ECLI:NL:RBMNE:2013:3129

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2013
Publicatiedatum
1 augustus 2013
Zaaknummer
16-441207-11 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na hennepkwekerij

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 april 2013 uitspraak gedaan tegen een veroordeelde, geboren op 29 maart 1973 in Guyana, die betrokken was bij de teelt van hennep. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot betaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 118.678,- beoordeeld. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. R. Walet, pleitte voor vrijspraak en verzocht om matiging van het bedrag wegens onvoldoende draagkracht van de veroordeelde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd, zoals blijkt uit het vonnis van 4 april 2013. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bewijsmiddelen in dat vonnis en de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, die was uitgevoerd door de politie. De rechtbank hanteerde de normen uit het rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) en kwam tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, na aftrek van kosten, op € 109.530,37 werd geschat.

De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde voldoende draagkracht had om het bedrag te betalen, ondanks zijn verweer dat hij niet in staat was om te betalen. De rechtbank legde de verplichting op tot betaling aan de Staat van het vastgestelde bedrag van € 109.530,37. Dit vonnis is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de rechters A.M.M.E. Doekes-Beijnes, J.P.W. Helmonds en M.A.A.T. Engbers aanwezig waren, bijgestaan door griffier mr. S. Prinsen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/441207-11 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 4 april 2013
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde],
geboren op 29 maart 1973 te [geboorteplaats] (Guyana),
wonende aan de[adres ] te [woonplaats].
Raadsman: mr. R. Walet, advocaat te Amersfoort.

1.De procedure

De rechtbank heeft acht geslagen op het volgende:
  • de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
  • het strafdossier onder parketnummer 16/441207-11, waaruit blijkt dat de veroordeelde op 4 april 2013 door de meervoudige kamer is veroordeeld terzake van het telen van hennep, tot de in die uitspraak vermelde straf;
  • het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van 15 juni 2010 [nummer];
  • de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 21 maart 2013.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Walet, advocaat te Amersfoort.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 118.678,-.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor de hiervoor genoemde in de strafzaak bewezenverklaarde feiten vrijspraak bepleit en aldus primair verzocht de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht het bedrag te matigen wegens het ontbreken van voldoende draagkracht van de veroordeelde.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Dat de veroordeelde het bewezenverklaarde heeft begaan blijkt uit het door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank gewezen vonnis in de strafzaak van 4 april 2013 en uit de in dat vonnis opgenomen bewijsmiddelen. De rechtbank ontleent aan de inhoud van die bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat de grondslag voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, neergelegd in het proces-verbaal wederrechtelijk verkregen voordeel met nummer [nummer], pagina's 46 tot en met 55, juist is. De politie is bij de berekening uitgegaan van de normen, zoals weergegeven in het rapport "Standaardberekening wederrechtelijk verkregen voordeel bij hennepkwekerijen", opgesteld op 14 april 2005 door het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM). Bij gebrek aan een verklaring van de zijde van de veroordeelde heeft de rechtbank geen reden om van deze gebruikte normen af te wijken.
Bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel hanteert de rechtbank de volgende uit de berekening van de politie overgenomen uitgangspunten:
Ten aanzien van de opbrengst:
Aantal planten: 670
Opbrengst per plant: 28,2 gram
Verkoopprijs per gram: € 3,36
Totaal bruto wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst:
670 x 28,2 gram x € 3,36 = € 63.483,84
Ten aanzien van de kosten:
Afschrijving kweekinstallatie: € 533,33
Inkoopprijs stekjes: € 2,94 x 670 = € 1.969,80
Bodem, water en voeding: € 2,45 x 670 = € 1.641,50
Totale kosten: € 4.144,63
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel:
Bruto opbrengst € 63.483,84
Kosten
€ 4.144,63-/-
Wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst € 59.339,21
De rechtbank gaat uit van meerdere oogsten, gelet op de geconstateerde vervuiling van de aanwezige koolstoffilters, die ter plaatse is ontstaan, de dikke laag stof op de aanwezige assimilatielampen en de dikke laag kalkaanslag op het zeil dat op de vloer lag. In het voordeel van de veroordeelde zal de rechtbank het aantal oogsten vaststellen op twee. Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op een bedrag van € 118.678,42.
Ter terechtzitting heeft de verdediging aangevoerd dat de veroordeelde met betrekking tot de diefstal van elektriciteit in het kader van een civielrechtelijke procedure reeds is veroordeeld tot betaling van een bedrag van in totaal € 18.519,43. Het schadebedrag door illegaal weggenomen stroom is door de politie vastgesteld op € 13.722,07 ten aanzien van drie oogsten. De rechtbank zal de kosten van het stroomverbruik ten aanzien van twee oogsten gelet op het gestelde in artikel 38 e lid 8 van het Wetboek van Strafrecht in mindering brengen op het berekende bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel, te weten een bedrag van € 9.148,05.
De rechtbank schat het wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve op een bedrag van
€ 109.530,37.

3.De verplichting tot betaling

De verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van het bedrag van € 109.530,37 kan aan de veroordeelde worden opgelegd.
De veroordeelde heeft aangevoerd dat hij onvoldoende draagkracht heeft om een dergelijk bedrag te betalen. Uit het onderzoek ter zitting is echter niet aannemelijk geworden dat de huidige en de redelijkerwijs te verwachten toekomstige draagkracht van de veroordeelde niet toereikend zullen zijn om voormeld bedrag te kunnen voldoen. De veroordeelde is een nog jonge gezonde man, die in staat is inkomen uit arbeid te verwerven.

4.De beslissing

De rechtbank:
stelt het bedrag van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van € 109.530,37 (honderdnegenduizend vijfhonderddertig euro en zevenendertig cent).
legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 109.530,37 (honderdnegenduizend vijfhonderddertig euro en zevenendertig cent).
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, J.P.W. Helmonds en M.A.A.T. Engbers, rechters, bijgestaan door mr. S. Prinsen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2013.