ECLI:NL:RBMNE:2013:3146

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
16-661418-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.A.M. van Straalen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift inbeslaggenomen goederen ongegrond verklaard

Op 9 juli 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, uitspraak gedaan in een klaagschrift betreffende inbeslaggenomen goederen. Het klaagschrift was ingediend door klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. R.P. de Graaf, en was gericht tegen het voortduren van de inbeslagneming van twee mobiele telefoons en een geldbedrag van € 970,-. De inbeslagname vond plaats op 22 april 2013 in het kader van een strafzaak tegen klager.

De rechtbank heeft het klaagschrift behandeld in een openbare raadkamer op 25 juni 2013, waar zowel klager als de officier van justitie aanwezig waren. De raadsman voerde aan dat de in beslag genomen goederen geen verband hielden met het strafbare feit waarvan klager werd verdacht en dat het onderzoek aan de telefoons niet veel tijd in beslag zou nemen. De officier van justitie daarentegen betoogde dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave, omdat de in beslag genomen telefoons cruciaal waren voor het aan de dag brengen van de waarheid in de strafzaak.

De rechtbank overwoog dat het voortduren van het beslag noodzakelijk was voor het verrichten van verder onderzoek, zowel naar de telefoons als naar de herkomst van het geldbedrag. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een dusdanig tijdsverloop dat het beslag niet langer kon voortduren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat de inbeslaggenomen goederen niet aan klager werden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661418-13
Rekestnummer: 13/1070
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer, op het op 7 mei 2013 ter griffie van deze rechtbank ingekomen klaagschrift van

[klager], (hierna te noemen: klager),

geboren te[geboorteplaats] (Marokko) op[geboortedatum],
wonende te[woonplaats],
domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman, mr. R.P. de Graaf, advocaat te Utrecht.
Het klaagschrift is gericht tegen (het voortduren van) de inbeslagneming en (daarmee kennelijk tevens) tegen het uitblijven van een last tot teruggave van het inbeslaggenomene aan klager.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het dossier in de strafzaak tegen klager als verdachte (met opgemeld parketnummer), van voornoemd klaagschrift en van het schriftelijk advies van de officier van justitie d.d. 22 mei 2013.
Het klaagschrift is behandeld in openbare raadkamer op 25 juni 2013.
Gehoord zijn klager, de raadsman van klager, mr. R.P. de Graaf, advocaat te Utrecht en de officier van justitie.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het onderhavige beklag uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
1.
onder klager is op 22 april 2013 in beslag genomen:
  • een mobiele telefoon van het merk Nokia;
  • een mobiele telefoon van het merk Blackberry, type Bold, kleur zwart;
  • een geldbedrag van € 970,-;
2.
klager heeft geen afstand gedaan van hetgeen in beslag is genomen.
Overwegingen
Maatstaf bij de beoordeling van het onderhavige klaagschrift is of het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van hetgeen bij klager in beslag is genomen. Nu beslag is gelegd op de voet van artikel 94 Sv is daarbij in dit geval van belang of het voortduren van het beslag nodig is voor het aan de dag brengen van de waarheid in een strafzaak.
De raadsman van klager heeft in raadkamer ter aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat de goederen in april 2013 in beslag zijn genomen. De raadsman heeft betoogd dat onderzoek aan de telefoons niet veel tijd in beslag hoeft te nemen en dat de politie voldoende tijd heeft gehad om dit onderzoek te verrichten. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat in het gehele proces-verbaal van politie niet gerept wordt over het geldbedrag dat in beslag is genomen. De raadsman vraagt zich derhalve af waar het onderzoek aan het geldbedrag uit bestaat. De in beslag genomen goederen hebben bovendien geen enkel verband met het strafbare feit waarvan klager wordt verdacht, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen teruggave en daartoe aangevoerd dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen teruggave, nu het beslag dient voort te duren voor het aan de dag brengen van de waarheid in de strafzaak. Uit het strafdossier blijkt dat het relevant is om de in beslag genomen telefoons uit te lezen, vanwege contacten tussen de diverse verdachten in de strafzaak. Voorts heeft de politie geen oneindige capaciteit, waardoor de termijn waarop dergelijk onderzoek kan worden uitgevoerd ook wordt beïnvloed.
Met betrekking tot het geldbedrag verzet de officier van justitie tegen teruggave, omdat dit geldbedrag is aangetroffen bij een aanhouding op heterdaad wegens verdenking van een inbraak. In verband met de waarheidsvinding is het noodzakelijk om verder onderzoek te verrichten naar de herkomst van dit geldbedrag in algemene zin.
De officier van justitie is van mening dat er geen sprake is van een dusdanig tijdsverloop, dat de inbeslagname niet langer kan voortduren.
Hetgeen van de zijde van het openbaar ministerie is aangevoerd rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat het belang van strafvordering zich in dit geval verzet tegen de teruggave van de twee mobiele telefoons en het geldbedrag aan klager. Het beslag dient voort te duren voor het aan de dag brengen van de waarheid in de strafzaak. De rechtbank overweegt dat er geen sprake is van een dusdanig tijdsverloop dat het beslag niet langer kan voortduren voor het verrichten van onderzoek. Het klaagschrift zal derhalve ongegrond worden verklaard
Beslissing
De rechtbank:

verklaart het beklag ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, rechter, als lid van de enkelvoudige raadkamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van de enkelvoudige raadkamer in deze rechtbank van 9 juli 2013.