ECLI:NL:RBMNE:2013:2785

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
16-652086-13 en 16-653753-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor medeplegen van afpersing en spijbelen met jeugddetentie en werkstraf

Op 2 april 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van afpersing en spijbelen. De zaak kwam ter terechtzitting op 19 maart 2013, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.J. Weldam. De verdachte werd beschuldigd van het bedreigen van een tankstationhoudster met geweld om een geldbedrag af te dwingen, en van het niet regelmatig bezoeken van school. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen, gebaseerd op de bekennende verklaringen van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 77 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd een werkstraf van 160 uur opgelegd, die vervangen kan worden door 80 dagen jeugddetentie indien deze niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn ADHD en cannabisverslaving, en de impact van zijn daden op het slachtoffer. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en behandeling voor zijn verslaving. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van in totaal € 1.031,93, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/652086-13 en 16/653753-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 2 april 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op[geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] ([postcode]) in[woonplaats 1],
momenteel verblijvende bij IrisZorg Dagopvang in Tiel

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 maart 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en de advocaat, mr. J.J. Weldam naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: door bedreiging met geweld samen met een ander een shophoudster van een
tankstation heeft gedwongen om een geldbedrag af te geven
Feit 2: niet heeft voldaan aan de verplichting om als leerling van school ‘[naam 2]’, deze
school regelmatig te bezoeken

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Zij baseert zich hierbij op de bekennende verklaringen van verdachte en de aangifte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is uitgegaan van de bekentenis van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Ten aanzien van feit 1: [1]
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie [2] en ter terechtzitting;
- de aangifte van [slachtoffer] namens [naam 1] Vianen. [3]
Ten aanzien van feit 2:
- de bekennende verklaring van verdachte ter overstaande van de leerplichtambtenaar [4] en ter terechtzitting;
- proces-verbaal leerplicht. [5]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1. op 30 november 2012 te Vianen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag (642 euro) toebehorende aan Tankstation [naam 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] hebben gericht en gericht hebben gehouden en daarbij hebben geroepen: ‘geld, snel!’
2. in de periode van 11 oktober 2012 tot en met 30 oktober 2012 te Maarsbergen, meermalen, terwijl hij, verdachte, de leeftijd van 12 jaren had bereikt, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, terwijl hij als leerling van een school, te weten ‘[naam 2]’ was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld te bezoeken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 1: medeplegen van afpersing
feit 2: spijbelen
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De deskundige, drs. A. Laurijssen-Timmers, kinder- en jeugdpsycholoog, heeft in haar pro justitia rapportage d.d. 12 maart 2013, aangegeven dat zij verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht ten aanzien van de afpersing. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen waarvan 77 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daarbij als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, waaronder een maatregel Hulp en Steun en ook als dit inhoudt blijven meewerken aan behandeling bij Iris-Zorg en daarnaast een werkstraf van 160 uur, indien niet naar behoren uitgevoerd, te vervangen door 80 dagen jeugddetentie.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de duur van de door de officier van justitie voorgestelde werkstraf enigszins te matigen. [verdachte] heeft schuld bekend, ondanks het feit dat hij op dat moment kampte met verslaving en andere beperkingen. Eigenlijk zit [verdachte] op dit moment bij IrisZorg ook in een detentiesituatie. In het licht hiervan is de eis van de officier van justitie aan de zware kant. De bijzondere voorwaarden zullen voor [verdachte] goed kunnen werken als stok achter de deur.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft, samen met een ander, een overval gepleegd op een tankstation. Met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is de medewerkster van het tankstation gedwongen het geld uit de kassa af te geven. Dit is een angstaanjagende ervaring voor het slachtoffer geweest zoals ondermeer is gebleken uit de slachtofferverklaring en draagt ook in het algemeen bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid die bestaan in de samenleving. Verdachte heeft bij het plegen van het feit geen oog gehad voor de mogelijke gevolgen van een dergelijk feit voor het slachtoffer en zich enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
Anderzijds betrekt de rechtbank in haar oordeel, dat de overval is opgelost dankzij het feit, dat de vader van [verdachte] zijn zoon naar het politiebureau gebracht heeft zodra de ouders duidelijk werd, dat [verdachte] hierbij betrokken was en dat hij toen zijn aandeel ruiterlijk bekend heeft. Ook ter zitting heeft hij laten zien, dat hij inziet heel verkeerd bezig te zijn geweest en dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het volgende:
  • blanco strafblad van verdachte d.d. 8 februari 2013;
  • pro justitia rapportage d.d. 12 maart 2013, opgesteld door drs. A. Laurijssen-Timmers, kinder- en jeugdpsycholoog;
  • rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 10 januari 2013, opgesteld door drs. J. Cloosterman.
Uit de pro justitia rapportage blijkt dat sprake is van ADHD en een cannabisverslaving. [verdachte] streeft naar een onmiddellijke behoeftebevrediging en denkt dan niet aan de gevolgen van zijn daden. Hij laat zich leiden door egocentrisch denken. Zijn (dure) verslaving aan softdrugs heeft een belangrijke rol gespeeld bij zijn keuze voor een overval. [verdachte] wordt snel beïnvloed en laat zien dat hij niet goed kan omgaan met stress of spanning. Vanwege zijn ADHD-problematiek neemt hij vaak impulsieve beslissingen en kan moeilijk stoppen wanneer de ingeslagen weg niet de juiste blijkt te zijn. Zij acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank neemt dit advies over. De psychologe acht behandeling van zijn verslaving belangrijk en adviseert het behandel- en begeleidingstraject waar [verdachte] zich op dit moment bij IrisZorg in bevindt als bijzondere voorwaarde op te leggen bij een (deels) voorwaardelijke straf, in combinatie met verplicht (jeugd)reclasseringscontact om er zorg voor te dragen dat alles goed verloopt, tijdens maar ook na de interventies. De kans op recidive is anders hoog.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarde dat [verdachte] zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering in het kader van een maatregel Hulp en Steun, ook als dat inhoudt meewerken aan behandeling binnen jeugd(verslavings)kliniek IrisZorg in Tiel. Daarnaast adviseert de Raad voor de Kinderbescherming [verdachte] een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, om [verdachte] te laten ervaren dat er ook duidelijke consequenties verbonden zijn aan het gedrag.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 120 dagen waarvan 77 dagen voorwaardelijk met aftrek en een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde zich houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering in het kader van een maatregel Hulp en Steun, ook als dat inhoudt meerwerken aan behandeling binnen jeugd(verslavings)kliniek IrisZorg in Tiel. Daarnaast legt de rechtbank op een werkstraf van 160 uur, te vervangen door 80 dagen jeugddetentie indien verdachte deze niet of niet naar behoren verricht. Nu het gaat om een misdrijf dat gericht is tegen onaantastbaarheid van een persoon er er bovendien ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zal de rechtbank ambtshalve de dadelijke tenuitvoerlegging bevelen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De behandeling van de vordering van
[slachtoffer],levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Aannemelijk is dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 31,93 (zegge eenendertig euro en drieënnegentig cent) aan materiële schade en
€ 1.000,00 (zegge duizend euro) aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot een totaalbedrag van € 1.031,93 (zegge duizendeenendertig euro en drieënnegentig cent) worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 30 november 2012 tot de dag der voldoening;
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De verplichting tot schadevergoeding wordt hoofdelijk opgelegd, dat wil zeggen dat verdachte, evenals de medeverdachte(n), aansprakelijk is voor de gehele schade. Als (een van) de medeverdachte(n) de schade heeft betaald, is verdachte bevrijd aan de benadeelde partij te betalen en omgekeerd.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 Leerplichtwet 1969 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1: medeplegen van afpersing
feit 2: spijbelen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 120 dagen waarvan 77 dagen voorwaardelijk;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- De tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de straf kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
o Zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o Ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o Medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
o zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens de William Schrikkergroep, ook indien dit inhoudt meewerken aan behandeling bij of in de jeugd(verslavings)kliniek IrisZorg in Tiel
o de rechtbank draagt die instelling op om de verdachte hulp en steun te verlenen bij het naleven van de bijzondere voorwaarde.
- veroordeelt verdachte tot een
werkstraf van 160 uur;
- beveelt dat, indien deze werkstraf niet of niet naar behoren wordt verricht,
vervangende jeugddetentie van 80 dagenzal worden toegepast;
- bepaalt dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis .
Vordering benadeelde partij
  • wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer], wonende te[woonplaats 2], toe tot een bedrag van € 31,93 euro (zegge eenendertig euro en drieënnegentig cent) aan materiële schade en € 1000,00 (zegge duizend euro) aan immateriële schade, totaal een bedrag van € 1.031,93 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2012 tot de dag der algehele voldoening;
  • Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen;
  • Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer], behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
  • Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen de som van € 1031,91, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2012 tot de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
  • Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
  • Bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
Dit vonnis is gewezen door
mr. Y.M. Vanwersch, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. M.J. Veldhuijzen en P.W.G. de Beer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 april 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 november 2012 te Vianen, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
geldbedrag (642 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan Tankstation [naam 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of
vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen[slachtoffer]
, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of
gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en /
of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte
van een geldbedrag (642 Euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Tankstation [naam 1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij
en/of zijn mededader(s) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op die[slachtoffer] heeft gericht en/of gericht gehouden, althans
getoond en/of (daarbij) geroepen: "geld, snel!", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
(parketnummer 653753-12)
hij in de periode van 11 oktober 2012 tot en met 30 oktober 2012 te
Maarsbergen, meermalen, althans eenmaal, (telkens), terwijl hij, verdachte,
de leeftijd van 12 jaren had bereikt, niet heeft voldaan aan de verplichting om
overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, terwijl hij als
leerling van een school, te weten [naam 2]" was ingeschreven, die
school na inschrijving geregeld te bezoeken.
art 2 lid 3 Leerplichtwet 1969

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal met nummer PL0960 2012269193-72 in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 97 tot en met 99.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 72 tot en met 74.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte uit het proces-verbaal genoemd in voetnoot 5, niet doorgenummerd.
5.Proces-verbaal leerplicht tegen[verdachte] d.d. 6 november 2012, opgemaakt door [A], leerplichtambtenaar