ECLI:NL:RBMNE:2013:3235

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
852458
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van huurder voor elektriciteitsdiefstal door derden in huurpand

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, stond de aansprakelijkheid van de huurder, [gedaagde], centraal in verband met een hennepstekkerij die in de bedrijfshal van zijn verhuurder, [A], werd aangetroffen. De eiser, Stedin Netbeheer BV, stelde [gedaagde] aansprakelijk voor de schade die voortvloeide uit de diefstal van elektriciteit, die volgens hen het gevolg was van een schending van de contractuele zorgplicht door [gedaagde]. De procedure begon met een tussenvonnis op 3 april 2013, gevolgd door een comparitie van partijen op 13 juni 2013. Stedin vorderde een schadevergoeding van € 18.307,60, te vermeerderen met wettelijke rente, en stelde dat [gedaagde] verantwoordelijk was voor de manipulatie van de elektriciteitsmeter, wat leidde tot de onrechtmatige afname van elektriciteit.

De feiten wezen uit dat [gedaagde] van mei 2007 tot februari 2012 een appartement huurde van [A]. In juni 2011 werd in de bedrijfshal een hennepstekkerij ontdekt, en Stedin stelde vast dat de verzegeling van de meterkast van [gedaagde] was verbroken. [gedaagde] betwistte echter aansprakelijkheid en stelde dat hij niet op de hoogte was van de onregelmatigheden. De kantonrechter oordeelde dat er geen bewijs was dat [gedaagde] zelf betrokken was bij de elektriciteitsdiefstal en dat hij niet nalatig was geweest in zijn zorgplicht. De rechter concludeerde dat [gedaagde] geen verwijt te maken viel en dat de vorderingen van Stedin moesten worden afgewezen. Stedin werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 852458 AC EXPL 13-708 MEH 4215
Vonnis van 10 juli 2013
in de zaak tussen
de besloten vennootschap
Stedin Netbeheer BV,
gevestigd te Rotterdam,
verder te noemen: Stedin,
eiseres,
gemachtigde: mr. A. Ester,
en
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
verder te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.A. Geuze.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 april 2013;
  • de brief met producties van 4 juni 2013 van Stedin ten behoeve van de comparitie;
  • de brief van [gedaagde] met een productie van 6 juni 2013 ten behoeve van de comparitie;
  • het proces-verbaal van comparitie van 13 juni 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
In de periode van mei 2007 tot en met februari 2012 heeft [gedaagde] van [A] een appartement gehuurd aan [adres] in [woonplaats] (gemeente Leusden). [gedaagde] huurde de etage op de eerste verdieping. Op de begane grond heeft [A] een kantoorruimte, een bedrijfshal en een magazijnruimte in gebruik. Op een gegeven moment heeft [A] de bedrijfshal aan een derde verhuurd. In de centrale hal achter de voordeur bevinden zich twee meterkasten: een voor de door [gedaagde] gehuurde bovenverdieping en een voor de benedenverdieping.
2.2.
Op 20 juni 2011 is in de bedrijfshal een hennepstekkerij aangetroffen. Door Stedin en de politie is vastgesteld dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast van de meterkast van [gedaagde] was verbroken. Verder is vastgesteld dat een vijfaderige elektriciteitskabel aan de onderkant van de hoofdzekeringen was bijgeplaatst, zodat de elektriciteit die via deze kabel liep, niet door de elektriciteitsmeter is geregistreerd.
2.3.
Op 29 juni 2011 doet Stedin aangifte bij de Regiopolitie Utrecht, district Eemland, van diefstal van elektriciteit.
2.4.
In haar brief van 4 juli 2011 stelt Stedin [gedaagde] aansprakelijk voor de door haar geleden schade. Deze bedraagt volgens haar € 18.307,61.
2.5.
In zijn brief van 15 juli 2011 aan Stedin betwist [gedaagde] aansprakelijk te zijn. Hij schrijft onder meer:
“Uit onderzoek is gebleken dat de stroom, die ten behoeve van deze kwekerij is gebruikt, illegaal bij mij “voor de meter” werd afgetapt. Ik ben hier niet van op de hoogte geweest. (…)
Uit bovenstaande blijkt dus dat derden niet alleen illegaal stroom ‘voor de meter’ hebben afgetapt, maar sinds juni 2008 ook nog eens via mijn meter het kantoor en de bedrijfshal van stroom hebben voorzien. (…)
De rechercheur van Politie, [B] , die deze zaak in behandeling heeft, heeft in het kader van het politieonderzoek veelvuldig contact gehad met Dhr. [C] van Stedin. [B] is ook volledig op de hoogte van mijn positie in deze kwestie en kan u bevestigen dat ik niets met deze zaak te maken heb. Aangezien dit zeer privacygevoelige informatie betreft, kan ik u hieromtrent geen verdere mededelingen doen. Ik verzoek u derhalve dringend hierover contact op te nemen met [B] van de Politie.”
2.6.
In haar brief van 31 augustus 2011 aan [gedaagde] schrijft Stedin onder andere:
“Wij hebben nooit gesteld dat u zelf de onregelmatigheden hebt uitgevoerd. Wij stellen dat er sprake is van een onrechtmatige daad en/of van ongerechtvaardigde verrijking. Wij blijven van mening dat u als contractant aansprakelijk bent voor de (manipulatie aan de) aansluiting en voor onrechtmatige energieafname.”
2.7.
In zijn brief van 12 september 2011 aan Stedin schrijft [gedaagde] :
“Het gaat om vertrouwelijke informatie die we niet aan papier kunnen of willen toe vertrouwen. (…) Ik verzoek u dan ook vriendelijk doch dringend om in te stemmen met een persoonlijk gesprek. (…)”

3.Het geschil

3.1.
Stedin vordert dat de kantonrechter [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 18.307,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2011, althans vanaf de dag van de dagvaarding, en de kosten van de procedure.
3.2.
Zij legt aan haar vorderingen, kort gezegd, het volgende ten grondslag. Als [gedaagde] de verzegeling heeft verbroken of laten verbreken, is hij aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad, aldus Stedin. Tegelijkertijd betrekt Stedin in haar dagvaarding het standpunt dat [gedaagde] niet actief bij de hennepstekkerij is betrokken.
Verder stelt Stedin dat tussen haar en [gedaagde] een overeenkomst tot stand is gekomen ter zake van het transport van elektriciteit. [gedaagde] is volgens Stedin hoe dan ook aansprakelijk op grond van zijn zorgplicht als contractant met betrekking tot het transport en de levering van elektriciteit. Ter onderbouwing wijst zij op artikel 4 leden 2, 3 en 6 van de Algemene Voorwaarden 2008. Deze leden luiden:
2. De contractant is gehouden, voor zover zulks redelijkerwijs nodig is, aan de netbeheerder zijn medewerking te verlenen bij de toepassing en de uitvoering van het in de aansluit- en transportovereenkomst bepaalde en de controle op de naleving daarvan, en wel in het bijzonder door:
a. de netbeheerder zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen van door hem waargenomen of vermoede schade, gebreken of onregelmatigheden in het in het perceel aanwezige gedeelte van de aansluiting en/of de meetinrichting, verbreking van de verzegeling daaronder begrepen;
(…)
3. De contractant is gehouden het redelijkerwijs mogelijke te doen om schade aan het in het perceel aanwezige gedeelte van de aansluiting en/of de meetinrichting te voorkomen.
6. Het is de contractant niet toegestaan:
a. door middel van en/of met behulp van de installatie via het net dat door de netbeheerder wordt beheerd, hinder of schade te veroorzaken voor de netbeheerder of andere contractanten;
b. door of vanwege de netbeheerder of een erkende meetverantwoordelijke aangebrachte verzegelingen te verbreken of doen verbreken;
c. handelingen te verrichten of te doen verrichten waardoor de hoeveelheid getransporteerde elektrische energie niet of niet juist kan worden vastgesteld, dan wel een situatie te scheppen waardoor het normaal functioneren van de meetinrichting of (andere) door de netbeheerder beheerde apparatuur wordt verhinderd of de Tarieven- en vergoedingsregeling van de netbeheerder niet of niet juist kan worden toegepast.
In de kern komt de zorgplicht er volgens Stedin op neer dat de contractant ervoor moet zorgen dat de elektriciteitsmeter niet gemanipuleerd kan worden. Deze verplichting heeft [gedaagde] geschonden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren van Stedin althans tot het ontzeggen van haar vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voor zover Stedin haar vorderingen baseert op de stelling dat [gedaagde] de verzegeling heeft verbroken of laten verbreken, gaat de kantonrechter daaraan voorbij. Immers, in haar brief van 31 augustus 2011 schrijft Stedin dat zij nooit heeft gesteld dat [gedaagde] zelf de onregelmatigheden heeft uitgevoerd (zie r.o. 2.6). Gelet op het consistente verweer dat [gedaagde] – ook voorafgaand aan deze procedure – heeft gevoerd, kan dit standpunt van Stedin niet anders opgevat worden dan als een erkenning dat [gedaagde] niet bij de elektriciteitsdiefstal is betrokken. Dit leidt ertoe dat beoordeeld zal moeten worden of [gedaagde] zijn contractuele zorgplicht heeft geschonden.
4.2.
Van belang is of [gedaagde] een overeenkomst met Stedin heeft gesloten, omdat Stedin haar vordering mede heeft gebaseerd op het bestaan van een dergelijke overeenkomst met inbegrip van algemene voorwaarden waarin de zorgplicht is neergelegd.
[gedaagde] betwist dat hij een overeenkomst met Stedin heeft gesloten. Tijdens de zitting heeft hij wel erkend dat hij rekeningen op zijn naam kreeg van Eneco voor de levering van elektriciteit. Verder betwist hij dat de algemene voorwaarden van Stedin van toepassing zijn.
4.3.
Tijdens de comparitie heeft Stedin toegelicht dat [gedaagde] een verhuisbericht heeft ondertekend en opgestuurd aan Eneco. Omdat tussen [gedaagde] en Eneco een overeenkomst voor de levering van elektriciteit tot stand is gekomen, is automatisch ook een overeenkomst tussen haar en [gedaagde] tot stand gekomen, aldus Stedin. Verder wijst zij erop dat de facturen van Eneco ook transportkosten bevatten. Door betaling van deze kosten is volgens Stedin een overeenkomst met [gedaagde] tot stand gekomen.
Met betrekking tot de algemene voorwaarden stelt Stedin dat zij, nadat zij van de energieleverancier de gegevens van de klant heeft ontvangen, de klant een verhuisbevestiging stuurt waarbij de algemene voorwaarden zijn gevoegd.
4.4.
Met Stedin is de kantonrechter van oordeel dat uit de bepalingen van de Elektriciteitswet 1998 voortvloeit dat de afnemer van elektriciteit niet kan volstaan met een overeenkomst met alleen de leverancier van elektriciteit, maar gehouden is zowel een overeenkomst te sluiten met de leverancier als met de netbeheerder. Gelet op het systeem van de Elektriciteitswet 1998 en de daarin besloten splitsing tussen de leverancier en de netbeheerder en de vaststelling dat Stedin in de regio waarin Leusden ligt, is aangewezen als exclusieve netbeheerder, gaat de kantonrechter ervan uit dat [gedaagde] ook een overeenkomst met Stedin heeft gesloten voor het transport van elektriciteit.
4.5.
Voor zover [gedaagde] met zijn verweer bedoelt te zeggen dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, overweegt de kantonrechter als volgt. Omdat [gedaagde] niet heeft gesteld dat de overeenkomst met Stedin geen melding maakt van de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden, moet ervan uitgegaan worden dat hij met dit verweer dat de algemene voorwaarden niet van toepassing kunnen zijn omdat hij geen overeenkomst met Stedin heeft gesloten. Gelet op hetgeen hiervoor onder r.o. 4.4 is geoordeeld, wordt dit verweer gepasseerd.
4.6.
Voor zover [gedaagde] bedoelt te zeggen dat de algemene voorwaarden niet tijdig – dat wil in dit geval zeggen niet voor of tijdens het sluiten van de overeenkomst – ter hand zijn gesteld, overweegt de kantonrechter als volgt. Gelet op de nadere toelichting tijdens de zitting door Stedin over de manier en het tijdstip waarop deze voorwaarden ter beschikking worden gesteld, had het op de weg van [gedaagde] gelegen zijn verweer nader te onderbouwen. Dit heeft hij nagelaten. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat Stedin de algemene voorwaarden tijdig ter hand heeft gesteld. Voor vernietiging van deze voorwaarden op de voet van artikel 6:233, aanhef en sub b in samenhang met artikel 6:234 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is dan ook geen plaats.
4.7.
De gelding van de algemene voorwaarden brengt mee dat [gedaagde] gebonden is aan de daarin neergelegde zorgplicht van artikel 4.2, 4.3 en 4.6. De vraag is nu of [gedaagde] deze zorgplicht heeft geschonden.
4.8.
Met specifieke verwijzing naar rechtbank Rotterdam 2 april 2008,
LJN: BC9768, rechtbank Dordrecht 7 april 2010,
LJN: BL9324 en rechtbank Amsterdam 1 september 2010,
LJN: BO8156 stelt Stedin dat [gedaagde] als contractant de plicht heeft ervoor te zorgen dat de elektriciteitsmeter niet gemanipuleerd kan worden. Deze plicht heeft hij verzaakt, aldus Stedin.
Stedin heeft toegelicht dat de meterkast open was. Deze meterkast bevindt zich in de gedeelde hal achter de voordeur en is daarom toegankelijk voor alle bezoek. Onder deze omstandigheden heeft [gedaagde] welbewust het risico genomen dat iemand de elektriciteitsmeter zou manipuleren.
Tijdens de comparitie heeft Stedin aan de hand van uitvergrotingen van foto’s toegelicht dat [gedaagde] had kunnen en moeten ontdekken dat een van de verzegelingen verdwenen was (namelijk op de hoofdaansluitkast) en dat gebruik was gemaakt van nepzegels. Verder blijkt uit de foto’s dat alle buizen aan de bovenkant van de elektriciteitsmeter netjes aan de achterwand bevestigd zijn op één na, die ook nog een afwijkende kleur heeft. Ook dit had [gedaagde] moeten opvallen, aldus nog steeds Stedin.
4.9.
[gedaagde] betwist dat hij zijn contractuele zorgplicht heeft geschonden. Hij heeft toegelicht dat hij medio mei 2011 ontdekte dat [A] de bedrijfshal verhuurde aan (een) hem onbekende derde(n). Hij stelt dat hij verdachte personen waarnam, waarna hij de wijkagent heeft ingelicht. Die adviseerde hem contact op te nemen met [B] van de recherche, aldus [gedaagde] . Volgens [gedaagde] heeft [B] hem uit veiligheidsoverwegingen geadviseerd anoniem aangifte te doen, hetgeen hij in de tweede helft van mei 2011 heeft gedaan. Nadat de politie het pand ongeveer een maand heeft geobserveerd, heeft zij op 20 juni 2011 een inval gedaan waarbij de hennepstekkerij is ontdekt, aldus nog steeds [gedaagde] .
[gedaagde] voert verder aan dat de jurisprudentie waarop Stedin zich beroept, betrekking heeft op de situatie waarin een eigenaar of verhuurder zelf (woon)ruimte verhuurt. Dat is hier anders, [gedaagde] heeft het als huurder niet in zijn macht gehad te verhinderen dat [A] de bedrijfshal aan een derde verhuurde.
Tijdens de zitting heeft [gedaagde] – met verwijzing naar het proces-verbaal van bevindingen van [B] – verder toegelicht dat hij niet kon zien dat er stroom afgetapt werd, omdat het daarvoor nodig was de kap van de meterkast af te halen. In dit proces-verbaal staat hierover:
“ [C] (fraudemedewerker van Stedin; toevoeging kantonrechter) heeft vervolgens de kap van de meterkast verwijderd. Wij zagen daarna, dat alhier diefstal van stroom plaatsvond ten behoeve van genoemde kweekruimten.”. Evenmin was het hem als leek opgevallen dat een extra buis was geplaatst waardoor een elektriciteitskabel was getrokken, dat een verzegeling ontbrak en gebruik was gemaakt van nepzegels. De raadsman van [gedaagde] heeft nog toegelicht dat [B] hem telefonisch heeft meegedeeld dat het aftappen van elektriciteit professioneel was gedaan en dat een leek niet kan zien dat een verzegeling ontbreekt. Ten slotte voert [gedaagde] aan dat een deel van de kantoorstroom via zijn meterkast liep, zodat [A] toegang tot deze kast nodig had en hij de kast niet kon afsluiten.
4.10.
De kantonrechter overweegt als volgt. De jurisprudentie waarnaar Stedin verwijst, is in lijn met andere jurisprudentie op grond waarvan een contractant gehouden is de nodige zorg te betrachten voor de elektriciteitsaansluiting. Deze jurisprudentie ziet op de situatie waarin de contractant de woning / bedrijfsruimte en daarmee de aansluiting aan een derde ter beschikking stelt. Wanneer hij dat doet, betekent dit niet dat hij niet langer gehouden is zijn verplichtingen ten aanzien van de aansluiting na te komen. Wat er met die aansluiting gebeurt, blijft voor rekening en risico van de contractant (vgl. onder meer rechtbank Utrecht 8 april 2009,
LJN: BI3725 en rechtbank Rotterdam 29 juli 2011,
LJN: BV1064). Deze aansprakelijkheid van de contractant vindt zijn grondslag in de opvatting dat van een verhurende contractant verwacht mag worden zich met enige regelmaat ervan te vergewissen op welke manier de huurder het gehuurde gebruikt.
In het onderhavige geval heeft [gedaagde] geen woning met aansluiting aan een derde verhuurd, maar heeft een derde (medehuurder) buiten medeweten van [gedaagde] gebruik gemaakt van zijn elektrische installatie om stroom af te tappen. Niettemin kan voornoemde lijn in de jurisprudentie wel gebruikt worden voor de beantwoording van de vraag of hij zijn zorgplicht jegens Stedin heeft geschonden. Immers, [gedaagde] is door de terbeschikkingstelling van de elektrische installatie houder geworden van het zich in het pand bevindend deel van het net van de netbeheerder, waaronder in ieder geval de elektriciteitmeter. Onderdeel van die contractuele relatie is dat aan de contractant het zich in zijn woning bevindende deel van het net wordt toevertrouwd en hij gehouden is dit te bewaren. In die relatie dient de contractant bij de bewaring de zorg van een goed bewaarnemer in acht te nemen (vgl. hof Amsterdam 22 november 2011, NJF 2012/56).
4.11.
De kantonrechter beantwoordt de vraag of [gedaagde] zijn zorgplicht als goed bewaarder heeft geschonden, ontkennend en overweegt daartoe als volgt. Anders dan Stedin kennelijk veronderstelt, is [gedaagde] niet op grond van een soort risicoaansprakelijkheid aansprakelijk. Er moet in enige mate een verwijt aan [gedaagde] gemaakt kunnen worden, in die zin dat hij zich niet als goed bewaarder heeft gedragen. Dit ligt in lijn met het bepaalde in artikel 4.3 van de algemene voorwaarden op grond waarvan de contractant gehouden is “het redelijkerwijs mogelijke” te doen om schade te voorkomen (zie r.o. 3.2).
De kantonrechter stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat [gedaagde] niet zelf stroom heeft afgetapt. Verder is tussen partijen niet in geschil dat [gedaagde] geen weet had van de aanwezigheid van de hennepstekkerij op de begane grond van het pand; sterker, [gedaagde] heeft contact opgenomen met de politie toen hij ‘verdachte’ personen waarnam en aangifte gedaan naar aanleiding waarvan de politie haar onderzoek is begonnen.
Verder blijkt uit de foto’s waarop Stedin zich beroept dat de kleur van de buis waarin de kabel zich bevindt die zorgt voor de stroomtoevoer naar de bedrijfsruimte waarin de hennepstekkerij in bedrijf was, slechts in geringe mate afwijkt van de kleur van de originele buizen. Het enkele feit dat deze buis niet op dezelfde manier tegen de achterwand is gemonteerd als de originele buizen, had niet zonder meer voor [gedaagde] aanleiding moeten zijn te vermoeden dat de meetinrichting was gemanipuleerd.
Bestudering van de foto’s leert verder dat alleen een geoefend oog kan ontdekken dat gebruik is gemaakt van een of meer nepzegels. Evenmin kan van [gedaagde] verwacht worden dat hij had opgemerkt dat de zegel van de hoofdaansluitkast ontbreekt, omdat een niet-deskundige gemiddelde persoon niet weet hoeveel verzegelingen een meetinstallatie heeft en waar zich deze verzegelingen behoren te bevinden.
Verder blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen dat het aftappen van elektriciteit pas duidelijk blijkt na het verwijderen van de kap van de meterkast. Van [gedaagde] kan niet verlangd worden dat hij deze kap regelmatig verwijdert (nog los van de vraag of hem dit contractueel is toegestaan).
Gelet op de – niet weersproken – toelichting van [gedaagde] dat ook [A] toegang moest hebben tot zijn meterkast, leidt het enkele niet afsluiten ervan evenmin tot de conclusie dat [gedaagde] bewust het risico van manipulatie heeft genomen en alleen al daarom aansprakelijk is, zoals Stedin stelt.
4.12.
Op grond van al het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] geen verwijt te maken valt en daarom zijn zorgplicht ten opzichte van Stedin niet heeft geschonden. Dit oordeel leidt er ook toe dat van onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig handelen van [gedaagde] evenmin sprake is. De vorderingen van Stedin zullen dan ook worden afgewezen.
4.13.
Stedin zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 600,00 (2 punten × tarief € 300,00).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Stedin tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, kantonrechter, en is bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2013.