ECLI:NL:RBMNE:2013:2932

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
C/16/339590 / HA ZA 13-172
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheidsincident tussen Stichting Euribar en ABN AMRO Bank N.V. betreffende Euriborhypotheken

Op 24 juli 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een incident tot onbevoegdheid in de zaak tussen Stichting Euribar en ABN AMRO Bank N.V. Het geschil betreft de verhoging van de opslag op Euriborhypotheken die door ABN AMRO Bank aan haar klanten is doorgevoerd. Stichting Euribar, die optreedt namens deze klanten, vordert dat de rechtbank verklaart dat de klanten de geldleningsovereenkomst zo mogen uitleggen dat enkel het Euriborrentetarief variabel is en de opslag vast. ABN AMRO Bank heeft verzocht om onbevoegdheid van de rechtbank, stellende dat het geschil niet betrekking heeft op een filiaal in Utrecht, maar op het hoofdkantoor in Amsterdam. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van ABN AMRO Bank gegrond is, omdat het beleid volledig in Amsterdam wordt bepaald en er geen inhoudelijke betrokkenheid van de vestiging in Utrecht is aangetoond. De rechtbank heeft de zaak daarom verwezen naar de rechtbank Amsterdam, sector Civiel, en Stichting Euribar veroordeeld in de proceskosten van het incident. De rechtbank heeft tevens geoordeeld dat Stichting SDB, die ook betrokken is bij een soortgelijk geschil, niet als consument kan worden aangemerkt in de zin van artikel 101 Rv, waardoor de alternatieve bevoegdheidsregel niet van toepassing is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/339590 / HA ZA 13-172
Vonnis in incident van 24 juli 2013
in de zaak van
de stichting
STICHTING EURIBAR,
gevestigd te Leiden,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident tot voeging,
verweerster in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. L.B. Melcherts,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot voeging,
eiseres in het bevoegdheidsincident,
advocaten mr. J.W. van Rijswijk en mr. D.F. Lunsingh Scheurleer.
Partijen zullen hierna Stichting Euribar en Abn Amro Bank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de incidentele conclusie tot voeging van Stichting Euribar
  • de incidentele conclusie van antwoord in het incident tot voeging, tevens incidentele conclusie houdende exceptie van relatieve onbevoegdheid van Abn Amro Bank
  • de incidentele conclusie van antwoord in het onbevoegdheidsincident van Stichting Euribar.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.De feiten in de incidenten

2.1.
Abn Amro Bank heeft gedurende een aantal jaren omstreeks 6600 Euriborhypotheken verstrekt. Dat zijn hypotheken waarbij de rente direct gekoppeld is aan de Euribor. Abn Amro Bank brengt ook vergoedingen in rekening die boven het Euribortarief uitstijgen, de zogenaamde renteopslag en de opslag voor kosten. In april 2012 heeft Abn Amro Bank aan haar klanten met een Euriborhypotheek een verhoging van de opslag aangekondigd.
2.2.
Stichting Euribar treedt op namens klanten van Abn Amro Bank bij wie de aangekondigde verhoging van de opslag is doorgevoerd. In de hoofdzaak vordert Stichting Euribar primair voor recht te verklaren dat de klanten van Abn Amro Bank met een Euriborhypotheek de geldleningsovereenkomst zo mochten uitleggen dat enkel het Euriborrentetarief variabel is en de (kosten)opslag vast en de bank de overeenkomst op die wijze dient na te komen.
2.3.
Bij onderhavige rechtbank is ook reeds een procedure aanhangig tussen Stichting Stop de Banken, hierna: “Stichting SDB”, en Abn Amro Bank met het zaaknummer / rolnummer 334588 / HA ZA 13-13. Ook Stichting SDB treedt op namens klanten van Abn Amro Bank die een Euriborhypotheek hebben afgesloten en waarbij de opslag is verhoogd. Stichting SDB vordert in die (hoofd)zaak primair - samengevat weergegeven - voor recht te verklaren dat de opslag alleen in individuele gevallen kan worden gewijzigd volgens bepaalde maatstaven en onder bepaalde omstandigheden en tevens voor recht te verklaren dat de bedragen, die reeds op grond van de door Abn Amro Bank opgelegde verhogingen van de opslag zijn geïncasseerd, onverschuldigd zijn voldaan, met veroordeling van Abn Amro Bank om de reeds geïncasseerde bedragen te restitueren aan de betreffende klanten.

3.De beoordeling in het incident tot relatieve onbevoegdheid

3.1.
Abn Amro Bank vordert dat de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van onderhavig geschil en de zaak - in de stand waarin deze zich bevindt - ter verdere behandeling te verwijzen naar de rechtbank Amsterdam. Stichting Euribar voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.2.
Abn Amro Bank legt aan haar vordering ten grondslag dat op grond van artikel 99 Rv de rechtbank Amsterdam bevoegd is kennis te nemen van onderhavig geschil, omdat Abn Amro Bank op grond van artikel 1:10 lid 2 BW haar woonplaats heeft in Amsterdam en het geschil niet ziet op aangelegenheden die enig kantoor of filiaal in Utrecht betreffen in de zin van artikel 1:14 BW. Met betrekking tot dit laatste geldt immers dat het onderwerp van geschil landelijk beleid van Abn Amro Bank betreft, welk beleid wordt bepaald op het hoofdkantoor te Amsterdam. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de communicatie over dit onderwerp vanuit/op het hoofdkantoor heeft plaatsgevonden, al het voorgaande aldus Abn Amro Bank.
3.3.
Stichting Euribar voegt hiertegen aan dat het beleid van eiseres weliswaar wordt
bepaaldop het hoofdkantoor te Amsterdam, maar dat dit beleid wordt
uitgevoerddoor alle nevenvestigingen van de bank, dus onder meer in Utrecht. Daarbij komt verder nog dat onderhavige zaak dient te worden gevoegd met de zaak met het zaaknummer / rolnummer 334588 / HA ZA 13-13, aanhangig bij de rechtbank Midden-Nederland. In die zaak is Stichting SDB eiseres en zij is gevestigd te Utrecht. Nu Stichting SDB optreedt namens gedupeerde consumenten schept artikel 101 Rv (alternatieve) bevoegdheid voor de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, al het voorgaande aldus Stichting Euribar.
3.4.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank is van oordeel dat de zaak naar de rechtbank Amsterdam dient te worden verwezen, aangezien de aangevoerde gronden de incidentele vordering kunnen dragen en die vordering dus moet worden toegewezen. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van het volgende.
Stichting Euribar heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd waarom onderhavig geschil de vestiging van Abn Amro Bank te Utrecht betreft. De enkele stelling dat een bepaald beleid wordt uitgevoerd in deze vestiging van Abn Amro Bank is daartoe onvoldoende. Dit laat immers onverlet dat deze vestiging geen enkele inhoudelijke bemoeienis heeft en/of heeft gehad met de totstandkoming van dit beleid en er ook geen invloed op kan uitoefenen, met andere woorden: dat zij slechts als doorgeefluik van het beleid heeft te gelden. In een dergelijk geval kan niet worden gezegd dat het geschil deze specifieke vestiging betreft. In casu heeft Abn Amro Bank - onbetwist door Stichting Euribar - aangevoerd dat het beleid volledig in Amsterdam wordt bepaald en dat alle communicatie daarover ook vanuit Amsterdam heeft plaatsgevonden en plaatsvindt, terwijl Stichting Euribar geen enkel ander aanknopingspunt heeft gegeven om dit geschil aan de vestiging te Utrecht te koppelen. Aldus kan niet worden aangenomen dat het geschil de vestiging van Abn Amro Bank te Utrecht betreft.
Met betrekking tot het beroep van Stichting Euribar op de alternatieve bevoegdheidsregel van artikel 101 Rv geldt dat - ongeacht of onderhavige stelling, die ziet op het bevoegdheidsincident in de zaak tussen Stichting SDB en Abn Amro Bank, Stichting Euribar in dit incident kan baten - deze regeling van toepassing is bij overeenkomsten tussen consumenten en professionele wederpartijen. Het doel van dit artikel is om de consument de mogelijkheid te bieden om zijn professionele wederpartij te dagvaarden voor zijn "eigen" rechter. Stichting SDB is echter (slechts) vertegenwoordiger van consumenten en is zelf geen partij bij de overeenkomsten waar onderhavig geschil op ziet. Stichting SDB heeft naar het oordeel van de rechtbank dus niet te gelden als consument in de zin van artikel 101 Rv, zodat dit artikel niet van toepassing is.
3.5.
Stichting Euribar zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

4.De beoordeling in het incident tot voeging

4.1.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank niet bevoegd om te beslissen in het incident tot voeging. Dat incident zal dan ook worden verwezen naar de rechtbank Amsterdam, sector Civiel in de stand waarin deze zich bevindt.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
Onderhavige hoofdzaak zal op grond van het bovenstaande worden verwezen naar de rechtbank Amsterdam, sector Civiel in de stand waarin deze zich bevindt.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident tot relatieve onbevoegdheid
6.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
6.2.
veroordeelt Stichting Euribar in de kosten van het incident, aan de zijde van Abn Amro Bank tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak en het incident tot voeging
6.3.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de rechtbank Amsterdam, sector Civiel,
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2013.