Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 april 2013;
- de brief met producties van 4 juni 2013 van Stedin ten behoeve van de comparitie;
- de brief van [gedaagde] met een productie van 6 juni 2013 ten behoeve van de comparitie;
- het proces-verbaal van comparitie van 13 juni 2013.
2.Feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
LJN: BC9768, rechtbank Dordrecht 7 april 2010,
LJN: BL9324 en rechtbank Amsterdam 1 september 2010,
LJN: BO8156 stelt Stedin dat [gedaagde] als contractant de plicht heeft ervoor te zorgen dat de elektriciteitsmeter niet gemanipuleerd kan worden. Deze plicht heeft hij verzaakt, aldus Stedin.
“ [C] (fraudemedewerker van Stedin; toevoeging kantonrechter) heeft vervolgens de kap van de meterkast verwijderd. Wij zagen daarna, dat alhier diefstal van stroom plaatsvond ten behoeve van genoemde kweekruimten.”. Evenmin was het hem als leek opgevallen dat een extra buis was geplaatst waardoor een elektriciteitskabel was getrokken, dat een verzegeling ontbrak en gebruik was gemaakt van nepzegels. De raadsman van [gedaagde] heeft nog toegelicht dat [B] hem telefonisch heeft meegedeeld dat het aftappen van elektriciteit professioneel was gedaan en dat een leek niet kan zien dat een verzegeling ontbreekt. Ten slotte voert [gedaagde] aan dat een deel van de kantoorstroom via zijn meterkast liep, zodat [A] toegang tot deze kast nodig had en hij de kast niet kon afsluiten.
LJN: BI3725 en rechtbank Rotterdam 29 juli 2011,
LJN: BV1064). Deze aansprakelijkheid van de contractant vindt zijn grondslag in de opvatting dat van een verhurende contractant verwacht mag worden zich met enige regelmaat ervan te vergewissen op welke manier de huurder het gehuurde gebruikt.