van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten heeft de officier van justitie telkens opgenomen dat verdachte met een “(vuur)wapen” heeft gedreigd. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de hierboven genoemde verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] noch uit de bevindingen van de politie onomstotelijk volgt dat het een vuurwapen is geweest waarmee [slachtoffer 1] is bedreigd. De mogelijkheid dat het een op een echt vuurwapen gelijkend speelgoedrevolver betrof, zoals verdachte heeft verklaard, is zeker niet uitgesloten. Daarom dient verdachte ten aanzien van het dreigen met een “vuurwapen” te worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft geen alternatieve omschrijving(en) van het voorwerp waarmee is gedreigd in de tenlasteleggingen opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat zij die alternatieve omschrijving niet aan de tenlastelegging kan toevoegen zonder daarmee de feitelijke grondslag van de tenlastelegging te verlaten en dat zij al evenmin, indien het een speelgoedrevolver zou betreffen, het tussen haakjes geplaatste onderdeel “(vuur)” kan wegstrepen, omdat een speelgoedrevolver niet als “wapen” kan worden aangemerkt.
Derhalve kan voor wat betreft het bewijs van de onder 1 en 3 tenlastegelegde bedreigingen met geweld eventueel alleen bewezen worden dat verdachte de tenlastegelegde mondelinge uitlatingen heeft gedaan.
Blijkens de bewijsmiddelen heeft verdachte [slachtoffer 1] op 6 februari 2012 tot de afgifte van diens geld gedwongen en heeft verdachte het geld niet weggenomen, zodat er van diefstal geen sprake was. Ook was verdachte van plan, indien het er van zou komen, [slachtoffer 1] op 21 februari 2012 opnieuw te beroven, maar hem in elk geval bang te maken.
Deze vaststellingen brengt de rechtbank tot het oordeel dat de onder 1 en 3 tenlastegelegde verwijten, in alle varianten, niet bewezen kunnen worden.
De tenlastegelegde mondelinge uitlatingen onder 1: "als je naar het politiebureau gaat schiet ik een kogel door je kop" en/of "als ik hiervoor vast kom te zitten laat ik jullie kapot maken" zijn volgens [slachtoffer 1] gedaan nadat hij het geld had afgegeven terwijl de enkele, aan de afgifte van het geld voorafgaande uitlatingen: "maak je zakken leeg" en/of “al het geld op de grond gooien” niet als een bedreiging met geweld kunnen worden aangemerkt.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de enkele uitlating onder 3: "geef me je geld." niet als een bedreiging met geweld ter wegneming of afgifte van geld kunnen worden aangemerkt en dat de woorden "Yo gast, jou moest ik nog hebben." en/of "geef me je geld.", objectief beschouwd, niet als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, kunnen worden aangemerkt.
Dit betekent dat verdachte van de feiten onder 1 en 3, in alle tenlastegelegde varianten, zal worden vrijgesproken.
4.3.2 Feit 2
4.3.2.1 Inleiding
Vast staat dat verdachte [slachtoffer 1] van een geldbedrag van ongeveer EUR 1.200,00 heeft beroofd en dat hij de laptop met toebehoren (Acer Aspire 16041c, zilverkleurig) waarvan hij wist dat deze van diefstal (een inbraak in een kerkgebouw) afkomstig was, voor EUR 95,00 heeft verkocht aan [moeder van medeverdachte 1]. Verdachte heeft verklaard dat hij de door de beroving en verkoop van de gestolen laptop verkregen geldbedragen heeft opgemaakt.
4.3.2.2 De bewijsbeslissing
Aangezien er sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zijnde:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 27 september 2012;
- de verklaring van [slachtoffer 1] inzake de beroving van EUR 1.200,00 op 6 februari 2012;
- de verklaring van [slachtoffer 6] namens het kerkgenootschap inzake de inbraak tussen 17 en 18 februari 2012;
- de verklaring van [moeder van medeverdachte 1] inzake de aankoop van de laptop;
- de verklaring van [slachtoffer 7] inzake herkenning van de laptop als eigendom van het kerkgenootschap.
4.3.3 Feit 4
4.3.3.1 Inleiding
Vast staat dat op 22 februari 2012 in de woning van verdachte te Vlissingen de in de tenlastelegging nader omschreven beamer, buitenlandse munten, sieradendoosje en sieraden zijn aangetroffen. Op 2 maart 2012 heeft [moeder van medeverdachte 1] de hierboven genoemde laptop, die zij van verdachte had gekocht, aan de politie afgegeven. Verdachte heeft verklaard dat al deze voorwerpen door vrienden in zijn woning zijn gebracht en dat hij wist dat deze voorwerpen door hen waren weggenomen bij door hen gepleegde inbraken.
4.3.3.2 De bewijsbeslissing
Aangezien er sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zijnde:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 27 september 2012;
- de verklaring van [slachtoffer 2] inzake de inbraak in zijn woning op 3 februari 2012;
- de verklaring van [slachtoffer 6] namens het kerkgenootschap inzake de inbraak tussen 17 en 18 februari 2012;
- de verklaring van [slachtoffer 7] inzake herkenning van de beamer en de laptop als eigendommen van het kerkgenootschap;
- bevindingen verbalisanten inzake herkenning door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van
een sieradendoosje (paars) en buitenlandse munten (Hongaars) en sieraden (waaronder een gouden kruisje, oorbellen, kettingen) als hun eigendommen.
4.3.4 Feit 5
4.3.4.1 Inleiding
Op 29 januari 2012 omstreeks 02.45 uur bevindt verdachte zich in de rookruimte van de bar El Toro in Goes, nabij de nooddeur van die bar. Plotseling ontstaat er tumult omdat er een groep personen door die nooddeur wordt verwijderd. In de lezing van verdachte komt hij daarbij te vallen en wordt hij, bij het opstaan, door [slachtoffer 4] vastgepakt. Volgens verdachte dreigt [slachtoffer 4] hem daarbij met een vuist. Verdachte erkent dat hij [slachtoffer 4] hierop mondeling heeft bedreigd met de woorden "Ik schiet je kapot" en/of "Ik maak je echt af", met de bedoeling hem bang te maken opdat hij [slachtoffer 4] op die manier van zich af kon houden.
4.3.4.2 De bewijsbeslissing
Aangezien er sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zijnde:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 27 september 2012 en
- de verklaring van [slachtoffer 4] .
4.3.5 Feit 6
4.3.5.1 Inleiding
In de vroege ochtend van 11 februari 2012, rond 05.00 uur, wordt [slachtoffer 5] op straat in Vlissingen van zijn gsm (Blackberry Bold) beroofd. De gsm wordt op 27 februari 2012 aangetroffen onder [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] verklaart dat hij de gsm heeft gekocht van “[betrokkene 1]”. “[betrokkene 1]” verklaart dat hij de gsm op verzoek van [medeverdachte 3], met geld van [medeverdachte 3], bij het NS-station in Vlissingen heeft gekocht van “[verdachte]” uit Vlissingen. [betrokkene 1] herkent verdachte van een fotoafdruk als de persoon van wie hij de gsm kocht. Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het feit.
4.3.5.2 De bewijsbeslissing
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Zij is met de raadsman van oordeel dat, behoudens de verklaring van [betrokkene 1] en diens positieve herkenning van verdachte op basis van een enkele fotoafdruk, geen bewijsmiddel ondersteunt dat verdachte degene was die de gsm aan [betrokkene 1] heeft verkocht. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [slachtoffer 5] verdachte niet als dader van de diefstal heeft aangewezen bij een meervoudige fotoconfrontatie en dat verdachte – in tegenstelling tot zijn open proceshouding over zijn betrokkenheid bij de overige feiten – zijn betrokkenheid bij dit feit stellig ontkent.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
2.
hij in de periode 06 februari 2012 tot en met 19 februari 2012 in Nederland, voorwerpen, te weten 1200 euro, en een laptop met toebehoren (Acer Aspire 16041c, zilverkleurig) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen –middellijk dan wel onmiddellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf (te weten een afpersing en diefstal en/of heling, gepleegd in de periode 06 februari 2012 tot en met 19 februari 2012);
4.
hij de periode van 29 december 2011 tot en met 22 februari 2012 te Vlissingen, een beamer en een laptop (toebehorend aan een kerkgenootschap) en een sieradendoosje (paars) en buitenlandse munten (Hongaars) en sieraden (waaronder een gouden kruisje, oorbellen, kettingen)(toebehorend aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die beamer en laptop (toebehorend aan Kerkgenootschap) en dat sieradendoosje (paars) en buitenlandse munten (Hongaars) en sieraden (waaronder een gouden kruisje, oorbellen, kettingen) wist dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen;
5.
hij op 29 januari 2012 te Goes, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend deze [slachtoffer 4] de woorden toegevoegd: "Ik schiet je kapot" en/of "Ik maak je echt af".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie (aankondiging ontnemingsvordering)
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen acht gevorderd om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft bij deze strafeis rekening gehouden met het forse strafblad van verdachte, dat veel veroordelingen wegens geweldsdelicten, diefstallen met geweld bedreigingen en vermogensdelicten, waaronder opzetheling, vermeldt. Hij acht alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats omdat in het verleden opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraffen niet hebben voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegde. Ook reclasseringstoezicht is in het verleden niet toereikend gebleken; de met verdachte ingezette hulpverleningstrajecten zijn alle vroegtijdig door hem beëindigd. Vanwege de ernst van feit 1 is bij de strafmaat voor dat feit aansluiting gezocht bij de richtlijnen voor een woningoveral.
Ten slotte heeft de officier van justitie aangekondigd dat hij voornemens is om een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel tegen verdachte aanhangig te maken.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat het beeld dat verdachte een onverbeterlijk
recidivist is, die niet gericht zou zijn op een normaal fatsoenlijk leven, stevige nuancering behoeft. In de periode vóór zijn detentie was er sprake van een gunstige sociale ommekeer in de houding van verdachte. Hij had werk en een woning, en zelfs het contact met zijn moeder was in orde. Hij bezit voldoende kwaliteiten en daarnaast ook een verbeterde persoonlijke houding waarmee hij op een normale niet criminele wijze zijn leven kan opbouwen. Daarvoor zal essentieel zijn om te breken met “het milieu”. Verdachte is dit stevig van plan. Indien bewezen wordt verklaard dat verdachte zich aan de onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde feiten schuldig heeft gemaakt acht de raadsman een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk op zijn plaats.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf let de rechtbank op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, gelet op:
- de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 september 2012, reeds vele malen eerder ter zake van geweld- en vermogensdelicten is veroordeeld, dat er sprake is van frequente recidive en het bewezen verklaarde is gepleegd in de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke veroordeling;
- de omstandigheid dat een feit als opzetheling de diefstal van goederen bevordert (de dief moet zijn gestolen waar immers kunnen afzetten), waardoor aanzienlijke schade wordt veroorzaakt voor in ieder geval de eigenaren van de betreffende goederen en/of betrokken verzekeraars;
- de omstandigheid dat verdachte zijn deel van de buit van de beroving heeft opgemaakt, de gestolen laptop heeft verkocht en de beloning die hij daarvoor kreeg eveneens heeft
uitgegeven;
- de omstandigheid dat verdachte door een mondelinge bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht gevoelens van onveiligheid van de betrokkene heeft versterkt.
7 Beslag
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten met betrekking tot de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een portemonnee, kleur grijs, inhoudende muntstukken en een sieradendoos, Toenga, inhoudende een ketting en oorbellen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van zeven weken die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Middelburg van 14 september 2011 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Voor een beslissing tot verlenging van de proeftijd, zoals de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank - gelet op het strafblad van verdachte - geen termen aanwezig.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g, 57, 285, 416 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1, 3 primair onder A en B en subsidiair en 6 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2: Witwassen;
feit 4: Opzetheling, en
feit 5: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 (VIER) MAANDEN;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een portemonnee, kleur grijs, inhoudende muntstukken, en
een sieradendoos, Toenga, inhoudende een ketting en oorbellen;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de politierechter te Middelburg d.d. 14 september 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 12/715395-11 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf van 7 (ZEVEN) WEKEN;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte in de zaak parketnummer 12/715096-12 en beveelt zijn onmiddellijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. Geelhoed, voorzitter, mr. Van Oijen en mr. Van der
Ploeg-Hogervorst, rechters, in tegenwoordigheid van Francke, griffier, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 oktober 2012.