ECLI:NL:RBMNE:2013:3189

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2013
Publicatiedatum
6 augustus 2013
Zaaknummer
16-659409-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval op autobedrijf door werknemer

Op 6 augustus 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 april 2013 samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op een autobedrijf in Nieuwegein, waar hij zelf werkzaam was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 23 juli 2013 heeft de officier van justitie de verdachte beschuldigd van diefstal met geweld, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van de afpersing. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal, maar sprak hem vrij van de afpersing. De rechtbank nam de conclusie van de deskundige over de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte niet over, omdat er geen voldoende bewijs was dat de verdachte niet in staat was om de betekenis van zijn gedrag te beseffen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoon van de verdachte. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval met een kapmes, wat een traumatische ervaring voor het slachtoffer betekende. De rechtbank vond het bijzonder kwalijk dat de verdachte zijn eigen werkgever had overvallen en daarbij een minderjarige had betrokken. De benadeelde partij, het slachtoffer, vorderde schadevergoeding, die door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/659409-13 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 augustus 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te[postcode] [woonplaats], [adres].
raadsman mr. W.H. Jonkers, advocaat te ‘s-Gravenhage

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 juli 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 20 april 2013 te Nieuwegein, samen met een ander, een gewapende overval heeft gepleegd op een autobedrijf en/of zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat vrijspraak dient te volgen voor de alternatief ten laste gelegde afpersing.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen gelet op de omstandigheid dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd. Naar de mening van de verdediging kan de ten laste gelegde diefstal met geweld bewezen worden geacht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het impliciet primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 23 juli 2013 [1] ;
- de aangifte van[slachtoffer] namens [bedrijf]. [2]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 20 april 2013 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en een autosleutel en een kentekenbewijs toebehorende aan [bedrijf]., welke diefstal werd voorafgegaan door en vergezeld van bedreiging met geweld tegen[slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader
  • met bivakmutsen, althans gezichtsbedekking) het kantoor van die [slachtoffer] zijn binnengegaan en
  • vervolgens) een kapmes, heeft opgeheven in de richting van die [slachtoffer] en/of dreigend aan die [slachtoffer] heeft getoond en
  • meermalen) naar die [slachtoffer] heeft geroepen: "Geld!" en "Waar is de kluis?", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch onderzoek van 25 juni 2013 van mr.drs. R.A. Sterk, psycholoog. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Verdachte komt in het onderhavige onderzoek naar voren als een egocentrische en verhoogd krenkbare 18-jarige jongen, die beschikt over intellectuele capaciteiten op bovengemiddeld niveau.
Er is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een cannabisafhankelijkheid, welke momenteel gedwongen in remissie is door zijn detentie. Naast de geconstateerde cannabisafhankelijkheid is er geen andere ziekelijke stoornis geconstateerd. Zijn intelligentie blijkt bovengemiddeld te zijn.
Er is wel sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in narcistische en antisociale richting.
Verdachte moet in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het ten laste gelegde in te kunnen zien. Hij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om zijn wil overeenkomstig bovengenoemd inzicht geheel in vrijheid te kunnen bepalen. De rechtbank wordt geadviseerd om verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige tot een enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid niet over. Uit het enkele feit dat bij iemand sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in narcistische en antisociale richting volgt niet zonder meer dat er sprake is van (enigszins) verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank vindt in het rapport van de deskundige en in de overige inhoud van het dossier geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verdachte niet in voldoende mate in staat is om de betekenis van zijn gedrag te beseffen en om op grond daarvan zijn wil te bepalen. De rechtbank acht verdachte dan ook in staat de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag volledig te dragen
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen waarvan 471 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij De Waag, alsmede een locatiegebod met elektronisch toezicht voor de duur van maximaal een half jaar. Voorts heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 240 uren gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat in het onderhavige geval het jeugdstrafrecht niet van toepassing is. De verdediging kan zich vinden in de door de officier van justitie gekozen strafmodaliteit, maar vindt de straf wel aan de forse kant.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een gewapende overval, daarbij gebruik makend van een groot kapmes.
Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor een slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Dat dit in het onderhavige geval ook daadwerkelijk zo was, blijkt uit de slachtofferverklaring van[slachtoffer], door hem ter zitting voorgelezen. Ook heeft deze overval consequenties gehad voor de bedrijfsvoering van [bedrijf]., aangezien het bedrijf sinds de overval op zaterdag dicht is. De bedrijfsleiding acht het onverantwoord als er niet minimaal twee personen in het bedrijf aanwezig zijn. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen.
De rechtbank neemt het verdachte voorts kwalijk dat hij voor deze overval het oog heeft laten vallen op zijn eigen werkgever, daarbij gebruik makend van de wetenschap dat het slachtoffer[slachtoffer], een collega van verdachte, op de dag van de overval de enige aanwezige was in het autobedrijf. Verdachte heeft het vertrouwen van zijn collega’s in ernstige mate geschaad.
Daarnaast neemt de rechtbank verdachte kwalijk dat hij een jongen van pas 15 jaar in de uitvoering van zijn plannen heeft betrokken. Tevoren was afgesproken dat deze jongen het woord zou voeren om te voorkomen, dat verdachte door zijn collega herkend zou worden. Dit is een geraffineerde en laffe werkwijze. Deze jongen zou ook het mes –afkomstig van verdachte- hanteren en hiermee heeft verdachte een heel groot risico genomen. De kans dat deze jonge mededader in de hectiek van de overval door ongecontroleerde bewegingen met dit grote mes ernstige verwondingen aan het slachtoffer zou toebrengen, was immers groot.
De rechtbank heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 juni 2013, waaruit blijkt dat verdachte in 2011 een transactie heeft gehad in verband met een mishandeling. Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het hiervoor onder 5.2 genoemde rapport, het reclasseringsadvies van 20 juni 2013 en het voortgangsverslag van 16 juli 2013.
Het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren (hierna: LOVS) heeft oriëntatiepunten opgesteld over door de strafrechters te hanteren uitgangspunten bij winkelovervallen. Indien sprake is van licht geweld/bedreiging wordt ingevolge deze oriëntatiepunten van mei 2013 als uitgangspunt gehanteerd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren. Licht geweld wordt gedefinieerd als een enkele ruk/duw zonder noemenswaardig letsel.
De rechtbank hanteert een winkeloverval met licht geweld/bedreiging als uitgangspunt. De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat verdachte de overval in een samenwerkingsverband heeft gepleegd. De rechtbank zal in het voordeel van verdachte meewegen dat hij -zoals de reclassering schrijft- probleembesef heeft, spijt toont over het gepleegde delict, inzicht heeft in de consequenties van zijn delict voor de slachtoffers en gemotiveerd is om onder begeleiding van de reclassering aan zichzelf te werken en op deze wijze een herhaling van dit gedrag in de toekomst te voorkomen.
Ondanks de hiervoor genoemde positieve elementen, kan gelet op de ernst van het feit niet worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf. De door de officier van justitie gevorderde straf doet onvoldoende recht aan de ernst van het gepleegde feit. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om het uitgangspunt van twee jaar gevangenisstraf naar beneden bij te stellen. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Dat verdachte inmiddels met elektronisch toezicht geschorst is uit de voorlopige hechtenis doet hier niet aan af.
De voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de Reclassering, zoals hierna aangegeven, mogelijk. Met dit voorwaardelijk strafdeel wordt voorts beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat er gelet op het vorenstaande geen reden is om de schorsing van de voorlopige hechtenis voort te laten duren.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij[slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 859,15 , te weten € 30,00 voor reis- en parkeerkosten, en € 829,15 voor immateriële kosten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van die vordering niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 860,00, te weten € 30,00 aan materiële schade en € 830,00 aan immateriële schade. De vordering zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Het door de verdediging gedane verzoek om te bepalen dat het te betalen bedrag in termijnen mag worden voldaan, zal door de rechtbank worden gehonoreerd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* de verdachte zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
* de verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* de verdachte zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 14 d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* de verdachte zal tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde naleven;
- stelt als
bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt het verlenen van medewerking aan een behandeling bij De Waag;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft de schorsing van de voorlopige hechtenis op;
Benadeelde partij[slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij[slachtoffer] van € 860,00 waarvan € 30,00 ter zake van materiële schade en € 830,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 20 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer], € 860,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2013, bij niet betaling te vervangen door 17 dagen gevangenisstraf, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat het verschuldigde bedrag mag worden voldaan in acht opvolgende maandelijkse termijnen van elk € 100,00 en één laatste maandelijkse termijn van € 60,00;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter, mr. P.K. van Riemsdijk en mr. L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 augustus 2013.
Mr. P.K. van Riemsdijk is verhinderd dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
BIJLAGE I
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 20 april 2013 te Nieuwegein, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
hoeveelheid geld en/of autosleutel en/of kentekenbewijs, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf]., in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en /
of bedreiging met geweld tegen[slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld[slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte
van een geldkist (met inhoud) en/of autosleutel en/of kentekenbewijs, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf]., in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij
en/of zijn mededader(s)
- ( met bivakmutsen, althans gezichtsbedekking) het kantoor van die [slachtoffer]
is/zijn binnengegaan en/of
- ( vervolgens) een kapmes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
heeft/hebben opgeheven in de richting van die [slachtoffer] en/of dreigend aan die
[slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of
- ( meermalen) naar die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen: "Geld!" en/of "Waar is
de kluis?", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van de zitting d.d. 23 juli 2013.
2.Het proces-verbaal van aangifte door[slachtoffer] d.d. 20 april 2013, opgenomen op pagina 31-34 van het proces-verbaal dossiernummer PL0960 2013087571, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 72.