ECLI:NL:RBMNE:2013:2611

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2013
Publicatiedatum
3 juli 2013
Zaaknummer
C/16/345946 / KG ZA 13-405
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitkering van bankgaranties door ING aan NMBS in kort geding

In deze zaak vordert de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) in kort geding een uitkering van € 37.245.600,00 van ING Bank N.V. op basis van abstracte bankgaranties die door ING zijn verstrekt in verband met de aankoop van Fyra-treinen van AnsaldoBreda. NMBS heeft in de periode van 2006 tot en met 2011 voorschotten aan AnsaldoBreda betaald, waarvoor ING garant heeft gestaan. NMBS heeft de bankgaranties ingeroepen na te hebben verklaard dat AnsaldoBreda tekortgeschoten is in haar verplichtingen uit de overeenkomst. ING heeft geweigerd uit te betalen, onder andere omdat er een procedure loopt bij de rechtbank in Milaan waarin AnsaldoBreda een verbod heeft gevraagd op de uitbetaling van de garanties.

De voorzieningenrechter overweegt dat de bankgaranties abstract zijn, wat betekent dat ING de voorwaarden strikt moet toepassen bij een verzoek om uitbetaling. ING heeft niet betwist dat NMBS aan de voorwaarden heeft voldaan en er zijn geen omstandigheden die uitbetaling onaanvaardbaar maken. De voorzieningenrechter wijst de vordering van NMBS toe en veroordeelt ING tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 juni 2013.

Daarnaast wordt ING veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De voorzieningenrechter wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Gaertman, met mr. H.G. van Soolingen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 juli 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/345946 / KG ZA 13-405
Vonnis in kort geding van 3 juli 2013
in de zaken van
de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN,
gevestigd te Brussel,
eisende partij,
advocaat mr. A.A.H.J. Huizing te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
advocaat mr. R.G.J. de Haan te Amsterdam.
Partijen zullen hierna NMBS en ING worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van NMBS
  • de pleitnota van ING.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
AnsaldoBreda S.p.A. (hierna: AnsaldoBreda) is een Italiaanse treinfabrikant, NMBS een Belgische spoorwegmaatschappij. AnsaldoBreda en NMBS hebben op 20 mei 2004 een overeenkomst gesloten tot verkoop en levering van treinen, de zogeheten Fyra‑treinen, door AnsaldoBreda aan NMBS (hierna: de overeenkomst).
2.2.
NMBS heeft in de periode van 2006 tot en met 2011 twaalf voorschotten op de koopsommen aan AnsaldoBreda betaald. ING heeft zich telkens jegens NMBS garant gesteld voor terugbetaling van die voorschotten. Het totaal van de twaalf verstrekte bankgaranties bedraagt € 37.245.600,00. De bankgaranties luiden, op onderscheidende kenmerken zoals data en bedragen na, hetzelfde.
2.3.
Uit artikel 2 van de bankgaranties blijkt dat ING de voorschotten op eerste verzoek aan NMBS moet terugbetalen in het geval NMBS verklaart dat AnsaldoBreda is tekortgeschoten in enige verplichting van AnsaldoBreda uit de overeenkomst. Uit artikel 3 van de bankgaranties blijkt dat het verzoek moet worden gedaan aan de nevenvestiging van ING te Milaan (Italië).
2.4.
NMBS heeft bij brief van 31 mei 2013 aan ING verklaard dat AnsaldoBreda is tekortgeschoten in verplichtingen uit de overeenkomst en verzocht de gegarandeerde voorschotten aan haar terug te betalen. De brief is verstuurd aan de nevenvestiging van ING te Milaan.
2.5.
AnsaldoBreda heeft op 5 juni 2013 de rechtbank Milaan verzocht om ex parte ING te verbieden de gegarandeerde voorschotten aan NMBS terug te betalen. De rechtbank Milaan heeft dit verzoek op 6 juni 2013 geweigerd op de grond dat onderbouwende documenten ontbraken, maar wel een hoorzitting bepaald op 4 juli 2013.
2.6.
AnsaldoBreda heeft op 12 juni 2013 de rechtbank Milaan opnieuw verzocht om ex parte ING te verbieden de gegarandeerde voorschotten aan NMBS terug te betalen. De rechtbank Milaan heeft vervolgens “
ING BANK N.V.  Milano -” bij wijze van voorziening voorlopig verboden om over te gaan tot betaling van garanties die door AnsaldoBreda aan NMBS zijn verleend en bevestigd dat de hoorzitting van 4 juli 2013, op welke zitting bevestiging, herroeping of wijziging van die voorziening aan de orde komt, zal plaatsvinden.
2.7.
Artikel 4 van de bankgaranties bepaalt dat ING slechts mag weigeren uit te betalen als niet aan de in artikel 2 en artikel 3 omschreven formaliteiten is voldaan. ING heeft bij brief van 7 juni 2013 erkend dat aan die formaliteiten is voldaan.
2.8.
ING heeft de gegarandeerde voorschotten tot op heden niet aan NMBS terugbetaald.

3.Het geschil

3.1.
NMBS vordert, na wijziging van eis, samengevat, veroordeling van ING en al haar (neven)vestigingen waar ook gelegen, met uitzondering van haar (neven)vestiging in Milaan, althans met uitzondering van haar (neven)vestigingen in Italië, tot betaling van € 37.245.600,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
ING voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
NMBS vordert veroordeling van (neven)vestigingen van ING. In dit deel van haar vordering kan NMBS niet worden ontvangen. De vestigingen van ING zijn immers geen rechtssubjecten, dragers van rechten en plichten, zoals rechtspersonen en natuurlijke personen. Tegen de vestigingen van ING kunnen dan ook geen rechtsvorderingen worden ingesteld. Anders dan NMBS kennelijk meent, kan uit de artikelen 1:14 BW en 5 lid 1 onder 5 van de EEX-verordening niet worden afgeleid dat een vestiging (een filiaal) een rechtssubject is. Ter beoordeling ligt dus voor of ING is gehouden de door haar gegarandeerde voorschotten aan NMBS uit te betalen.
4.2.
ING verzoekt primair om aanhouding van (de uitspraak van) dit kort geding totdat zal zijn beslist op het bij de rechtbank Milaan ingediende verzoek. ING beroept zich in dat kader op artikel 28 van de EEX‑verordening. Volgens ING is sprake van samenhangende vorderingen in de zin van dat artikel en is er, gelet op de te maken afweging tussen de belangen van NMBS enerzijds en die van ING anderzijds, grond om de uitspraak van de rechtbank Milaan af te wachten. ING verzoekt subsidiair om, in het geval van veroordeling van ING tot terugbetaling van de gegarandeerde voorschotten aan NMBS, aan die veroordeling de opschortende voorwaarde te verbinden dat de rechtbank Milaan zich alsnog onbevoegd verklaart, AnsaldoBreda niet-ontvankelijk verklaart of het verzoek van AnsaldoBreda afwijst. ING wijst erop dat zij zonder die opschortende voorwaarde wordt geconfronteerd met tegenstrijdige uitspraken en dat, gelet op het door de rechtbank Milaan gegeven voorlopige verbod tot uitbetaling, haar syndicaatsleden mogelijk niet bereid zullen zijn hun deel aan ING te betalen en AnsaldoBreda mogelijk niet bereid zal zijn aan ING terug te betalen.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. De bankgaranties zijn, zo staat tussen partijen vast, abstracte bankgaranties. Dat betekent dat moet worden geabstraheerd van de onderliggende rechtsverhouding tussen NMBS en AnsaldoBreda en dat ING de in de bankgaranties gestelde voorwaarden strikt toepast in het geval NMBS verzoekt om uitbetaling. Uitzondering op dit beginsel van strikte conformiteit is slechts mogelijk op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Zo een uitzondering doet zich voor in het geval NMBS kennelijk bedrieglijk of kennelijk willekeurig om uitbetaling verzoekt.
4.4.
ING heeft niet (alsnog) betwist dat NMBS aan de in de bankgaranties gestelde voorwaarden heeft voldaan. ING heeft verder niet gesteld dat NMBS kennelijk bedrieglijk of kennelijk willekeurig om uitbetaling verzoekt. ING wijst er weliswaar in dit verband op dat AnsaldoBreda zich op het standpunt stelt dat sprake is van een kennelijk bedrieglijke of willekeurige claim van NMBS, maar dit is niet verder toegelicht; ING benadrukt dat zij een neutraal standpunt inneemt. De voorzieningenrechter overweegt dat niet is gebleken van (andere) omstandigheden waardoor uitbetaling van de bankgaranties naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit betekent dat ING de bedragen die onder de garanties vallen, aan NMBS moet uitbetalen. ING zal daartoe worden veroordeeld.
4.5.
Voor het aanhouden van (de uitspraak van) dit kort geding of voor het verbinden van een opschortende voorwaarde aan de veroordeling van ING, zoals ING heeft verzocht, is geen plaats, al omdat dat afbreuk zou doen aan het karakter van abstracte bankgaranties: strikte toepassing van de in die bankgaranties gestelde voorwaarden in het geval de begunstigde verzoekt om uitbetaling. Dat ING mogelijk risico loopt als zij op grond van een veroordelend vonnis van deze voorzieningenrechter moet uitbetalen (en uitbetaalt), dient voor haar rekening te blijven. NMBS regardeert dat mogelijke risico niet. Zij heeft recht op uitkering onder de abstracte bankgaranties, in totaal een bedrag van € 37.245.600,00.
4.6.
NMBS vordert over dat bedrag de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW, de wettelijke handelsrente. Deze rente is niet toewijsbaar, omdat geen sprake is van een handelsovereenkomst. Uit de tekst van artikel 6:119a BW en de wetsgeschiedenis volgt dat de wetgever het begrip handelstransactie heeft verbonden aan die transacties waarvoor een factuur moet worden uitgereikt. De voorzieningenrechter verwijst naar de parlementaire geschiedenis over de totstandkoming van dit artikel
(MvT, Kamerstukken 2001-2002, 28 239, nr. 3, p. 8‑9). In dit geval is van een factuur geen sprake. De voorzieningenrechter wijst daarom de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW toe.
4.7.
NMBS heeft bij haar brief van 31 mei 2013 ING tot 3 juni 201316.00 uur de gelegenheid gegeven tot uitbetaling over te gaan. De voorzieningenrechter acht dit, anders dan ING, een redelijke termijn in de zin van artikel 6:82 lid 1 BW. Rente zal daarom worden toegewezen vanaf 4 juni 2013, de eerstvolgende dag.
4.8.
ING zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van NMBS worden begroot op:
  • dagvaarding €  76,71
  • griffierecht 3.715,00
  • salaris advocaat
Totaal €  4.607,71

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt ING om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis aan NMBS te betalen een bedrag van € 37.245.600,00 (zevenendertig miljoen tweehonderd vijfenveertigduizend zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 4 juni 2013 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt ING in de proceskosten, aan de zijde van NMBS tot op heden begroot op € 4.607,71,
5.3.
veroordeelt ING, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door NMBS volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Gaertman, bijgestaan door mr. H.G. van Soolingen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2013.