Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
‘Campagneplan bondsbestuur’, genummerd ‘BB12/119’, ontvangen, met de vraag of de OR daar niet iets van zou moeten vinden. Het summiere stuk (van anderhalve bladzijde) handelt over wat binnen Abvakabo het
‘activerend vakbondswerk’is gaan heten en bevat een
‘Tien-Activiteiten-Plan’waarvan onderdeel uitmaakt om
‘op tournee het land in’te gaan en zich daarbij te richten op enkele sectoren, daaronder het rijk. In dat verband heeft het plan de zinsnede:
‘(-) rijk (vertegenwoordigers zijn fout, maar topkader niet).’Verder wordt melding gemaakt van het plan om
’20 (potentiële) bestuurders’te
‘scouten’en hen
‘in 1,5 jaar’op te leiden
‘om cruciale posities te bezetten in onze sectoren. Het bondsbestuur stelt in overleg met [E] een lijst samen.’
‘hoe er binnen het bondsbestuur over zijn mensen werd gesproken.’Het stuk is vervolgens in handen gekomen van een correspondent van De Telegraaf. [verweerder] heeft steeds betwist het stuk naar de pers te hebben gelekt. Hiervoor zijn ook geen aanwijzingen gevonden. Op 22 januari 2013 is in De Telegraaf een voor Abvakabo negatief artikel aan de kwestie gewijd.
‘gebrek aan vertrouwen’, maar verklaarde zich te zullen blijven inzetten voor
‘verbinding tussen werkorganisatie en vereniging.’
‘verdachte nummer 1’was waar het het lekken van het stuk naar de pers betreft. [E] waarschuwde [verweerder] dat hij hem niet zou kunnen beschermen als het bestuur hem ([verweerder]) het leven zuur wil maken. Hij verzocht [verweerder], die benadrukte zijn
‘topbaan’te willen behouden, erover na te denken of hij niet met een vertrekregeling weg zou willen. Als [verweerder] daarvoor zou voelen, zou [E]
‘ervoor zorgen dat niet het aantal dienstjaren het uitgangspunt is. Want dan komen we er niet uit.’
‘18 maandsalarissen’. [E] benadrukte dat [verweerder] zichzelf
‘in de nesten(heeft)
gewerkt’en dat de zaak
‘inmiddels (-) zover (is) geëscaleerd dat feitelijk het DB zegt we hebben geen enkel vertrouwen meer in die man (-).’Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de voorwaarden waaronder het dienstverband zou kunnen eindigen.
‘grove onachtzaamheid en onverantwoordelijk gedrag’verweten, door medio januari 2013 het stuk van het bondsbestuur in de werkorganisatie te verspreiden, terwijl hij wist dat dit intern en extern grote onrust zou veroorzaken. Mede in het licht van de in de gesprekken met [E] (en uit Twitterberichten) gebleken kritiek van [verweerder] op het bondsbestuur concludeerde [C] dat het vertrouwen in [verweerder] ernstig was geschaad. Hij deelde mee dat het eerder gedane aanbod van een beëindigingsvergoeding was vervallen. [C] stelde [verweerder], in afwachting van te nemen vervolgstappen, nog eenmaal in de gelegenheid zijn kant van het verhaal toe te lichten. Voordat dit gesprek op 19 maart 2013 plaats vond, hebben [C] en [verweerder] op 13 maart 2013 informeel met elkaar gepraat. Ook dit gesprek heeft [verweerder] opgenomen. [C] heeft hierin gepolst of [verweerder] voelde voor een functieruil. Waar [C] vertelde dat de indruk was ontstaan dat [verweerder] een van de leden van het dagelijks bestuur het liefst zag vertrekken, heeft [verweerder] benadrukt op niemands baan uit te zijn. Hij wees [C] erop dat een rechtszaak de reputatie van Abvakabo zou kunnen schaden (
‘de hele schrijvende pers zit daar bij. (-) Nou ik zie de krantenkoppen al (-) dan gaat de hele beerput open’). Het gesprek van 19 maart 2013 heeft niet tot toenadering geleid. Bij brief van 20 maart 2013 (met bijlage) heeft [verweerder] op de inhoud van de brief van 1 maart 2013 gereageerd. Hij heeft er onder meer op gewezen dat hij het stuk, waarvan hem niet was gebleken dat het vertrouwelijk was, in zijn hoedanigheid als OR-lid aan enkele collega’s heeft verspreid met de intentie de achterban te raadplegen, niet om onrust te zaaien.
‘Hij meldde dat ik nu geen gedoe kon gebruiken en negatieve publiciteit in kranten. (-) Hij had een akkoord met [E]([E], kantonrechter)
die dit nog moest bespreken met de achterban. Aangegeven dat ik niet wist over welk akkoord hij het had. Akkoord was: vrijgesteld tot mei en 24 maandsalarissen mee. Ik heb aangegeven dat ik dat onvoorstelbaar vond. (-) Hij vond dat ik nog maar eens moest nadenken over oude akkoord en dan komt er geen gedoe van.’Nadat zij op 26 maart 2013 voor haar kandidatuur de steun van het congres van Abvakabo had verkregen, kwam [A] bij email van 27 maart 2013 bij [verweerder] terug op het telefoongesprek van 20 maart 2013:
‘Ik was zeer onaangenaam verrast door je voorstel dat, indien wij akkoord gaan met de genoemde afkoopsom, er dan geen “gedoe” zou ontstaan. Tevens suggereer je dat “gedoe” mij in de verkiezingscampagne niet zou helpen. Ik heb ons telefoongesprek om die reden ervaren als intimiderend en het wekt de suggestie dat ik chantabel ben.’[verweerder] heeft haar geantwoord dat hij zich een telefoongesprek met een dergelijke inhoud niet herinnerde.