Uitspraak
op tegenspraakgewezen in de zaken tegen:
De tenlastelegging
Overweging
Indien gedurende of na de door hem verrichte onderzoekshandelingen de rechter- commissaris onbevoegd blijkt te zijn, blijft niettemin het gevoerde onderzoek van kracht.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland zich gebogen over de bevoegdheid in een strafzaak die betrekking heeft op meerdere strafbare feiten, waaronder gewoontewitwassen en drugshandel. De verdachte is beschuldigd van het witwassen van aanzienlijke geldbedragen en het verkopen van hasj en cocaïne in de periode van 1 april 2011 tot en met 6 juni 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ten laste gelegde feiten zich binnen het rechtsgebied van de rechtbank Midden-Nederland hebben afgespeeld, en dat de rechtbank op het moment van aanhangig maken van de zaak bevoegd was. Dit gebeurde op 19 juni 2013, na de herziening van de gerechtelijke kaart op 1 januari 2013, waarbij de rechtbank Midden-Nederland werd ingesteld.
De verdediging voerde aan dat de rechtbank Midden-Nederland niet bevoegd was, en dat de rechtbank Amsterdam, waar de vervolging eerder was ingesteld, prevaleerde. De rechtbank verwierp dit standpunt, omdat de zaak nog niet bij de rechtbank Amsterdam aanhangig was gemaakt op het moment van de dagvaarding. De rechtbank benadrukte dat de bevoegdheid van de rechtbanken is geregeld in het Wetboek van Strafvordering, en dat de rechtbank Midden-Nederland de juiste instantie was voor deze zaak.
De rechtbank besloot het onderzoek te heropenen en bepaalde dat het onderzoek op een later tijdstip zou worden hervat, met oproeping van de verdachte en zijn raadsman. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juli 2013, waarbij de rechtbank de verdediging verzocht om haar verhinderdata door te geven voor de maanden oktober en november 2013. De zaak illustreert de complexiteit van bevoegdheidskwesties in het strafrecht, vooral na de herziening van de gerechtelijke kaart.