In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 19 april 2013 was ingediend. Het verzoekschrift was ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. K.R. Koopman, en betrof twee verzoeken op basis van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek ex artikel 89 Sv was gericht op het verkrijgen van een schadevergoeding van € 105,- voor de schade die verzoeker had geleden als gevolg van ondergane verzekering. Het verzoek ex artikel 591a Sv was gericht op vergoeding van de kosten van de raadsvrouw voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift, ter hoogte van € 280,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 19 augustus 2012 in verzekering was gesteld en op 20 augustus 2012 was heengezonden. Op 19 maart 2013 heeft het Openbaar Ministerie verzoeker niet langer als verdachte aangemerkt. De rechtbank overwoog dat verzoeker recht had op een schadevergoeding, aangezien de strafzaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank kende verzoeker een schadevergoeding toe van € 105,- voor de ondergane verzekering en een vergoeding van € 280,- voor de kosten van de raadsvrouw. In totaal werd een vergoeding van € 385,- toegewezen. De beslissing werd uitgesproken in openbare raadkamer, waarbij de griffier mr. J. van Elk aanwezig was.