ECLI:NL:RBMNE:2013:3142

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
16-710809-10
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • C.A.M. van Straalen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor schade door voorlopige hechtenis en kosten raadsman

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende vergoedingen op grond van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. E.D. Bokhorst, had verzocht om een schadevergoeding van € 20.895 voor geleden schade door voorlopige hechtenis en een vergoeding voor de kosten van de raadsman. De rechtbank heeft de verzoeken behandeld in een openbare raadkamer op 25 juni 2013, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw mr. C.M. Bast aanwezig waren. Verzoeker was niet verschenen op de zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 18 mei 2010 in verzekering is gesteld en dat zijn voorlopige hechtenis op 30 juli 2010 is opgeheven. In totaal heeft verzoeker 73 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Op 28 januari 2013 is aan verzoeker een kennisgeving van niet verdere vervolging verstuurd. De rechtbank overweegt dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding, maar komt tot de conclusie dat de gevraagde vergoeding van € 20.895 niet gerechtvaardigd is. De rechtbank kent verzoeker een vergoeding toe van € 6.965, gebaseerd op de dagen die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om vergoeding van de kosten van de raadsman beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat een vergoeding van € 550,00 voor de kosten van de raadsman op zijn plaats is. In totaal kent de rechtbank verzoeker een vergoeding toe van € 7.515,00, bestaande uit de schadevergoeding en de kosten van de raadsman. De beslissing is genomen door mr. C.A.M. van Straalen, rechter, in aanwezigheid van mr. J. van Elk, griffier, en is uitgesproken in openbare raadkamer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/710809-10
Rekestnummer: 13/913 en 13/914
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op de op 9 april 2013 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschriften, op grond van het bepaalde in de artikelen 89 (rekestnummer 13/913) en 591a (rekestnummer 13/914) van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van

[verzoeker], (hierna te noemen: verzoeker),

geboren te[geboorteplaats] op[geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
domicilie kiezende ten kantore van diens raadsman, mr. E.D. Bokhorst, advocaat te Veenendaal.
De verzoekschriften zijn in openbare raadkamer behandeld op 25 juni 2013.
Gehoord zijn de officier van justitie en de raadsvrouw, mr. C.M. Bast, advocaat te Veenendaal, die verklaart waar te nemen voor mr. Bokhorst voornoemd.
Verzoeker is, alhoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Het verzoekschrift ex artikel 89 Sv strekt er toe dat de rechtbank een vergoeding toekent voor de schade die verzoeker tengevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis stelt te hebben geleden tot een bedrag van € 20.895.
Het verzoekschrift ex artikel 591a Sv strekt er toe dat de rechtbank een vergoeding toekent voor de kosten van de raadsman voor het opstellen, indienen en mondeling behandelen van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het dossier in de strafzaak tegen verzoeker als verdachte (met opgemeld parketnummer), van het schriftelijk advies van de officier van justitie d.d. 21 juni 2013 en van voornoemde verzoekschriften.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de onderhavige verzoeken uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
1.
verzoeker is op 18 mei 2010 in verzekering gesteld, en de voorlopige hechtenis is opgeheven met ingang van 30 juli 2010;
2.
op 21 mei 2010 is het bevel beperkingen afgegeven en op 2 juli 2010 is het bevel beperkingen opgeheven;
2.
in totaal gaat het om 73 (hele) dagen, waarvan 3 dagen doorgebracht in een politiebureau en 42 dagen in beperkingen doorgebracht in een huis van bewaring en 28 dagen in een huis van bewaring zonder beperkingen;
3.
op 28 januari 2013 is aan verzoeker een kennisgeving van niet verdere vervolging verstuurd, inhoudende dat hij niet verder vervolgd zal worden.
Overwegingen
Nu de strafzaak van verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, kan hij aanspraak maken op een vergoeding zoals hierna is vermeld.

Ter zake het verzoekschrift ex artikel 89 Sv

Verzoeker kan aanspraak maken op een vergoeding van de schade die is geleden ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis. Schadevergoeding wordt toegekend indien en voorzover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker alles in aanmerking genomen een vergoeding toekomt van € 6.965,-. De rechtbank gaat daarbij uit van de dagen doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis als hierboven opgenomen en van de bedragen die over het algemeen worden toegekend als vergoeding daarvoor, te weten 45 dagen à € 105,- en 28 dagen à € 80,-.
De rechtbank ziet in hetgeen namens verzoeker is aangevoerd geen aanleiding om een hogere dan de gebruikelijke vergoeding toe te kennen, en overweegt daartoe in het bijzonder dat het standaardbedrag dat in het kader van een verzoek ex artikel 89 Sv wordt toegekend, feitelijk een vergoeding is voor de materiële en immateriële schade tengevolge van detentie. Daarnaast kan ingevolge artikel 89 Sv een vergoeding worden toegekend voor inkomstenderving en andere extra immateriële schade, mits deze een rechtstreeks gevolg zijn van de detentie. In het onderhavige geval ziet de rechtbank geen aanleiding om een bijzonder geval aanwezig te achten, waarin van een hoger bedrag dan de forfaitaire vergoeding uit zou moeten worden gegaan. Immers is de door verzoeker gestelde schade, te weten dat hij getroffen is in zijn eer en goede naam en dat er wegens berichten in de media anders tegen hem wordt aangekeken, waardoor hij onder andere problemen heeft bij het zoeken naar een baan, geen rechtstreeks gevolg van de detentie.

Ter zake het verzoekschrift ex artikel 591a Sv

De rechtbank is van oordeel dat aan kosten van de raadsman voor het indienen en mondeling toelichten van het verzoekschrift een vergoeding op zijn plaats is zoals die gewoonlijk wordt toegewezen, te weten € 550,00 (inclusief BTW).
In totaal is derhalve naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking nemend, een vergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € 7.515,-.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt:
Op de voet van artikel 89 Sv:
kentverzoeker ten laste van de Staat een vergoeding
toeten bedrage van € 6.965,- (zegge: zesduizend negenhonderdvijfenzestig euro);

wijst het verzoek voor het overige af.

Op de voet van artikel 591a Sv:
kent toeaan verzoeker uit 's Rijks kas een vergoeding ten bedrage van € 550,- (zegge: vijfhonderdvijftig euro);
beveeltde griffier van deze rechtbank voormelde bedragen aan verzoeker uit te betalen op rekeningnummer [woonplaats] t.n.v. [verzoeker], o.v.v. [verzoeker]
Deze beslissing is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, rechter, als lid van de enkelvoudige raadkamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 9 juli 2013.