ECLI:NL:RBMID:2012:BZ3466

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C12/ 84840/ HA ZA 12-208
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van gezamenlijke eigendommen na beëindiging van een samenlevingscontract

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 12 december 2012 uitspraak gedaan over de verdeling van gezamenlijke eigendommen van partijen die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. De partijen, die een affectieve relatie hadden en op 2 juni 2008 een notarieel vastgelegd samenlevingscontract aangingen, zijn in september 2010 uit elkaar gegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning, die een waarde heeft van € 219.000, de polis met een waarde van € 7.602 en een lening van € 248.000, verdeeld moeten worden. De rechtbank oordeelt dat de woning en de polis aan de gedaagde in conventie, eiser in reconventie, worden toegedeeld, terwijl de eiseres in conventie, verweerster in reconventie, een bedrag van € 10.699 aan de gedaagde moet betalen wegens onderbedeling. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gedaagde geen recht heeft op een bijdrage van de eiseres in de rentelasten van de lening, omdat er geen sprake meer was van een gezamenlijk gevoerde huishouding na de scheiding. Beide partijen zijn veroordeeld tot medewerking aan de notariële overdracht van de woning, met de voorwaarde dat de eiseres wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de lening. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 84840 / HA ZA 12-208
Vonnis van 12 december 2012
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
wonende te Colijnsplaat, gemeente Noord-Beveland,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R. Zwamborn te Goes,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te Colijnsplaat, gemeente Noord-Beveland,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. P.W. Bakkum te Zierikzee.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 augustus 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 25 oktober 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij zijn op 2 juni 2008 met elkaar een – notarieel vastgelegd – samenlevingscontract aangegaan. Dat contract bevat onder meer de navolgende bepalingen:
1. BEGRIPSBEPALING
(…)
b. Kosten van de huishouding
(…)
- de kosten van huisvesting, daaronder begrepen de huur en de rentelasten met betrekking tot de gezamenlijk bewoonde woning, de onroerende zaakbelasting en andere heffingen terzake van het gebruik van de gezamenlijk bewoonde woning en de uitgaven voor dagelijks onderhoud en verzekering daarvan, ongeacht de eigendom van die woning;
(…)
2. DRAAGPLICHT VAN DE KOSTEN VAN DE HUISHOUDING
1. De kosten van de gemeenschappelijk gevoerde huishouding moeten door beide partners worden betaald naar evenredigheid van hun inkomens. Voorzover die inkomens ontoereikend zijn, komen die kosten ten laste van de inkomsten uit vermogen, naar evenredigheid van die inkomsten. Voor zover ook die inkomsten ontoereikend zijn komen die kosten ten laste van de vermogens, naar evenredigheid van die vermogens.
Een en ander geldt niet, voorzover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.
2. Wanneer een van de partijen meer heeft betaald dan waartoe deze volgens het in het vorige lid bepaalde verplicht was, ontstaat geen recht om het teveel betaalde terug te vorderen, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen.
(…)
2.2. Partijen hebben sedert 2 juni 2008 gezamenlijk in eigendom een woning, gelegen aan de [adres] (hierna: de woning). Ter financiering van de aankoop van die woning zijn zij in 2008 gezamenlijk een (hypothecaire) lening bij Rabobank Oosterschelde aangegaan (hierna: de lening). Aan de hypotheek is gekoppeld een SpaarZeker Verzekering (hierna: de polis), waarvan partijen beide verzekeringnemer zijn. Voorts is er inboedel door partijen aangeschaft.
2.3. Partijen zijn in september 2010 uit elkaar gegaan. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is in de woning (met inboedel) blijven wonen. Hij is de maandelijkse lasten, verbonden aan de lening en aan de polis, blijven betalen. Ten behoeve van de verdeling van de gezamenlijke eigendommen staat tussen partijen vast:
- dat de woning een waarde heeft van € 219.000,--;
- dat de polis in september 2010 een waarde had van € 7.602,--;
- dat de lening een bedrag van € 248.000,-- beloopt.
3. Het geschil en de beoordeling daarvan
in conventie en in reconventie
3.1. Partijen vorderen ieder verdeling van de gezamenlijke eigendommen in die zin, dat de woning, de polis en de inboedel aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] worden toegedeeld en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de hypothecaire lening voor zijn rekening zal nemen. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt dat partijen dan niets meer van elkaar te vorderen hebben; [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert (na vermindering van zijn eis ter comparitie) betaling door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van (a) een bedrag van € 10.700,-- wegens onderbedeling, (b) een bedrag van € 8.225,50 als bijdrage in de (rente-)kosten van de lening vanaf september 2010 tot augustus 2012 en (c) € 357,50 per maand als bijdrage in die kosten vanaf augustus 2012 tot het moment dat de woning en de lening op zijn naam zijn gesteld.
3.2.1. De hoogte van een eventueel door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen bedrag in verband met onderbedeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is afhankelijk van de wijze waarop de waarde van de inboedel (die aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wordt toebedeeld) in de afrekening van de verdeling wordt betrokken. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt dat zij recht heeft op een vergoeding voor de inboedel van € 10.000,--. Destijds is voor € 13.000,-- aan inboedel is aangeschaft, waarvan € 11.000,-- haar spaargeld was en voorts heeft zij voor € 2.000,-- aan inboedel ingebracht; op het moment van uiteengaan was de inboedel naar zij stelt € 10.000,-- waard. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist de stellingen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]; ter comparitie heeft hij gesteld dat de inboedel bij het uiteengaan van partijen een waarde had van € 5.000,--.
3.2.2. De rechtbank stelt vast dat, nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tegen dat standpunt van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geen verweer heeft gevoerd, ervan moet worden uitgegaan dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] recht heeft op vergoeding van de met haar geld aangeschafte dan wel door haar ingebrachte inboedelgoederen. Het geschil spitst zich toe op de waarde van die goederen. De rechtbank stelt voorts vast dat partijen geen van beiden inzicht hebben gegeven in de feitelijke omvang van de inboedel. Dat past in de wijze waarop met name Kelser de waarde daarvan benadert: zij spreekt uitsluitend over de aanschafwaarde van de inboedel en relateert de in de verdeling te betrekken waarde aan die aanschafwaarde. In dat kader laat zij – met overlegging van een overzicht van haar betaalrekening over de periode februari tot en met juli 2008 – zien dat zij in die periode vanaf die rekening inboedelgoederen heeft betaald – immers worden betalingen gedaan aan bedrijven, die naar algemeen bekend is meubelen verkopen – en dat in die periode vanaf andere rekeningen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bedragen (van in totaal € 9.010,--) op de betaalrekening zijn gestort, meestal kort voordat een bedrag werd overgemaakt naar een van de genoemde bedrijven. Voorts geeft zij aan hoeveel geld zij in goederen heeft gestoken die ze feitelijk heeft ingebracht. Een en ander geeft echter geen inzicht in de waarde van de inboedel op het moment van uiteengaan; dat de waarde toen € 10.000,-- was, wordt aldus niet onderbouwd. Daar staat tegenover dat ook [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn stelling dat de inboedel op het moment van uiteengaan € 5.000,-- waard was, niet heeft onderbouwd.
3.2.3. Gelet op al het vorenstaande ziet de rechtbank geen grond om partijen alsnog om een omschrijving van de inboedel te vragen, opdat de waarde door een deskundige zou kunnen worden gewaardeerd. De rechtbank zal de waarde naar redelijkheid vaststellen. In dat oordeel betrekt de rechtbank de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] getoonde aanschafbedragen, de aan gebruik (van in dit geval ongeveer 2 jaar) inherente waardedaling van dit soort goederen en de omstandigheid dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft aangegeven dat de goederen op het moment van uiteengaan ook in zijn ogen nog een behoorlijk waarde vertegenwoordigden. Alles overziend stelt de rechtbank de waarde in redelijkheid vast op een bedrag van € 7.000,--.
3.3.1. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert voorts een bijdrage van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan de door hem betaalde en nog te betalen (rente-)kosten van de lening voor de periode na het uiteengaan van partijen. Hij verwijst daartoe naar het samenlevingscontract en stelt dat sprake is van kosten van de huishouding. Daaraan dient, zo stelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voor de helft bij te dragen. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verweert zich tegen deze vordering. Zij verwijst naar art. 2.2 van het samenlevingscontract en stelt voorts dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] sedert het uiteengaan van partijen alleen het genot heeft van de woning, dat al direct vaststond dat hij de woning zou toegedeeld krijgen en dat de woning destijds op alleen zijn inkomen is gefinancierd; [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zelf had (en heeft) een gering inkomen.
3.3.2. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de tekst van het hiervoor weergegeven artikel 2.1 van het samenlevingscontract, de door partijen daarin neergelegde draagplicht voor kosten van de huishouding (daarop heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn vordering kennelijk gebaseerd) slechts geldt zolang sprake is van een “gemeenschappelijk gevoerde huishouding”. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert thans een bijdrage van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in die kosten voor een periode waarin van een door partijen “gemeenschappelijk gevoerde huishouding” geen sprake (meer) was. Al om die reden kan hij niet op grond van het samenlevingscontract een bijdrage in de rentelasten van de lening van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vragen. Een andere grond heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voor zijn vordering niet aangevoerd; de vordering wordt afgewezen.
3.4. Het vorenstaande leidt tot de navolgende verdeling:
Aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wordt toegedeeld de woning (met een waarde van € 219.000,--) en de polis (met een waarde van € 7.602,--). [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal daarnaast de lening, ter hoogte van € 248.000,--, op zich nemen. Aldus ontvangt hij een negatieve waarde van € € 21.398,--, terwijl [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een waarde € 0,-- ontvangt. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal wegens onderbedeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan hem een bedrag van € 10.699,-- dienen te voldoen. Daartoe heeft zij hem de gehele inboedel ter waarde van € 7.000,-- gelaten. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dient dan aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nog bedrag van € 3.699,-- te betalen.
3.5. Partijen vorderen beiden om de ander te veroordelen tot medewerking aan de levering van het aandeel in de woning van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]. De rechtbank zal die vorderingen toewijzen; nu kennelijk beide partijen zelf willen meewerken, ziet de rechtbank geen grond om aan de veroordelingen tot medewerking een dwangmiddel te verbinden, en evenmin om te bepalen dat dit vonnis in de plaats van die medewerking dient te komen. Wel zal de rechtbank aan die medewerking de – door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevorderde en door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet betwiste, voorwaarde verbinden, dat zij – [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] – wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de lening (aan welk ontslag zij zelf, naar zij heeft gesteld, zal meewerken). Op de vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan haar ontslag uit haar hypothecaire verplichtingen behoeft, gelet op het vorenstaande, waaruit blijkt dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] die medewerking zal verlenen, geen beslissing meer te worden genomen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal op grond van de hierna vast te stellen verdeling, waarin de polis aan hem wordt toegedeeld, de tenaamstelling van die polis kunnen bewerkstelligen; een afzonderlijke veroordeling tot medewerking daartoe van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is niet nodig. Die vordering zal worden afgewezen.
3.6. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft voorts het uitsluitend gebruik van de woning gevorderd, daarbij kennelijk aansluitend bij art. 1:165 BW. Dat artikel geldt evenwel niet voor niet-huwelijkse relaties. Overigens heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen enkel belang gesteld bij toewijzing van deze vordering; tussen partijen staat vast dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] al sinds september 2010 alleen in de woning woont en gesteld noch gebleken is dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op enig moment sinds september 2010 aanspraak heeft gemaakt op bewoning van de woning. De vordering zal worden afgewezen.
3.7. In de aard van deze procedure en nu beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten – zowel in conventie als in reconventie – te compenseren.
4. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
bepaalt dat de verdeling van de gemeenschappelijke eigendommen van partijen plaatsvindt op de wijze als hiervoor, onder 3.4, weergegeven;
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] om aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te betalen een bedrag van € 3.699,--;
beveelt beide partijen om medewerking te verlenen aan de (notariële) overdracht van het aandeel van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de woning aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], zulks ten aanzien van de medewerking van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onder de voorwaarde dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op dat moment wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening (Rabobank Oosterschelde, nr. 3205.914.260);
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten, zo die iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2012.?