ECLI:NL:RBMNE:2013:3118

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
1 augustus 2013
Zaaknummer
C/16/347957 / FT EA 13/462
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek eigen aangifte tot faillietverklaring wegens misbruik van recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot eigen aangifte tot faillietverklaring van twee verzoekers, beiden woonachtig in Dronten. De verzoekers hadden de eigen aangifte ingediend met de intentie om versneld toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen, omdat deze werd beschouwd als misbruik van recht. De verzoekers hadden zich in september 2012 aangemeld bij een schuldhulpverlenende instantie, maar waren van mening dat deze instantie niet voldoende inspanningen verrichtte om hun financiële problemen op te lossen. Op advies van hun boekhouder hebben zij daarom de eigen aangifte tot faillietverklaring ingediend, met de bedoeling om na de faillietverklaring een omzettingsverzoek in te dienen voor de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers voldoen aan de vereisten van de Faillissementswet om in staat van faillissement te worden verklaard, maar oordeelde dat de bevoegdheid tot het doen van eigen aangifte misbruikt werd. De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad van 28 juni 2013, waarin werd gesteld dat de aanvraag tot faillietverklaring niet alleen moet voldoen aan de wettelijke vereisten, maar ook niet mag worden ingediend met een ander doel dan waarvoor deze bevoegdheid is verleend. In dit geval was er geen boedel te verdelen, en de rechtbank concludeerde dat het belang van de verzoekers bij de faillietverklaring niet opwoog tegen het belang van de curator om verschoond te blijven van niet verhaalbare kosten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring afgewezen, met de overweging dat de verzoekers in redelijkheid niet tot de uitoefening van hun bevoegdheid om hun eigen faillissement aan te vragen konden komen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. E.W.A. Vonk, en verzoekers hebben de mogelijkheid om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep in te stellen via een advocaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
Locatie Lelystad
rekestnummer: C/16/347957 / FT EA 13/462

Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken

in de zaak van

[verzoeker]

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1]
en

[verzoekster]

geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2]
beiden wonende te Dronten
verzoekers.

De procedure

Verzoekers hebben een eigen aangifte tot faillietverklaring ingediend. De eigen aangifte is behandeld in raadkamer van deze rechtbank op 30 juli 2013.
Ter zitting zijn verschenen:
- verzoekers

De beoordeling

De rechtbank heeft kennis genomen van alle op de zaak betrekking hebbende stukken.
Verzoekers verklaren ter zitting dat zij eigen aangifte tot faillietverklaring hebben ingediend, met als doel versneld toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling. Zij hebben zich in september 2012 aangemeld bij een schuldhulpverlenende instantie, te weten [schuldhulpverlener]. Verzoekers zijn echter van mening dat deze schuldhulpverlener zich onvoldoende inspant om hun financiële problemen snel op te lossen. Daarom hebben zij, op advies van hun boekhouder, eigen aangifte tot faillietverklaring ingediend. Na de faillietverklaring willen verzoekers een omzettingsverzoek indienen, zodat het faillissement wordt opgeheven en gelijktijdig de schuldsaneringsregeling op hen van toepassing wordt verklaard.
De eenmanszaak van de heer [verzoeker] is eind 2012 opgeheven, in samenspraak met [schuldhulpverlener]. De heer[verzoeker] heeft een baan. Van zijn loon kan hij echter niet de vaste lasten betalen. Mevrouw [verzoekster] heeft geen baan en geen uitkering. Verzoekers moesten al hun spullen van waarde verkopen van [schuldhulpverlener], aldus verzoekers.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verzoekers voldoen aan de in de Faillissementswet gestelde vereisten om op eigen aangifte in staat van faillissement te worden verklaard. Immers, summierlijk is gebleken van feiten en omstandigheden die aantonen dat zij in de toestand verkeren dat zij hebben opgehouden te betalen. Echter, de bevoegdheid tot het doen van eigen aangifte door verzoekers kan worden misbruikt. Zoals volgt uit artikel 3:13 lid 2 BW kan een bevoegdheid onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest op 28 juni 2013 het volgende overwogen: “ [verzoeker] vraagt in deze procedure zijn eigen faillissement aan. De rechtbank en het hof hebben beide deze aanvraag afgewezen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat [verzoeker] weliswaar voldoet aan de eisen voor het uitspreken van een faillissement, maar met zijn aanvraag misbruik van bevoegdheid maakt, nu er geen bekende baten zijn. Bovendien zou het salaris van een aan te stellen curator niet verhaalbaar zijn en zou de tot curator aan te stellen persoon daarom onevenredig worden benadeeld. Het hof heeft deze overwegingen onderschreven. (…) Volgens het hof maakt [verzoeker], indien het hem erom is te doen om langs de weg van een faillissement tot toepassing van de schuldsaneringsregeling te komen, met een ander doel gebruik van de bevoegdheid om zijn eigen faillissement aan te vragen, dan waarvoor die bevoegdheid is verleend.” De Hoge Raad heeft dit oordeel in stand gelaten.
Uit de aan de rechtbank ter beschikking gestelde stukken en wat ter terechtzitting is verklaard, leidt de rechtbank af dat de eigen aangifte is gedaan met als doel om snel na de faillietverklaring een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen. Er is door verzoekers bewust voor het doen van een eigen aangifte gekozen, omdat zij vinden dat het minnelijke schuldhulpverleningstraject niet, althans niet snel genoeg, hun financiële problemen oplost. Voorts is gebleken dat verzoekers geen activa meer hebben die te gelde kan worden gemaakt. Er is daardoor geen uitzicht op voldoening van de faillissementskosten, waaronder het salaris van de curator.
Het belang van verzoekers bij faillietverklaring bestaat eruit dat zij, zonder eerst het minnelijk traject te moeten doorlopen, op korte termijn tot de wettelijke schuldsaneringsregeling worden toegelaten. Daarmee zijn zij sneller van hun financiële problemen verlost. Het belang dat door het faillissement zou moeten worden gediend, is een verdeling van de boedel onder de schuldeisers. In dit geval is er geen boedel te verdelen. Naar het oordeel van de rechtbank is er dus sprake van het uitoefenen van een bevoegdheid met een ander doel dan waarvoor zij is verleend.
Daarnaast is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een onevenredigheid tussen het belang van verzoekers en het belang van een curator om verschoond te blijven van niet verhaalbare kosten. Verzoekers kunnen in dit geval dan ook in redelijkheid niet tot uitoefening van hun bevoegdheid om het eigen faillissement aan te vragen komen. Het uitspreken van het faillissement van verzoekers leidt tot misbruik van bevoegdheid op grond van artikel 3:13 BW.
Gezien het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het verzoek tot faillietverklaring dient te worden afgewezen.

De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot faillietverklaring af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.W.A. Vonk en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2013. [1]