In deze zaak vorderde eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.R.A.G. Goorts, schadevergoeding van de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) wegens onrechtmatig handelen. De zaak betreft de indicatiebesluiten van CIZ die eiseres op 30 mei 2003, 22 oktober 2003 en 2 februari 2004 ontving. Eiseres had bezwaar aangetekend tegen deze besluiten, maar CIZ verklaarde deze bezwaren ongegrond. Eiseres ging in beroep bij de rechtbank Roermond, die de bezwaren van eiseres in 2005 ongegrond verklaarde. In hoger beroep vernietigde de Centrale Raad van Beroep (CRvB) deze uitspraak in 2010 en herstelde de zorgaanspraken van eiseres. Eiseres stelde CIZ aansprakelijk voor de schade die zij had geleden door de onterecht afgewezen indicaties en vorderde een schadevergoeding van € 65.737,53, alsook vergoeding voor de kosten van haar adviseur.
De rechtbank Midden-Nederland oordeelde dat CIZ onrechtmatig had gehandeld door de indicatiebesluiten te nemen, maar dat eiseres zich ook tot het Zorgkantoor moest wenden voor de uitbetaling van de zorgaanspraken. De rechtbank constateerde dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedures, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. De rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn vooral te wijten was aan de lange duur van de procedure bij de CRvB, maar dat de verantwoordelijkheid voor de afhandeling van de procedure in hoger beroep bij de CRvB lag. De rechtbank besloot dat de schadevergoeding voor de overschrijding van de redelijke termijn begroot moest worden en dat de kosten voor de inschakeling van de adviseur van eiseres toewijsbaar waren. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling en partijen werden aangemoedigd om een minnelijke regeling te treffen.