ECLI:NL:RBMNE:2013:3020

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
26 juli 2013
Zaaknummer
16-656273-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door meermalen steken met een mes tijdens vechtpartij

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 12 september 2012 in Veenendaal een vechtpartij had met het slachtoffer, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 juni 2013 uitspraak gedaan. De verdachte heeft het slachtoffer meermalen met een mes in het bovenlichaam gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood, en verwierp het beroep op noodweer en noodweerexces van de verdediging. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank overwoog dat de verdachte tijdens de vechtpartij de kans op de dood van het slachtoffer bewust had aanvaard, ondanks dat de dood niet is ingetreden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer, die verschillende steekwonden had opgelopen. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die als gevolg van het delict schade had geleden. De rechtbank legde voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht, om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16.656273-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 11 juni 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op[geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Nieuwegein” te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2012, 7 maart 2013 en 28 mei 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 12 september 2012 te Veenendaal heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door hem meermalen met een mes in de borst te steken.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de inhoud van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De officier van justitie is van mening dat iemand die een ander meermalen met een mes in het bovenlichaam steekt, de kans op de dood van die ander bewust aanvaardt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair betoogd dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, en dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte het slachtoffer (met een mes) heeft gestoken en dat niet uitgesloten kan worden dat het slachtoffer reeds eerder met een mes was gestoken.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat, zo verdachte al gestoken zou hebben, niet bewezen kan worden dat verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] heeft gehad, nu verdachte vanuit een paniekreactie heeft gehandeld en niet bewust de kans heeft aanvaard dat het slachtoffer daarbij mogelijk het leven zou laten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijs [1]
Op 12 september 2012 komt rond 22:00 uur een melding binnen van een vechtpartij op de Jan Steenlaan te Veenendaal. Ter plaatse zien verbalisanten een gezette en een tengere man met elkaar in gevecht. Zij horen dat de gezette man, naar later blijkt aangever[slachtoffer], roept dat hij is gestoken. Zij constateren dat de gezette man diverse steekwonden heeft. De tengere man, verdachte, wordt aangehouden. [2] Verbalisanten treffen in een perkje een ingeklapt mes met een bruin handvat. Dit mes ligt op nog geen meter van de plaats waar verbalisant[slachtoffer] en verdachte heeft gezien. [3]
Aangever[slachtoffer] verklaart: “Ik fietste op 12 september 2012 naar huis van de moskee en zag iemand op straat lopen. De man draaide zich om en vond dat ik op hem in reed. De man zei: “he mafkees waarom kom je op mij af”. Ik stopte en hij begon te dreigen. Ik ben van mijn fiets gestapt en belde 112. Terwijl ik dit deed, begon de man mij ineens te steken. Ik riep om hulp. Ik heb de man op de grond gegooid en toen begon de man mij te slaan en stekende bewegingen te maken. Ik zag dat de man een mes vast had. Ik ben nog achter hem aangerend, maar toen ik hem vast had begon hij te steken. Wij raakten in een worsteling en we vielen in de struiken. Ik heb toen geen mes meer gezien. De man vluchtte weg, en ik ben er achteraan gerend en kreeg hem te pakken. Hierna maakte de man opnieuw stekende bewegingen naar mij, maar lukte het niet meer mij te raken.” [4] Aangever [slachtoffer] heeft later verklaard: “Ik ben vijf maal gestoken. 1 steek in de rechterborst onder mijn sleutelbeen, 1 steek in de borst onder de oksel, 2 steken in de linkerbovenarm en 1 steek in de linkerelleboog.” [5]
Getuige [getuige] verklaart dat zij voor haar woning twee mannen zag vechten, een jonge tengere man en een gezette man. Zij hoorde de gezette man schreeuwen “help help bel de politie”
Zij hoorde de gezette man vervolgens schreeuwen: “help me dan, hij heeft een mes, hij heeft een mes.” [getuige] verklaart dat zij de angst in zijn stem hoorde.” Zij had het gevoel dat de tengere man de agressor was en dat de gezette man probeerde te vluchten. [6]
Uit de geneeskundige verklaring d.d. 17 november 2012 volgt dat[slachtoffer] steekwonden in zijn borst en linkerbovenarm heeft opgelopen en ter observatie in het ziekenhuis is opgenomen. [7]
Het tijdens het onderzoek aangetroffen mes in een perkje ter hoogte van[perceelnummer] op de Jan Steenlaan werd voor nader onderzoek in beslag genomen. Tijdens het onderzoek werd op het lemmet bloed aangetroffen en bemonsterd (AAFC0138NL). [8] [9]
Uit het Rapport DNA-onderzoek volgt de conclusie dat van het DNA in de bemonstering AAFC0138NL#01 (bemonstering bloedvlek mes) een DNA-profiel is verkregen van een man dat matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] en niet met het DNA-profiel van verdachte. Dit betekent dat het celmateriaal afkomstig kan zijn van het slachtoffer[slachtoffer]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [10]
Overweging ten aanzien van het voorgestelde alternatieve scenario
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen enkel aanknopingspunt bevat voor het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario dat het slachtoffer door iemand anders zou zijn gestoken. Zowel verdachte als het slachtoffer verklaren dat het slachtoffer op de fiets aan kwam rijden voordat het incident ontstond. Vervolgens is een vechtpartij tussen verdachte en het slachtoffer ontstaan, waarbij het slachtoffer heeft geroepen dat hij was gestoken. Dit wordt ook bevestigd door getuige [getuige]. In de directe nabijheid van de plek waar verdachte en aangever zijn aangetroffen, is een mes gevonden, met daarop bloed van het slachtoffer. Verdachte en het slachtoffer verklaren dat zij daar met zijn tweeën in gevecht waren. Ook uit de verklaringen van andere getuigen volgt dat daar twee mannen met elkaar in gevecht waren. Er is weliswaar ook een jongen op een fiets gezien, maar door niemand, ook niet door aangever of verdachte, wordt verklaard dat hij zou hebben deelgenomen aan het gevecht. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen enkel aanknopingspunt om iemand anders dan verdachte aan het bebloede mes te linken. Overigens overweegt de rechtbank dat er wellicht geen spoor op het mes is aangetroffen dat verdachte koppelt aan het mes, maar dat het niet aantreffen van een spoor verdachte ook niet uitsluit als de gebruiker van dat mes.
Overweging ten aanzien van het opzet op de dood
De rechtbank is, gelet op alle omstandigheden, van oordeel dat er sprake is van een poging tot doodslag. Verdachte heeft tijdens een vechtpartij met het slachtoffer een mes gepakt en daarmee meermalen in de richting van het bovenlichaam van het slachtoffer gestoken. Hierbij heeft hij het slachtoffer meermalen geraakt. Het slachtoffer heeft onder meer diverse steekwonden in zijn borst opgelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de borst diverse vitale organen bevinden, zoals longen en hart. In de uiterlijke verschijningsvorm van het op deze wijze insteken op het bovenlichaam van het slachtoffer is de opzet begrepen.
Door aldus te handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer gedood zou worden, bewust aanvaard. Dat de dood zich in het onderhavige geval niet heeft verwezenlijkt, is verder niet aan de handelwijze van verdachte te danken geweest.
Dat verdachte zoals door de verdediging is aangevoerd in paniek heeft gehandeld, kan aan dit oordeel niet aan af doen. Dit verweer ziet immers op de vraag of het ten laste gelegde feit strafbaar is en aan hem kan worden toegerekend.
De rechtbank acht – gelet op het voorgaande – impliciet primair ten laste gelegde, te weten poging tot doodslag, wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 12 september 2012 te Veenendaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, met een mes, in zijn linkerarm en zijn rechtersleutelbeen en zijn borst, heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid

6.1
De standpunten
De raadsvrouw van verdachte heeft namens verdachte een beroep gedaan op noodweer subsidiair noodweerexces en heeft derhalve ontslag van alle rechtsvervolging bepleit.
De officier van justitie is van mening dat het beroep op noodweer en noodweerexces dient te worden afgewezen, omdat verdachte disproportioneel heeft gehandeld en niet is gebleken dat sprake was van een hevige gemoedsbeweging die door de aanranding werd veroorzaakt.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer(exces) moet allereerst worden vastgesteld dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed waartegen verdediging noodzakelijk was.
Naar het oordeel van de rechtbank is de feitelijke gang van zaken rondom de aanvang van het incident aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet precies vast te stellen omdat alleen aangever en verdachte daarover verklaren en hun verklaringen daarover tegenstrijdig zijn. Wanneer wordt uitgegaan van wat de raadsvrouw ter onderbouwing van het beroep op noodweer/exces heeft gesteld, inhoudende dat aangever de vechtpartij is begonnen door hem te slaan, dan kan het gerechtvaardigd zijn dat verdachte zich verdedigde. Er is echter pas sprake van een gerechtvaardigd beroep op noodweer als verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding noodzakelijk en proportioneel is. De rechtbank is van oordeel dat het meermalen steken met een mes in de richting van het bovenlichaam van het slachtoffer niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding. De rechtbank verwerpt daarom het beroep van de verdediging op noodweer.
Het beroep op noodweerexces kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin slagen, nu uit de verklaring van verdachte of uit andere verklaringen op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat er sprake was van een hevige gemoedsbeweging bij verdachte die door de aanranding was veroorzaakt. De loutere stelling dat verdachte in paniek handelde omdat hij niet aan aangever kon ontkomen acht de rechtbank daartoe onvoldoende. De rechtbank verwerpt daarom het beroep op noodweerexces.
Strafbaarheid van het feit
Er zijn ook geen andere feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
poging tot doodslag.
Strafbaarheid van verdachteEr is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naast eerdergenoemde verweren een strafmaatverweer gevoerd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is -zonder enige aanleiding- in gevecht geraakt met een voor hem onbekende man en heeft deze man daarbij meermalen met een mes in het bovenlichaam gestoken. Het slachtoffer heeft hierdoor verschillende steekwonden opgelopen, die hem gelukkig niet fataal zijn geworden.
Doodslag wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven. In de onderhavige zaak is het bij een poging gebleven. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd hiervan de nadelige gevolgen, zowel lichamelijk als psychisch, ondervinden. Bovendien is een dergelijk gewelddadig optreden op straat zeer schokkend voor de ooggetuigen en versterkt het de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 april 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder wegens een geweldsdelict is veroordeeld.
  • de inhoud van het verdachte betreffend ProJustitia rapport van het Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht, waaruit de conclusie volgt dat betrokkene niet heeft meegewerkt aan het onderzoek en beperkt aanwezig was op de afdeling/bij groepsactiviteiten, waardoor niet vastgesteld kon worden of ten tijde van het delict sprake was van een gebrekkige ontwikkeling dan wel een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Derhalve kon geen advies gegeven worden ten aanzien van (de mate van) toerekeningsvatbaarheid, recidiverisico of mogelijke maatregel.
Voorts slaat de rechtbank acht op het feit dat door de verdediging uitdrukkelijk is verzocht om in geval van een veroordeling over te gaan tot het opleggen van reclasseringscontact en dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard daartoe ook bereid en gemotiveerd te zijn.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden. De rechtbank zal daarvan een gedeelte, groot 12 maanden, in voorwaardelijke vorm opleggen. Met betrekking tot het voorwaardelijk strafdeel overweegt de rechtbank, dat daarmee wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Voorts maakt deze voorwaardelijke straf een verplichte begeleiding door de Reclassering mogelijk.
De rechtbank overweegt de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De rechtbank overweegt dat gezien de persoon van verdachte en de omstandigheden van het onderhavige delict,er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden, inclusief het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, om die reden dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[slachtoffer]vordert een schadevergoeding van € 12.037,40, te weten € 3.037,40 aan materiële schade (kleding, medische kosten, verlies van arbeidsvermogen, reiskosten) en € 9.000,00 aan immateriële schade. Hij heeft zijn vordering, (voor wat betreft het verlies aan arbeidsvermogen) ter terechtzitting gematigd en toegelicht.
De behandeling van de vordering van [slachtoffer]
,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Nu de hoogte van de schade aan de kleding niet precies is vast te stellen en die schade ook betwist wordt, ziet de rechtbank aanleiding de hoogte van het schadebedrag te matigen.
De rechtbank zal schadepost 4 van de medische kosten afwijzen , nu deze ziet op dezelfde kosten als reeds onder schadepost 3 zijn gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] de materiële schade voor het overige voldoende heeft onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat het gevorderde bedrag gematigd dient te worden.
De rechtbank waardeert de materiële schade op € 1.512,42 (betreffende: beschadigde kleding € 80,00; medische kosten € 565,55, verlies van arbeidsvermogen € 799,67 en reiskosten € 67,20). De rechtbank waardeert de immateriële schade op € 2.500,00. De vordering kan dan ook tot een totaalbedrag ad € 4.012,42, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente, worden toegewezen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige (met uitzondering van de € 65,-- die als schadepost 4 is opgenomen), niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
12 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde moet zich binnen 3 dagen na afloop van zijn detentie voor 17.00 uur melden bij Reclassering Nederland, Vivaldiplantsoen 200, 3353 JE Utrecht en zich onder toezicht en leiding van deze instelling stellen. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt.
Geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van
[slachtoffer]toe tot een bedrag van € 4.012,42 (zegge vierduizend twaalf euro en tweeënveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan[slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige (met uitzondering van de € 65,-- die als schadepost 4 is opgenomen), niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van[slachtoffer], € 4.012,42 (zegge vierduizend twaalf euro en tweeënveertig eurocent) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 79 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Westerhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juni 2013.
Mr. Baauw is buiten staat om dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 12 september 2012 te Veenendaal, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn (linker)arm
en/of zijn (rechter)sleutelbeen en/of zijn borst, althans in (de richting van)
zijn lichaam, heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt hierbij telkens verwezen naar de bijlagen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Utrecht, genummerd PL0950 2012203915, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 163.
2.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 21.
3.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 22.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], doorgenummerde pagina 16.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer], doorgenummerde pagina 64.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], doorgenummerde pagina 40.
7.Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring, doorgenummerde pagina 98.
8.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen, doorgenummerde pagina 99.
9.Proces-verbaal van sporenonderzoek, doorgenummerde pagina 105.
10.Rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in Veenendaal op q12 september 2012 van het Nederlands Forensisch instituut d.d. 12 december 2012.