Ad B.
Zodra een vervoermiddel naar uiterlijke verschijningsvormen kennelijk is ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken, moet dit door de belastingdienst (douane) in beslag worden genomen op grond van artikel 1:37 lid 1 Adw. Het vervoermiddel hoeft daar niet voor gemaakt te zijn en het is ook niet van belang of daarin daadwerkelijk verdovende middelen of andere contrabande is aangetroffen. Het tijdstip waarop een bepaalde constructie in een vervoermiddel is gemaakt is voor de toepassing van de bevoegdheid tot inbeslagneming evenmin van belang. Deze constructie kan langere tijd voor de ontdekking ervan zijn gemaakt. Het gaat om het moment van ontdekking ervan door de douane. Dat was in dit geval in mei 2012. Het feit dat er een duikluik in het schip is geconstrueerd zegt op zichzelf niets over het al dan niet aan boord brengen van verdovende middelen. Die constatering is voor deze procedure niet van belang. Het is echter wel opvallend dat er in de ruimte boven het duikluik verdovende middelen zijn aangetroffen en dat er tevens natte duikspullen zijn aangetroffen.
De belastingdienst is ermee bekend dat het schip de Maritiem, dat aan de partner van klaagster in eigendom toebehoort, een soortgelijk schip met een soortgelijke constructie is als de Destiny. De Maritiem is in de vorige procedure niet in beslaggenomen omdat er toen niet is gedacht aan de mogelijkheid van inbeslagname krachtens artikel 1:37 Adw. De Maritiem zal alsnog in beslaggenomen worden als in deze procedure wordt vastgesteld dat de Destiny is ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken.
Het doel van de inbeslagneming ex artikel 1:37 Adw is dat het schip in originele staat wordt terug gebracht, althans in een zodanige toestand dat bij een normale controle door de douane de met het schip vervoerde goederen aangetroffen zullen worden.
Op zich is het juist dat een duikluik wordt aangebracht om veilig te water te kunnen gaan. Het is alleen vrij ongebruikelijk dat een duikluik in een ladingboot wordt aangebracht. Je ziet deze constructies wel bij schepen waarmee werkzaamheden aan andere schepen worden uitgevoerd. Dat zijn vaak kleinere schepen, waar ook een normale toegang is tot het duikluik, en niet – zoals in dit geval – een met een stalen vloerplaat aangebrachte toegang tot het duikluik in de voorpiek. Anders dan klaagster stelt, lag ten tijde van de ontdekking van het strafbare feit de stalen vloerplaat boven het duikluik niet los, maar was deze vastgeschroefd.
Gelet op deze bevindingen stelt de belastingdienst zich op het standpunt dat de Destiny een vervoermiddel is dat is ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken.
Ad C.
Mocht de rechtbank het beklag ongegrond verklaren dan bestaat er voor klaagster de mogelijkheid om ex artikel 1:37 lid 8 Adw aan de Minister van Financiën te verzoeken het schip aan haar terug te geven. Genoemd artikel bepaalt dat de minister bevoegd is om in bijzondere gevallen de aan de staat vervallen vervoermiddelen onder door hem te stellen voorwaarden aan de eigenaar terug te geven. De minister zal in dat geval eerst aan de belastingdienst (douane) om advies vragen. In vergelijkbare procedures is door de minister altijd als eis gesteld om het vervoermiddel terug te brengen in een staat dat het niet meer onder artikel 1:37 lid 1 Adw valt.
Ten tijde van de aankoop van de Destiny was het duikluik nog niet aangebracht en was het schip nog ladingwaardig. Op dit moment is het schip dat niet meer en vertegenwoordigt het reeds om die reden een lagere waarde dan de aankoopwaarde van EUR 30.000,00. De dienst Domeinen deelde de inspecteur desgevraagd mee dat de huidige reële waarde van het schip tussen de EUR 20.000,00 en EUR 30.000,00 bedraagt.
3.3 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag en tot afwijzing van het verzoek om toekenning van een geldelijke vergoeding aan klaagster. Zakelijk weergegeven heeft de officier van justitie het volgende verklaard.
Ad A.
Toetsing van de deskundigheid van [getuige] kan buiten beschouwing blijven, omdat deze eis niet geldt voor deze raadkamerprocedure. Gelet op het inspectierapport van de Inspectie Verkeer en Waterstaat kan ook zonder de verklaring van [getuige] worden geoordeeld dat de Destiny in de huidige staat zodanige tekortkomingen heeft dat het niet meer voor ladingdoeleinden gebruikt kan worden.
Ad B.
Anders dan de raadsvrouw maar met de inspecteur is het OM van mening dat het schip een verborgen ruimte heeft. Het gaat om de combinatie van de geconstateerde factoren. Het binnenvaartschip is geen werkschip en er is van buiten af niet te zien dat er een duikluik is aangebracht. Het duikluik is niet vrij toegankelijk en de toegang tot dat luik gaat op in de normale vloerplaten van het schip. Na het aantreffen van de verdovende middelen moest er via duikers achter gekomen worden dat er een duikluik onder de voorpiek was. Bovendien blijkt uit het inspectierapport van de Inspectie Verkeer en Waterstaat en de verklaring van [getuige] dat het schip in die toestand niet meer voor ladingvervoer geschikt is. In zijn algemeenheid kan dan ook worden gesteld dat er op het schip, dat niet bestemd is als werkschip, een verborgen ruimte is met het doel om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. Dat past ook in de verklaring van [medeverdachte 2] dat op het binnenvaartschip de Maritiem, waarin een soortgelijk luik was aangebracht, kennelijk eveneens verdovende middelen door de partner van klaagster binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht. Een en ander laat onverlet dat een duikluik ook andere doelen kan hebben. Het beklag strekkende tot opheffing van het beslag dient daarom ongegrond te worden verklaard.
Ad C.
Het OM gaat ervan uit dat het schip thans een waarde heeft van tussen EUR 20.000,00 en
EUR 30.000,00, zoals geschat door de Domeinen. Het OM stelt zich op het standpunt dat aan klaagster geen geldelijke tegemoetkoming zal worden toegekend, maar dat klaagster de gelegenheid zal krijgen het schip zodanig te laten herstellen dat het weer voor ladingvervoer gebruikt kan worden. Hierdoor kan klaagster tevens aantonen dat het schip met dat doel door haar is aangekocht. Dit kan worden bewerkstelligd via de procedure van artikel 1:37 lid 8 Adw.
3.4 Het oordeel van de rechtbank
3.4.1 Voorvragen
De rechtbank is bevoegd om van het klaagschrift kennis te nemen omdat de inbeslagneming heeft plaatsgehad in de gemeente Terneuzen, gelegen binnen het arrondissement Middelburg
Het klaagschrift is tijdig, dat wil zeggen binnen een maand na de mededeling omtrent de inbeslagneming, bij deze rechtbank ingediend. Klaagster is als eigenaar van de Destiny belanghebbende in de zin van de Adw. Zij is ontvankelijk in het klaagschrift.
3.4.2 De verdere beoordeling
Ad A.
Volgens de verklaring van de inspecteur is [getuige] gehoord met het oog op eventuele teruggave van de Destiny krachtens het bepaalde in artikel 1:37 lid 8 Adw. De rechtbank zal op haar verklaring geen acht slaan in het kader van deze procedure omdat uit het inspectierapport van de Inspectie Verkeer en Waterstaat blijkt dat de Destiny in de huidige staat niet aan de eisen van het certificaat van onderzoek voldoet en daarom niet voor ladingvervoer gebruikt mag worden. Het voorwaardelijk verzoek van klaagster om [getuige] over de basis van haar deskundigheid te horen wordt mitsdien afgewezen omdat de noodzaak ontbreekt haar te horen over de vraag of de Destiny op eenvoudige wijze in originele staat is terug te brengen.
Ad B.
De rechtbank heeft het beklag te beoordelen aan de hand van het criterium of de Destiny
kan worden aangemerkt als “een vervoermiddel, dat kennelijk is ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken” (zie Hoge Raad 25 maart 2003, LJN AF4209).
Uit het inspectierapport van de Inspectie Verkeer en Waterstaat blijkt dat in de boegschroefruimte van de Destiny, voor de boegschroef een tank is gemaakt van 8 mm staal, afmetingen LxBxH: 2000x1000x750 m/m. De volledige bovenzijde is afneembaar. Deze kan worden gebout met bouten op steek van ongeveer 90 m/m. Ten tijde van het onderzoek lag de bovenzijde los. Aan boord zijn slechts vier bouten aangetroffen. Aan de voorzijde is een ontluchting naar het dek gemaakt met een diameter van 200 m/m. In het vlak is een gat gebrand (kennelijk te water liggend, is zeer slecht uitgevoerd) van een kleine 800x800 m/m.
Op de afbeeldingen van de foto’s, die zijn opgenomen in het dossier van de belastingdienst, heeft de rechtbank waargenomen dat de bovenzijde van die constructie, gezien vanaf de trap naar de voorpiek, opgaat in de normale vloerplaten van het schip en dat er geen vrije toegang tot die constructie is.
Deze constructie, door klaagster ‘duikluik’ genoemd, is volgens de vonnissen en arresten van de strafzaken tegen klaagster, haar partner en de medeverdachten, gebruikt om ongezien –vanonder de waterlijn- een grote hoeveelheid cocaïne in de voorpiek van de Destiny te brengen. Uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt verder dat de partner van klaagster eerder op soortgelijke wijze via een soortgelijke constructie verdovende middelen aan boord heeft gebracht in een soortgelijk schip genaamd ‘De Maritiem’.
Op grond van het bovenstaande concludeert de rechtbank dat het binnenvaartschip de Destiny geschikt was gemaakt om ongezien contrabande aan boord te brengen en dat het schip naar uiterlijke verschijningsvormen kan worden aangemerkt als een vervoermiddel, dat kennelijk is ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken.
De Inspectie Verkeer en Waterstaat heeft vastgesteld dat het schip in de huidige staat niet meer voldoet aan de eisen van het certificaat van onderzoek (SI 1568) en dat het schip, om weer aan de eisen van het certificaat van onderzoek te voldoen, hersteld zal moeten worden en na die reparatie door een expert gekeurd zal moeten worden alvorens er een nieuw certificaat afgegeven kan worden.
Onder deze omstandigheden zou in deze procedure alleen tot een geclausuleerde teruggave van het schip aan klaagster beslist kunnen worden. Een dergelijke beslissing zou aansluiten
bij het volgens de inspecteur genoemde doel van de inbeslagneming ex artikel 1:37 Adw dat het schip in originele staat wordt terug gebracht en de wens van klaagster om het schip weer in de vaart te (laten) brengen. De rechtbank zal echter niet tot teruggave van het schip beslissen omdat zij van oordeel is dat de bepaling van artikel 1:37 lid 8 Adw daartoe voor klaagster alsnog de mogelijkheid biedt. Klaagster kan de teruggave verzoeken aan de Minister van Financiën en ingeval van diens positieve beslissing op het verzoek zal er vanwege de minister voldoende toezicht zijn op reparatie van het schip. Het beklag zal mitsdien ongegrond worden verklaard.
Ad C.
Reeds in het vorenstaande ziet de rechtbank geen grond voor toekenning van een geldelijke tegemoetkoming aan klaagster. Het is evident dat klaagster door de inbeslagneming van de Destiny (met een waarde van tussen de EUR 20.000,00 en EUR 30.000,00) in haar vermogenspositie wordt getroffen. De vraag is echter of dit een onevenredige benadeling is. De rechtbank acht in dit verband met name de vraag van belang of klaagster met de mogelijkheid van inbeslagneming van het schip rekening had kunnen houden.