Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1]
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 augustus 2012;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende wijziging van eis in conventie;
- de akte overlegging producties 5 en 6 van [gedaagden] c.s. van 19 november 2012;
- de akte overlegging producties 7 en 8 van [gedaagden] c.s. van 20 november 2012;
- het proces-verbaal van comparitie van 21 november 2012;
- de akte overlegging producties van [gedaagden] c.s. van 17 december 2012, tevens houdende opmerkingen over het proces-verbaal van comparitie.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
.is overwogen geldt mutatis mutandis ook voor de [woning 2] omdat uit de overgelegde notariële akte van levering van de onroerende zaak en het uittreksel uit de openbare registers van het kadaster blijkt dat [gedaagde sub 2] en [eiseres] beiden gelijkelijk rechthebbende zijn tot deze woning.
NJ2004, 316 en HR 3 november 2006,
NJ2007, 155). Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat waar [gedaagde sub 1] onvoldoende weersproken stelt dat hij het beheer van de appartementsrechten heeft gevoerd, huurovereenkomsten heeft gesloten, huurpenningen heeft geïnd en kosten heeft gedragen, sprake is een van rechtsverhouding tussen hem en [eiseres] op grond waarvan [gedaagde sub 1] – al dan niet met ondersteuning van zijn zoon [gedaagde sub 2] – gerechtigd was deze daden van beheer te verrichten. [eiseres] wordt niet gevolgd waar zij aanvoert dat zij nooit toestemming heeft gegeven voor dit beheer. Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld blijkt dat [eiseres] het beheer en de verhuur van de woningen heeft gelaten aan haar vader en in sommige gevallen aan haar broer [gedaagde sub 2] . Verder blijkt dat [eiseres] zich pas vanaf het moment dat zij eind 2008 het ouderlijk huis heeft verlaten bezig heeft gehouden met de fiscale en financiële aspecten van de eigendom en het beheer van de woningen. Voor die tijd werden, zo staat tussen partijen vast, de belastingaanslagen, aflossing en rentebetalingen op de hypotheken en energiekosten (grotendeels) door [gedaagde sub 1] voldaan uit de huuropbrengsten. Hieruit valt naar het oordeel van de rechtbank op te maken dat [eiseres] (stilzwijgend) heeft ingestemd met het door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gevoerde beheer, de verhuur van de woningen aan derden en de financiële afhandeling van dit een en ander. Van onrechtmatig handelen door [gedaagden] c.s. is naar het oordeel van de rechtbank op dit punt daarom ook geen sprake. Dat [eiseres] de financiële risico’s draagt die verbonden zijn aan de hypothecaire leningen die zij is aangegaan ter financiering van de aankoop van de appartementsrechten maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen is overwogen omtrent de rechtsverhouding tussen partijen met betrekking tot het beheer en de verhuur van de woningen aan derden, de gevorderde ontruiming van de woningen dient te worden afgewezen.