ECLI:NL:RBMNE:2013:2757

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
07.660236-12; 07.690558-12 (ttz gevoegd)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en poging tot zware mishandeling met psychische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van brandstichting en poging tot zware mishandeling. De verdachte, die op 15 juli 2012 in Lelystad opzettelijk brand stichtte in een appartement, werd geconfronteerd met de gevolgen van haar psychische stoornis. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was. Tijdens de zittingen, die plaatsvonden op 13 november 2012, 29 januari 2013, 16 april 2013 en 11 juni 2013, werd de verdachte bijgestaan door haar advocaat, mr. W.D.M. de Boer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. J. Zeilstra, heeft de vordering ingediend en de rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte in overweging genomen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, wat gemeen gevaar voor de omgeving met zich meebracht, en dat zij ook een poging tot zware mishandeling heeft gepleegd door met een hardhouten paal naar een politieagent te slaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging, gezien de ernst van de feiten en de psychische problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij de conclusies van deskundigen over de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte overgenomen en benadrukt dat zonder de juiste behandeling de kans op recidive hoog blijft. De rechtbank legt een gevangenisstraf op gelijk aan de duur van het voorarrest, en de totale duur van de maatregel kan een periode van vier jaar te boven gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Parketnummers: 07.660236-12; 07.690558-12 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 juni 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op[geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in Trajectum, Hoeve Boschoord.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 13 november 2012,
29 januari 2013, 16 april 2013 en 11 juni 2013 te Lelystad. Op genoemde zittingen is de verdachte verschenen, bijgestaan door mr. W.D.M. de Boer, advocaat te Apeldoorn.
Op 27 november 2012 is door de rechtbank een tussenvonnis gewezen, waarbij de rechtbank een tegenonderzoek heeft gelast en daartoe de opdracht heeft gegeven een psycholoog en een psychiater te benoemen anders dan de psycholoog en psychiater die voor de zitting van
13 november 2012 een rapport hadden uitgebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Zeilstra en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
07.660236-12
zij op of omstreeks 15 juli 2012 in de gemeente Lelystad opzettelijk brand heeft gesticht in een appartement, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een (plastic) wasmand (met daarin wasgoed) en/of een of meer kledingstukken, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de wasmand en/of het wasgoed en/of die kleding geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het appartementencomplex en/of belendende appartementen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de belendende appartementen verblijvende personen en/of het aanwezige personeel, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
07.690558-12
zij op of omstreeks 27 mei 2012 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd[verbalisant] (werkzaam als hoofdagent bij de regiopolitie Flevoland), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meerdere malen, in elk geval eenmaal (met kracht) met een hardhouten paal, in elk geval met een dergelijk hard voorwerp, (een) zwaaiende beweging(en) in de richting van het lichaam en/of het hoofd van die [verbalisant] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 27 mei 2012 in de gemeente Lelystad[verbalisant] (werkzaam als hoofdagent bij de regiopolitie Flevoland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meerdere malen, in elk geval eenmaal (met kracht) met een hardhouten paal, in elk geval met een dergelijk hard voorwerp, (een) zwaaiende beweging(en) in de richting van het lichaam en/of het hoofd van die [verbalisant] gemaakt.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan haar onder parketnummer 07.660236-12 ten laste gelegde feit heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangiftes van [aangever 1],[aangever 2] en[aangever 3], de verklaring van getuige[getuige] en de bekennende verklaring van verdachte.
De officier van justitie acht tevens het onder parketnummer 07.690558-12 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie baseert zich ten aanzien van dit feit op het door verbalisant[verbalisant] opgemaakte proces-verbaal van bevindingen en de bij de politie door verdachte afgelegde bekennende verklaring.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte van het onder parketnummer 07.690558-12 primair ten laste gelegde feit vrij te spreken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat verdachte ten aanzien van de onder parketnummer 07.660236-12 ten laste gelegde brandstichting dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat op grond van de bevindingen van de psychiater en de verklaring van verdachte moet worden geconcludeerd dat verdachte bij het voorbereiden en aansteken van de brand niet bewust heeft gehandeld, maar onder invloed van haar psychische stoornis.
De raadsvrouw is voorts van mening dat verdachte van de onder parketnummer 07.690558-12 ten laste gelegde mishandeling moet worden vrijgesproken, omdat uit de verklaring van verdachte blijkt dat zij niet de intentie had om de politieman te slaan en uit de verklaring van aangever blijkt dat hij de slagen heeft afgeweerd met zijn wapenstok. Aldus kan niet van een mishandeling worden gesproken, aldus de raadsvrouw.
Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring van het onder parketnummer 07.660236-12 ten laste gelegde feit
Aangever[aangever 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op 15 juli 2012 werkzaam was als begeleider op de vestiging van ‘[instelling] aan de Gelderse Hout [1] in Lelystad [2] . Er waren op dat moment drie begeleiders en twee cliënten in de woning aanwezig. Om 14.45 uur ging het brandalarm af. Toen zij de deur van de kamer van verdachte openden zagen zij dat de kamer blauw van de rook stond. [3] Aangever was de badkamer ingelopen en hij zag daar een stapel kleding in de brand staan. Toen hij bezig was met blussen begonnen zijn ogen te tranen en ademde hij rook in. Aangever moest als gevolg hiervan naar het ziekenhuis waar werd geconstateerd dat er koolmonoxide in zijn bloed zat. [4]
Getuige[getuige], bevelvoerder bij brandweer Lelystad, heeft bij de politie verklaard dat hij in de kamer van verdachte zag dat een wasmand met daarin onder andere synthetische was in brand stond. De kamer stond vol met rook. Uit de koolmonoxidemeting kwam een zorgwekkend hoge uitkomst van 64 PPM (Parts per million). Getuige gaf aan dat bij een PPM van deze hoogte een mens binnen zes minuten kan overlijden als hij zich in deze omgeving bevindt. Getuige verklaarde dat de waarde serieus levensbedreigend was en dat ook de andere kamers en de ruimtes in het gebouw door dit gehalte zijn bedreigd. [5]
Verdachte heeft bekend dat zij op 15 juli 2012 in de badkamer van haar kamer op
’[instelling] met een aansteker kleding in brand had gestoken. [6]
De rechtbank acht op grond van voornoemd bewijs het onder parketnummer 07.660236-12 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring van het onder parketnummer 07.690558-12 primair ten laste gelegde feit
Verbalisant[verbalisant], hoofdagent van politie Flevoland, heeft in een door hem opgemaakt proces-verbaal van bevindingen gerelateerd dat hij met zijn collega op 27 mei 2012 werd gestuurd naar de Zoom in Lelystad waar een meisje op een bankje zou zitten dat eerder op de dag als vermist was opgegeven. Verbalisanten zagen dat het meisje de gezochte[verdachte] was. [verbalisant] zag dat[verdachte] een stuk hout in haar handen had.
Het betrof een stuk hardhout van ongeveer een meter lang en 7 centimeter dik. [7] [verbalisant] zag dat de verdachte het stuk hout oppakte en daarmee een slaande beweging in zijn richting maakte. [verbalisant] had daarop zijn wapenstok gepakt en een verdedigende houding aangenomen. Hij zag dat verdachte het stuk hout weer omhoog bracht en dat zij hem probeerde te slaan met het stuk hout. [verbalisant] ving de klap op met zijn wapenstok waardoor het stuk hout langs hem heen naar beneden ging. [8]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij op een bankje zat en dat zij een balk had gepakt die naast haar leg. Ze verklaarde dat ze balk omhoog hield en met kracht daarmee meerdere keren richting de agent sloeg. [9]
De rechtbank acht op grond van de bevindingen van verbalisant [verbalisant] en de verklaring van verdachte bewezen dat verdachte meermalen met kracht met een hardhouten paal zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam en/of het hoofd van die [verbalisant]. Het is een feit van algemene bekendheid dat het met een hard voorwerp slaan op het lichaam en zeker op het hoofd kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Een hardhouten paal valt als een dergelijk hard voorwerp aan te merken. Verdachte heeft in de onderhavige zaak twee keer met de hardhouten paal zwaaiende bewegingen gemaakt naar het lichaam en/of het hoofd van [verbalisant]. Dit levert dan ook naar het oordeel van de rechtbank een poging tot zware mishandeling op. Dat de hardhouten paal op de wapenstok van verbalisant [verbalisant] terecht kwam doet daar niet aan af. De rechtbank acht daarmee het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
07.660236-12
op 15 juli 2012 in de gemeente Lelystad opzettelijk brand heeft gesticht in een appartement, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een aansteker in aanraking gebracht met een (plastic) wasmand met daarin meer kledingstukken, ten gevolge waarvan de wasmand en die kleding zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het appartementencomplex en levensgevaar voor de in de belendende appartementen verblijvende personen en het aanwezige personeel, te duchten was.
07.690558-12
op 27 mei 2012 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd[verbalisant] werkzaam als hoofdagent bij de regiopolitie Flevoland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meerdere malen, met kracht met een hardhouten paal, zwaaiende bewegingen in de richting van het lichaam en/of het hoofd van die [verbalisant] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Van het onder parketnummer 07.660236-12 en onder parketnummer 07.690558-12 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Ten aanzien van parketnummer 07.660236-12:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.
Ten aanzien van parketnummer 07.690558-12:
Poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID

Geen ontslag van alle rechtsvervolging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder parketnummer 07.660236-12 tenlastegelegde naar voren gebracht dat op grond van de bevindingen van de psychiater en de verklaring van verdachte moet worden geconcludeerd dat verdachte bij het voorbereiden en aansteken van de brand onder invloed van haar psychische stoornis heeft gehandeld. De raadsvrouw heeft aldus bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt dat het handelen onder invloed van een psychische stoornis ziet op de vraag naar de mate van toerekeningsvatbaarheid, waarbij de conclusie dat sprake is van een volledige ontoerekeningsvatbaarheid in de zin van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht kan leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging. In de onderhavige zaak concluderen de psychiater en de psycholoog in de door hen opgemaakte rapporten dat verdachte als (zeer) sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Ten aanzien van de door verdachte gepleegde brandstichting komen de deskundigen derhalve niet tot de conclusie dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was. De rechtbank is aldus van oordeel dat ten aanzien van de brandstichting geen sprake is van ontoerekeningsvatbaarheid in de zin van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht wat tot ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten leiden. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw op dit punt.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf naar voren gebracht dat er in deze zaak geen gronden aanwezig zijn om het uiterste middel van een terbeschikkingstelling op te leggen. De raadsvrouw heeft daarbij gewezen op de bevindingen van de psycholoog, mevrouw Jonker, die tot een bijna volledige ontoerekeningsvatbaarheid komt. De raadsvrouw heeft verzocht als de rechtbank tot een veroordeling komt een onvoorwaardelijke straf te combineren met een maatregel waarbij verdachte haar behandeling in Hoeve Boschoord kan voortzetten, zo nodig in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft voorts gewezen op de in het ter zitting overgelegde schriftelijk pleidooi omschreven gronden.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting en poging tot zware mishandeling van een politieagent. Dit zijn ernstige strafbare feiten.
Door brand te stichten heeft verdachte andere mensen in levensgevaar gebracht. Doordat het rookalarm afging kon de omvang van de brand beperkt blijven. Er was brandschade aan de in brand gestoken kleding en wasmand en er was een flinke rookontwikkeling. Door de rook moesten zowel verdachte zelf als twee toegesnelde personeelsleden voor onderzoek naar het ziekenhuis worden gebracht.
Door met een stuk hardhout naar een politieagent te slaan heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de agent. Verdachte heeft het respect en het gezag ten aanzien van een ambtenaar die een publieke taak verricht ondermijnd.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 juni 2013 volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor brandstichting.
De rechtbank heeft zich omtrent de persoon van verdachte laten voorlichten door een aantal deskundigen. Psychiater dr. L.H.W.M. Kaiser vermeldt in het rapport van 27 oktober 2012 dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis in de vorm van alcohol- en drugsmisbruik met als hoofddiagnose een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is sprake van lichte zwakzinnigheid. Verdachte handelde bij de brandstichting impulsief zonder rekening te houden met gevaar voor anderen en zichzelf. Het past in een reeks van uitageergedragingen waarvan melding is gedaan. Vanwege de lage intelligentie, haar onrijpheid en vanuit haar borderline persoonlijkheidsstoornis is verdachte slecht in staat om die impulsen tot uitageren onder controle te houden en reageert zij onwelbevinden en frustratie direct af. De lichte zwakzinnigheid versterkt haar beperking in coping met frustratie, boosheid en moeilijke sociale interactie. De psychiater komt tot de conclusie dat verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De psychiater acht de kans op herhaling van een agressief delict in de zin van brandstichting of een andere vorm van agressie naar de omgeving groot op korte, middellange en lange termijn, omdat verdachte zelf geen grenzen kan stellen en zij gevaar niet overweegt en gevaar onvoldoende overziet als gevolg van haar psychiatrische stoornis.
De psychiater komt tot de conclusie dat verdachte een langdurige klinische behandeling nodig heeft in een op haar problematiek toegesneden kliniek. In Trajectum Hoeve Boschoord waar verdachte nu verblijft, maakt haar impulsiviteit dat er met haar geen afspraken te maken zijn die zij consistent uitvoert. Bovendien is de kans aanwezig dat zij bij frustratie wegloopt, zoals ze eenmaal bij Hoeve Boschoord heeft geprobeerd. Bij (een dreiging van) incidenten zal ingegrepen moeten worden. Dat maakt dat een voorwaardelijk kader niet mogelijk is en dat een ambulante behandeling met ondersteuning onvoldoende is gezien het herhalingsgevaar. Verdachte heeft een langdurige behandeling binnen dezelfde setting nodig om een structurele verandering bij haar te bereiken waardoor de recidivekans verkleind kan worden. Gezien de wisselende motivatie voor behandeling en instabiliteit bij verdachte en de bescherming die noodzakelijk is vanwege haar persoonlijkheidsstoornis in relatie tot het recidivegevaar adviseert de psychiater een TBS met dwangverpleging op te leggen.
Psycholoog drs M.N. Brak vermeldt in het rapport van 25 oktober 2012 dat bij verdachte sprake is van een low level borderline persoonlijkheidsstoornis. Daardoor is verdachte beperkt in staat om haar impulsen onder controle te houden. Verdachte heeft door brand te stichten op een inadequate manier om aandacht gevraagd zonder zich voldoende te realiseren wat de gevolgen hiervan konden zijn. Verdachte is zich niet bewust van het gevaar dat zij met haar gedrag aanricht voor anderen. Verdachte is gevaarlijk, omdat zij meerdere keren brand heeft gesticht en niet gevoelig is gebleken voor correctie. Haar onverschilligheid en de herhaling maken verdachte een gevaar voor haar omgeving. De psycholoog komt tot de conclusie dat verdachte in verband met het ontbreken van adequate copingmechanismen verminderd in staat was haar spanningen te reguleren. De psycholoog meent dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De psycholoog komt voorts tot de conclusie dat voorgaande behandelingen niet hebben geleid tot een afname van het probleemgedrag. Afspraken die met verdachte worden gemaakt worden door haar niet nagekomen. Haar voortdurende neiging tot weglopen verhoogd het risico dat er incidenten zullen plaatsvinden met levensgevaar voor anderen of voor zichzelf tot gevolg. Daarom schat de psycholoog het recidiverisico in als hoog. Het nakomen van afspraken zal afgedwongen moeten worden. Een TBS onder voorwaarden zal niet voldoende garantie bieden, omdat verdachte niet voldoende in staat is zich aan de voorwaarden te houden. De psycholoog adviseert daarom aan verdachte een TBS met dwangverpleging op te leggen met daarbij voortzetting van de huidige behandeling in Hoeve Boschoord.
Op de zitting van 13 november 2012 is door de rechtbank het verzoek van de raadsvrouw om een contra-expertise te doen toegewezen. Naar aanleiding hiervan is door psychiater
drs. P.A. de Mon een rapport d.d. 11 april 2013 en door psycholoog F.J.R. Jonker een rapport d.d. 12 april 2013 opgemaakt.
De psychiater komt tot de conclusie dat het handelen van verdachte een impulsieve uiting lijkt te zijn van acting-outgedrag, een uitageren van spanning en agressie. Door op impulsieve wijze met een overtreffende trap te reageren weet ze de aandacht naar zich toe te trekken. Verdachte heeft vanwege de aanwezige psychopathologie weinig grip op haar impulsen en zij kan niets anders dan bij spanning, frustratie, krenking en onwelbevinden deze impulsen uitageren door middel van acting-outgedrag. De psychiater komt tot een sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De psychiater komt voorts tot de conclusie dat zolang de persoonlijkheidsstoornis in alle heftigheid aanwezig is de kans op recidive van soortgelijk gedrag dan wel dat zij een gevaar is voor zichzelf en/of haar omgeving op de korte, middellange termijn en lange termijn als hoog wordt ingeschat, zowel ten tijde van een verblijf in een instelling als daarbuiten. Ook in de huidige omstandigheden waarin verdachte in een strakke structuur verblijft op een afdeling met een hoog beveiligingsniveau is sprake geweest van recidive. Tot nu toe heeft verdachte nog nauwelijks van de behandeling kunnen profiteren. Door middel van een intensieve langdurige klinische behandeling moet getracht worden de kans op recidive te verminderen. Trajectum Hoeve Boschoord is een instelling die de nodige mate van beveiliging, intensieve begeleiding en expertise kan bieden en is wat dat betreft een passende instelling voor verdachte. Om te voorkomen dat verdachte vanwege haar beperkte motivatie afhaakt op cruciale momenten en afspraken cq voorwaarden naast zich neerlegt is behandeling in een stringent juridisch kader noodzakelijk. Om een en ander te kunnen borgen en om de hoge kans op recidive zoveel mogelijk af te kunnen wenden wordt een behandeling in het kader van een TBS met dwangverpleging door deze psychiater als enige optie gezien.
De psycholoog komt in haar rapport tot de conclusie dat de chronische PTSS het angst- en spanningsniveau van verdachte structureel hoog maakt. Bij hoge spanning ontstaan stemmen. Verdachte heeft brand gesticht om de stemmen en traumatische herinneringen te doen verdrijven. Door de PTSS en de licht verstandelijke beperking heeft verdachte veel steun en veiligheid nodig vanuit haar omgeving. Als deze niet direct paraat is zet verdachte als copingmechanisme schadelijk gedrag in. Bij hoge spanning is verdachte niet meer in staat om de gevolgen van haar gedrag te overzien en empatisch te denken. De psycholoog is van mening dat verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De psycholoog adviseert om de behandeling binnen Trajectum Hoeve Boschoord voort te zetten, omdat deze de nodige specialistische behandeling kan bieden. Een TBS met voorwaarden kan in dat kader volgens de psycholoog problemen geven, omdat verdachte zich niet altijd meewerkend zal opstellen en zich mogelijk niet altijd aan gemaakte afspraken zal houden vanuit haar impulsieve karakter en verstandelijke beperking. Volgens de psycholoog is een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht het meest passend. Zij maakt daarbij de kanttekening dat de behandelduur van één jaar onvoldoende is om verdachte een volledige behandeling te bieden, maar dat de kans is dat verdachte zich in dat jaar voldoende kan stabiliseren om haar behandeling daarna binnen een verplicht BOPZ-kader voort te zetten.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen dat verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank overweegt op basis van de genoemde rapporten dat verdachte een gevaar vormt voor zichzelf en voor haar omgeving en dat de kans dat verdachte wederom strafbare feiten zal plegen met de verwezenlijking van dat gevaar tot gevolg hoog is. Zonder de juiste behandeling voor de aanwezige problematiek zal die kans op herhaling hoog blijven en niet verminderen. Zowel de psychiater en de psycholoog die in eerste instantie hebben gerapporteerd als de psychiater en de psycholoog die in het kader van de contra-expertise een rapport hebben opgemaakt komen tot de conclusie dat een behandeling in een ambulant kader dan wel in het kader van een TBS met voorwaarden niet haalbaar is. Het is gebleken dat verdachte zich niet houdt aan afspraken en dat zij aanwijzingen die haar gegeven worden in het kader van de behandeling niet altijd naleeft. De rechtbank heeft ook ter zitting niet het vertrouwen gekregen dat verdachte voldoende gemotiveerd is voor een behandeling en zich in het vervolg wel aan alle afspraken zal houden. Met de deskundigen is de rechtbank dan ook van oordeel dat een behandeling in een gesloten setting noodzakelijk is om de behandeling waarmee de kans op recidive verminderd kan worden effectief te laten plaatsvinden. Gelet op het feit dat de deskundigen duidelijk aangeven dat een langdurige behandeling geïndiceerd is en een behandeling van één jaar in het kader van een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis zeker niet voldoende zal zijn, zal de rechtbank verdachte een TBS met dwangverpleging opleggen. Bovendien kan de rechtbank een last tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht slechts geven, indien betrokkene het feit in het geheel niet kan worden toegerekend. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten -kort gezegd- brandstichting, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en poging tot zware mishandeling. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank zal daarnaast een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest opleggen.

12.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 45, 57, 157 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder parketnummer 07.660236-12 en het onder parketnummer 07.690558-12 primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat onder parketnummer 07.660236-12 en onder parketnummer 07.690558-12 primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zoals hierboven onder 6 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
340 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
  • gelast de
  • beveelt dat zij van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mrs. C.A. de Beaufort en
M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juni 2013.
Mr. Ferschtman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte nr. PL2522 2012051200-9, blz. 1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant, als bijlage opgenomen bij proces-verbaal nr. 2012051200
2.Proces-verbaal van aangifte nr. PL2520 2012051200-1, blz. 1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant, als bijlage opgenomen bij proces-verbaal nr. 2012051200
3.Proces-verbaal van aangifte nr. PL2522 2012051200-9, blz. 1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant, als bijlage opgenomen bij proces-verbaal nr. 2012051200
4.Proces-verbaal van aangifte nr. PL2522 2012051200-9, blz. 2, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant, als bijlage opgenomen bij proces-verbaal nr. 2012051200
5.Proces-verbaal van verhoor getuige nr. PL2521 2010251200-2, blz. 1 en 2, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant, als bijlage opgenomen bij proces-verbaal nr. 2012051200
6.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 november 2012
7.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL2522 2012037076-4, blz. 18 van het proces-verbaal
8.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL2522 2012037076-4, blz. 19 van het proces-verbaal
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte nr. PL2522 2012037076-5, blz. 11 en 12 bovenaan van het proces-verbaal nr. PL2522 2012037076