ECLI:NL:RBMNE:2013:2572

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2013
Publicatiedatum
1 juli 2013
Zaaknummer
16-600500-11
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en veroordeling voor wapen- en hennepbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen, wapenbezit en hennepbezit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het witwassen van geld en een boot, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze gelden uit een misdrijf afkomstig waren. De verdediging had overtuigend aangetoond dat de verdachte legale verklaringen voor de herkomst van het geld had, waaronder een verklaring van een accountant en kasboekafschriften. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat het geld van misdrijf afkomstig was.

Ten aanzien van de andere tenlastegelegde feiten, namelijk het bezit van hennep en wapens, heeft de rechtbank echter wel bewezen geacht dat de verdachte op 17 mei 2011 in Utrecht 81,36 gram hennep en verschillende wapens, waaronder pepperspray en munitie, voorhanden had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van deze verboden middelen in haar woning en op haar boot. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 15 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook het beslag op de in beslag genomen goederen opgeheven, nu de verdachte was vrijgesproken van het witwassen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/600500-11 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 20 juni 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
wonende te[adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juni 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. J.G. Kabalt, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 12 oktober 2005 tot en met 17 mei 2011 samen met een ander een boot en verschillende geldbedragen heeft witgewassen;
Feit 2: samen met een ander 81,36 gram hennep voorhanden heeft gehad;
Feit 3: samen met een ander drie busjes pepperspray en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
Feit 4: samen met een ander een ploertendoder voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend te bewijzen en heeft daarbij verwezen naar het dossier. Ten aanzien van feit 1 heeft het Openbaar Ministerie aangevoerd dat het niet anders kan dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is, nu verdachte te maken heeft gehad met hennep.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zake van het onder 1 tenlastegelegde bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat – kort gezegd – uit het dossier onvoldoende volgt dat de gelden waarvan het Openbaar Ministerie heeft gesteld dat deze van misdrijf afkomstig zijn, dat ook daadwerkelijk zijn, terwijl de verdachte steeds, per onderdeel van de tenlastelegging, de herkomst en bestemming van het geld heeft toegelicht.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de aangetroffen hennep, de busjes pepperspray, de munitie en de ploertendoder.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
De rechtbank onderzoekt allereerst de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat de tenlastegelegde geldbedragen en de Sunseeker Camarque, zoals de wet voorschrijft en in de tenlastelegging is opgenomen, door misdrijf verkregen respectievelijk van misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank stelt voorop dat niettemin bewezen kan worden geacht dat onder een verdachte aangetroffen geld uit enig misdrijf afkomstig is, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het Openbaar Ministerie bewijs bij te brengen waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid (HR 13 oktober 2010, LJN BM0787, NJ 2010, 456).
De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier geen bewijsmiddelen bevinden waardoor een rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf. Wel blijkt uit het dossier dat er grote contante geldstromen hebben plaatsgevonden, welke om een verklaring van verdachte vragen, maar deze heeft verdachte vanaf het begin af aan ook gegeven.
Ook ter terechtzitting heeft de verdediging een verklaring gegeven voor de aangetroffen gelden en aangevoerd dat het geld afkomstig is uit de eenmanszaak van verdachte en dat in zijn bedrijf grote contante geldstromen gebruikelijk zijn. De verdediging heeft ter onderbouwing van dit standpunt een brief van een accountant en afschriften uit de kasboeken overgelegd. Ook voor wat betreft de financiering van de Sunseeker Camarque heeft de verdediging een -met onder meer relevante bankafschriften- onderbouwde verklaring gegeven, inhoudende dat deze boot met gelden van verschillende familieleden is aangeschaft.
Op grond van deze met stukken onderbouwde verklaring is de rechtbank dan ook van oordeel dat niet gezegd kan worden dat het niet anders kan zijn dan dat het geld van enig misdrijf afkomstig is en/of de boot met geld afkomstig van enig misdrijf is gefinancierd.
Het Openbaar Ministerie heeft in dit verband aangevoerd dat het niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is, omdat verdachte in het verleden is veroordeeld voor het telen van hennep. Het Openbaar Ministerie gaat derhalve uit van inkomsten uit de hennepteelt dan wel hennephandel.
Het Openbaar Ministerie heeft evenwel geen concrete omstandigheden aangevoerd om deze stelling te onderbouwen. Het had naar het oordeel van de rechtbank op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om nader onderzoek te doen naar de herkomst van de contante gelden. Weliswaar heeft de officier van justitie ter terechtzitting verzocht dat onderzoek alsnog te laten plaatsvinden maar gezien het feit dat verdachte reeds eerder had aangegeven dat de betreffende gelden uit zijn onderneming kwamen had dat onderzoek eerder dienen plaats te vinden. Gezien het tijdsverloop acht de rechtbank daarvoor, in deze fase van de procedure, geen ruimte meer.
De rechtbank acht de gegeven verklaring voor de herkomst van het geld niet zo onwaarschijnlijk dat zij bij de vorming van het bewijsoordeel zonder meer terzijde behoort te worden gesteld.
Aldus kan niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat de gelden een legale herkomst hebben en een criminele herkomst niet als enige aanvaardbare verklaring van de waargenomen feiten en omstandigheden kan gelden, is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander of alleen een ploertendoder voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de ploertendoder en dat reeds daarom het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 4 tenlastegelegde.
Het bewijs ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Op 17 mei 2011 is de woning van verdachte en medeverdachte[medeverdachte] doorzocht. In de woning werd 81,36 gram hennep aangetroffen. [2] [3]
Uit nader onderzoek blijkt dat de aangetroffen plantendelen een positieve reactie gaven voor de stof THC, de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op lijst II van de Opiumwet. [4]
Verdachte heeft verklaard dat zij wist dat de hennep in haar woning lag. [5]
Het bewijs ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht het onder feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Op 17 mei 2011 is de woning van verdachte en medeverdachte[medeverdachte] aan de[adres] te[woonplaats] doorzocht. [6] In de woning zijn onder meer twee busjes pepperspray en munitie aangetroffen. [7]
Op 17 mei 2011 is ook de boot die op naam staat van verdachte, een Sunseeker Camargue 44 met registratienummer [nummer] in [woonplaats] doorzocht. In de boot is een busje pepperspray aangetroffen. [8]
Uit onderzoek blijkt dat het munitie van categorie III betreft, te weten 30 patronen merk CCI kaliber .22 LR en 13 scherpe patronen merk Eley kaliber .22 LR en 28 patronen merk Umarex 9mm K. [9]
Uit onderzoek blijkt voorts dat de busjes pepperspray bestemd zijn voor het treffen van personen met traanverwekkende en/of soortgelijke stoffen. Het zijn wapens in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II onder 6 van de Wet Wapens en Munitie. [10]
Verdachte heeft verklaard dat zij wist dat de pepperspray in haar woning en op de boot lag en dat zij en medeverdachte[medeverdachte] de pepperspray meenamen wanneer zij de hond uit gingen laten. [11]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
2.
op 17 mei 2011 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 81,36 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
op 17 mei 2011 te Utrecht en Nijkerk, tezamen en in vereniging,
wapens, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met traanverwekkende stoffen van categorie II onder 6, te weten drie busjes pepperspray en
munitie van categorie III, te weten diverse munitie (merk onder andere CCI, Eley en Umarex, kaliber .22 LR, .22 Magnum en .380/9 mm K),
voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 2: Medeplegen van handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de duur van het voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen dan het aantal dagen dat verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De verdediging heeft ter onderbouwing van dat standpunt aangevoerd dat de redelijke termijn is overschreden. De overschrijding van de redelijke termijn is naar de mening van de verdediging niet te wijten aan de verdediging en voorts is er geen sprake van een complexe zaak. Gelet op de verdenking en de in beslag genomen goederen had verdachte belang bij een snelle afdoening van de zaak. De verdediging heeft verzocht hiermee rekening te houden bij de bepaling van de strafmaat.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander voorhanden hebben van scherpe munitie en drie busjes pepperspray. Verdachte was daartoe onbevoegd. Ook is bij verdachte en haar partner 81,36 gram hennep aangetroffen.
De rechtbank overweegt dat deze feiten, in samenhang bezien, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank weegt daarbij mee dat de redelijke termijn (in beperkte mate) is overschreden.
De rechtbank heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 26 april 2013 en een de verdachte betreffend rapport van de reclassering d.d. 24 juni 2011.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 30 uren te vervangen door 15 dagen hechtenis passend en geboden.

9.Het beslag

De rechtbank zal het (strafvorderlijk en/of conservatoir) beslag dat op de hierna te noemen goederen ligt, opheffen, nu verdachte vrijgesproken wordt van het ten laste gelegde witwassen.
1 1.00 STK Vorderingen
ABN AMRO
[rekeningnummer] REKENING COURANT
2 1.00 STK Vorderingen
ABN AMRO
[rekeningnummer]INTERNETSPAARREKENING
3 1.00 STK Vorderingen
ABN AMRO
[rekeningnummer] SPAARREKENING

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie en artikel 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld in rubriek 5, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 2: Medeplegen van handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 30 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 15 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Gelast de opheffing van het (strafvorderlijk en/of conservatoir) beslag op:
1 1.00 STK Vorderingen X
ABN AMRO
[rekeningnummer] REKENING COURANT
2 1.00 STK Vorderingen X
ABN AMRO
[rekeningnummer]INTERNETSPAARREKENING
3 1.00 STK Vorderingen X
ABN AMRO
[rekeningnummer] SPAARREKENING
Dit vonnis is gewezen door mr. I.P.H.M. Severeijns, voorzitter, mr. A. van Maanen en mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juni 2013.
Mr. Severeijns is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan [verdachte]wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 oktober
2005 tot en met 17 mei 2011 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben
verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- van onderstaand(e) voorwerp(en) (telkens) de werkelijke aard en/of herkomst
en/of vindplaats en/of vervreemding en/of verplaatsing verborgen en/of
verhuld, dan wel verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende(n) op dat/die
voorwerp(en) is/zijn en/of dat /die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- onderstaand(e) voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of
overgedragen en/of omgezet of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruikt gemaakt, te
weten:
- een of meer geldbedrag(en), te weten een bedrag van (ongeveer) 19.550,00
en/of 645,00 euro in contanten (aangetroffen tijdens de doorzoeking van de
woning van verdachte(n) en/of in fouillering van verdachte(n)) en/of
- een vaartuig, te weten een boot (merk Sunseeker, type Camarque 44,
registratieteken [nummer]) en/of
- een of meer geldbedrag(en) van (totaal) 110.354,50 euro, contant gestort bij
de ING op bankrekeningnummer: [rekeningnummer] en/of
- een of meer geldbedrag(en) van (totaal) 19.438,48 euro, contant gestort bij
de ABN AMRO op bankrekeningnummer: [rekeningnummer] en/of
- een of meer geldbedrag(en) van (totaal) 1.000,00 euro, contant gestort bij
de ABN AMRO op bankrekeningnummer: [rekeningnummer] en/of
- contante uitgaven van (totaal) 7.456,14 euro,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
zij op of omstreeks 17 mei 2011 te Utrecht tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
81,36 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde
hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
zij hij op of omstreeks 17 mei 2011 te Utrecht en/of Nijkerk, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
een of meer wapens van categorie II onder 3, te weten
een of meer wapens, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen
met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of
traanverwekkende stof(fen) van categorie II onder 6, te weten
drie busjes pepperspray en/of
munitie van categorie III, te weten
(diverse) munitie (merk onder andere CCI, Eley en Umarex, kaliber .22 LR, .22
Magnum en .380/9 mm K)
, voorhanden heeft/hebben gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
zij op of omstreeks 17 mei 2011 te Utrecht en/of Nijkerk, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
een wapen van categorie I onder 3°, te weten een ploertendoder, voorhanden
heeft/hebben gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met onderzoeksnaam 09POB45 en proces-verbaal nr. 2011105335, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 126 en de bijlage, inhoudende een lijst met in beslag genomen goederen, pagina 131.
3.Het proces-verbaal algemene gegevens 09POB95, pagina 21.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 173.
5.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2013.
6.Het proces-verbaal binnentreden woning, pagina 122.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 126 en de bijlage, inhoudende een lijst met in beslag genomen goederen, pagina 131.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 139 en 141.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 153.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 153 en 154.
11.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2013.