In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 25 april 2013 was ingediend. Het verzoekschrift was ingediend op grond van artikel 89 en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) door verzoeker, die in verband met een strafzaak schadevergoeding en kostenvergoeding vroeg. Verzoeker was op 8 april 2013 in verzekering gesteld en op 9 april 2013 weer heengezonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker één dag in verzekering heeft doorgebracht en dat hij op 9 april 2013 een kennisgeving van niet verdere vervolging heeft ontvangen.
De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld en geconcludeerd dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van € 105,- voor de ondergane verzekering. Dit bedrag is gebaseerd op de gebruikelijke vergoedingen voor dagen doorgebracht in verzekering. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van € 280,- voor de kosten van zijn raadsvrouw voor het indienen van het verzoekschrift. De totale vergoeding die aan verzoeker wordt toegekend, bedraagt derhalve € 385,-.
De beslissing is genomen door mr. C.A.M. van Straalen, rechter, in aanwezigheid van mr. J. van Elk, griffier, en is uitgesproken in openbare raadkamer. De rechtbank heeft de griffier opgedragen om de toegekende bedragen aan verzoeker uit te betalen.