ECLI:NL:RBMNE:2013:3269

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2013
Publicatiedatum
8 augustus 2013
Zaaknummer
UTR 12/1858
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitbetaling subsidie agrarisch natuurbeheer wegens niet tijdige aanvraag

In deze zaak gaat het om de weigering van de uitbetaling van subsidie voor agrarisch natuurbeheer aan eisers, die niet tijdig een aanvraag tot uitbetaling hebben ingediend. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 1 augustus 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht als verweerder optrad. Eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat, hadden bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 april 2012, waarin hun aanvraag voor uitbetaling van subsidie voor het beheerjaar 2010 ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat eisers niet tijdig een verzoek om uitbetaling hadden ingediend, ondanks dat zij elektronisch een Gecombineerde Opgave (GO) hadden gedaan. In deze GO hadden zij per ongeluk 'nee' aangekruist bij de vraag of zij uitbetaling van de subsidie wilden aanvragen.

De rechtbank overwoog dat het feit dat eisers niet in staat waren om in de elektronische aangifte aan te geven dat zij wel uitbetaling wilden, niet leidde tot de conclusie dat er sprake was van uitzonderlijke omstandigheden. Eisers hadden contact kunnen opnemen met de Dienst Regelingen of een schriftelijk verzoek om uitbetaling kunnen indienen. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag niet tijdig was ingediend en dat er geen aanleiding was om te oordelen dat er sprake was van een kennelijke fout. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van aanvragen en de verantwoordelijkheden van subsidieontvangers in het kader van de geldende regelgeving. De rechtbank wees erop dat de bepalingen van de relevante Europese verordeningen van toepassing zijn en dat een late indiening van een aanvraag leidt tot afwijzing, tenzij er sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden, wat in dit geval niet werd aangetoond.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Sector bestuursrecht
zaaknummer: UTR 12/1858

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2013 in de zaak tussen

[eiser ] en [eiseres], beiden wonende te [woonplaats], eisers,
gemachtigde: mr. J.J.M. van Lint, advocaat te Sassenheim,
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, verweerder,

gemachtigde: mr. S.G.A. Peeters, werkzaam bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Procesverloop

Bij brief van 31 oktober 2011 heeft verweerder aan eisers onder meer medegedeeld dat zij voor het beheerjaar 2010 niet in aanmerking komen voor uitbetaling van subsidie voor agrarisch natuurbeheer. Bij besluit van 13 april 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eisers daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft het een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2012. [eiser ] is in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij de behandeling van het beroep ter zitting heeft de rechtbank aanleiding gezien het onderzoek te schorsen en het vooronderzoek te hervatten. Verweerder is verzocht de rechtbank te informeren over de uitkomst van een viertal gelijksoortige zaken die op 9 januari 2013 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) ter zitting zijn behandeld.
Bij brief van 11 april 2013 heeft verweerder de uitspraken van de ABRvS van 3 april 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ7617, BZ7618, BZ7619 en BZ7620) overgelegd.
Bij brief van 23 mei 2013 heeft verweerder gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te laten weten wat volgens hem de betekenis is van deze uitspraken voor de onderhavige procedure. Eisers hebben bij brief van 20 juni 2013 gereageerd op de uitspraken van de ABRvS en de reactie daarop van verweerder.
Nadat partijen toestemming hebben verleend om zonder nader onderzoek ter zitting uitspraak te doen, heeft de rechtbank het onderzoek op 8 juli 2013 gesloten.

Overwegingen

1.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met
31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt voor
1 januari 2013.
2.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3.
In verband met de omzetting van de eenmanszaak van [eiser ] naar een maatschap op naam van eisers heeft [eiser ] verweerder op 24 september 2009 verzocht de bestaande registraties op naam van [eisers], bekend onder relatienummer [nummer 1], over te zetten naar de maatschap. Bij brief van 10 november 2009 heeft verweerder aan de nieuw opgerichte maatschap het relatienummer[nummer 2] toegekend.
4.
[eiser ]heeft op 12 januari 2010, onder relatienummer [nummer 1], subsidie aangevraagd voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer op grond van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer provincie Utrecht (hierna: de SNL). Bij besluit van 2 maart 2010 heeft verweerder [eisers] op basis van deze aanvraag, onder vermelding van relatienummer [nummer 1], voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2015 subsidie toegekend. Het betreft, naar de rechtbank begrijpt, een subsidie voor het beheertype weidevogelgebied, dat is opgenomen in bijlage 3, onderdeel B.1 van de SNL. In dit besluit is er onder meer op gewezen dat in de SNL is bepaald dat jaarlijks via de Gecombineerde Opgave (hierna: GO) om uitbetaling van de subsidie verzocht dient te worden. De Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna: de Dienst Regelingen) betaalt de subsidie uit aan degene die op de peildatum (15 mei) van het beheerjaar het gebruiksrecht heeft over de beheereenheid.
5.
Op 4 mei 2010 hebben eisers, onder relatienummer [nummer 2], elektronisch een GO 2010 gedaan. Bij de vraag of eisers uitbetaling van de subsidie natuur- en landschapsbeheer aanvragen, is niet het vakje ‘ja’, maar het vakje ‘nee’ aangekruist.
6.
Bij brief van 1 juli 2011 heeft verweerder aan [eiser ], onder vermelding van relatienummer [nummer 1], medegedeeld dat de subsidie op grond van de SNL voor het beheerjaar 2010 niet tot uitbetaling komt omdat [eiser ]geen betaalverzoek heeft gedaan.
7.
[eiser ] heeft op 6 juli 2011 tegen deze brief bezwaar gemaakt. Hij heeft toegelicht dat hij zijn aanvraag op 12 januari 2010 om subsidie op grond van de SNL heeft gedaan onder het oude relatienummer [nummer 1] omdat hij nog geen zogenaamde tancodes voor het nieuwe relatienummer[nummer 2] had gekregen. [eiser ] heeft verder gesteld dat hij onder relatienummer [nummer 2] wel een GO 2010 heeft gedaan met een betaalverzoek voor de subsidie die op grond van de SNL aan relatienummer [nummer 1] is toegekend.
8.
Bij besluit van 29 september 2011 heeft verweerder het bezwaar van[eiser ] tegen de brief van 1 juli 1011 niet-ontvankelijk verklaard.
9.
Bij brief van 31 oktober 2011 heeft verweerder aan eisers, onder vermelding van relatienummer [nummer 2], onder meer medegedeeld dat de subsidie op grond van de SNL voor het beheerjaar 2010 niet tot uitbetaling komt omdat zij in de GO 2010 geen betaalverzoek daartoe hebben gedaan. In het bestreden besluit heeft verweerder het door eisers daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
10.
In het verweerschrift heeft verweerschrift gesteld dat hij het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren, omdat er geen aanvraag tot uitbetaling is ingediend.
11.
De rechtbank volgt dit betoog niet. De mededeling in de brief van 31 oktober 2011 is gericht op het rechtsgevolg dat eisers voor het beheerjaar 2010 geen aanspraak hebben op (uitbetaling van) subsidie. De brief bevat derhalve een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. In het bestreden besluit heeft verweerder het door eisers tegen dit besluit gemaakte bezwaar terecht als ontvankelijk aangemerkt. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de ABRvS van 3 april 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ7617).
12.
Eisers betogen dat het niet mogelijk was om in de door hen op 4 mei 2010 elektronisch gedane GO 2010 bij de vraag of zij uitbetaling van de subsidie op grond van de SNL wilden het vakje ‘ja’ aan te kruisen. Eisers hebben geconcludeerd dat dit kwam doordat de bij besluit van 2 maart 2010 toegekende subsidie op naam stond van de eenmanszaak van [eiser ], onder relatienummer [nummer 1]. Omdat [eiser ], naar hij stelt, onder dit oude nummer geen GO kon doen, heeft hij op 4 mei 2010 op een voorgedrukte aanvraag toeslagrechten voor relatienummer [nummer 1] verzocht om de rechten voor natuurbeheer die nog op dit nummer stonden over te boeken naar het nieuwe relatienummer [nummer 2].
13.
Verweerder heeft erkend dat de omzetting van de lopende aanvragen en de toeslagrechten in de onderhavige zaak slecht is verlopen. Hij heeft gesteld dat het desalniettemin de verantwoordelijkheid van eisers is om te verzoeken om uitbetaling van subsidie op grond van de SNL. Eisers wisten dat het niet was gelukt om door middel van de electronisch gedane GO 2010 te vragen om uitbetaling van de subsidie op grond van de SNL. Het had volgens verweerder op de weg van eisers gelegen om een papieren aanvraag in te dienen dan wel op een andere manier kenbaar te maken dat zij verzochten om uitbetaling van de subsidie. Uit het door eisers overgelegde schrijven van 4 mei 2010, waarin [eiser ] verzoekt de rechten voor natuurbeheer op het nieuwe nummer te zetten, kan volgens verweerder niet worden begrepen dat eisers verzoeken om uitbetaling.
14.
De onderhavige subsidie wordt op grond van de Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (hierna: Verordening EG/1698/2005) in aanmerking gebracht voor cofinanciering uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling. Deze verordening is derhalve van toepassing.
Ter uitvoering van Verordening EG/1698/2005 is Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (hierna: Verordening EG/1975/2006) vastgesteld.
Op grond van artikel 8 van deze verordening worden betalingsaanvragen in het kader van oppervlaktegebonden maatregelen, zoals hier aan de orde, ingediend overeenkomstig artikel 11 van Verordening EG/796/2004 (hierna: Verordening EG/796/2004), dat een regeling bevat met betrekking tot de indiening van de verzamelaanvraag, zijnde de GO.
Verordening EG/796/2004 is ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (hierna: Verordening EG/1122/2009).
Dit betekent dat op de onderhavige subsidie de bepalingen uit de Verordening EG/1122/2009 inzake de indiening van de verzamelaanvraag van toepassing zijn.
Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Verordening EG/1122/2009 mag een landbouwer die steun aanvraagt in het kader van welke van de oppervlaktegebonden steunregelingen dan ook, slechts één verzamelaanvraag per jaar indienen.
Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt de verzamelaanvraag ingediend uiterlijk op een door de lidstaten vast te stellen datum, die niet later is dan 15 mei.
Op grond van artikel 23, eerste lid, van de Verordening EG/1122/2009 wordt, behoudens overmacht en uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 75, bij indiening van een steunaanvraag na de desbetreffende uiterste datum een verlaging met 1 % per werkdag toegepast op de bedragen waarop de landbouwer recht zou hebben gehad als de aanvraag tijdig was ingediend.
Onverminderd eventuele door de lidstaten te nemen bijzondere maatregelen in verband met de noodzaak dat enigerlei bewijsstukken tijdig worden ingediend om de programmering en uitvoering van doeltreffende controles mogelijk te maken, geldt de eerste alinea ook voor documenten, contracten of aangiften die overeenkomstig de artikelen 12 en 13 bij de bevoegde autoriteit moeten worden ingediend, voor zover die documenten, contracten of aangiften onmisbaar zijn om voor de betrokken steun in aanmerking te komen. In dat geval wordt de verlaging toegepast op het bedrag dat zou zijn betaald voor de betrokken steun.
Wordt de aanvraag meer dan 25 kalenderdagen te laat ingediend, dan wordt deze afgewezen.
Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt, behoudens overmacht en uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 75, bij indiening van een wijziging in een verzamelaanvraag na de in artikel 14, lid 2, bepaalde uiterste datum een verlaging met 1 % per werkdag toegepast op de bedragen die verband houden met het werkelijke grondgebruik op de betrokken percelen landbouwgrond. Wijzigingen in een verzamelaanvraag worden slechts aanvaard tot en met de in lid 1, derde alinea, bedoelde uiterste datum voor een te late indiening van een verzamelaanvraag.
Op grond van artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied stellen provinciale staten van de onderscheiden provincies een verordening vast met betrekking tot ten laste van het investeringsbudget uitgevoerde steunmaatregelen als bedoeld in de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en maatregelen die op grond van de Verordening EG 1698/2005 voor cofinanciering in aanmerking worden gebracht. De verordening regelt de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, de subsidievoorwaarden en het subsidiebedrag.
Op grond van artikel 1.1, aanhef en onder u, van de SNL wordt onder peildatum verstaan: 15 mei.
Op grond van artikel 4.1.1.6, derde lid, aanhef en onder a, van de SNL dient een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer uiterlijk op de peildatum van ieder beheerjaar, middels een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier, bij gedeputeerde staten een aanvraag in tot betaling van de jaarvergoeding voor dat beheerjaar, waarbij de artikelen 7 en 8 van verordening EG/1975/2006 van toepassing zijn voor zover subsidie wordt verstrekt voor de agrarische beheerpakketten, opgenomen in bijlage 3, onderdeel B.1.
15.
De rechtbank is van oordeel dat eisers eerst in het bezwaarschrift van 6 juli 2011 kenbaar hebben gemaakt dat zij in de GO 2010 hadden willen verzoeken om betaling van de subsidie op grond van de SNL en dat zij alsnog uitbetaling van de subsidie voor dat jaar wensen. Verweerder heeft terecht gesteld dat het schrijven van 4 mei 2010, waarin[eiser ] verzoekt de rechten voor natuurbeheer op het nieuwe nummer te zetten, niet kan worden aangemerkt als een verzoek van eisers om uitbetaling van deze subsidie. Het verzoek van eisers om de subsidie alsnog aan hen te betalen is een verzoek tot wijziging van de GO. Aangezien dit verzoek na 9 juni 2010 (25 kalenderdagen na 15 mei 2010) is gedaan, bestond voor verweerder, gelet op artikel 23 van Verordening EG/1122/2009 geen ruimte om alsnog subsidie uit te betalen. Het feit dat het voor eisers niet mogelijk was om in de elektronisch ingediende GO 2010 aan te kruisen dat zij wél uitbetaling van de subsidie wilden, maakt dit niet anders. Dit betekent namelijk niet dat het te laat indienen van het betaalverzoek was te wijten aan overmacht of dat zich uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 75 van Verordening EG/1122/2009 voordeden, die verweerder noopten de subsidie alsnog uit te betalen. Verweerder heeft terecht gesteld dat eisers over het probleem bij het elektronisch invullen van de GO contact hadden kunnen opnemen met de Dienst Regelingen of een schriftelijk verzoek om uitbetaling van de subsidie hadden kunnen doen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de onder procesverloop genoemde uitspraken van de ABRvS van 3 april 2013.
16.
Het betoog van eisers dat verweerder had moeten onderkennen dat er bij de op 4 mei 2010 gedane GO 2010 sprake was van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 4, derde lid, van Verordening EG/1975/2006 slaagt ook niet. Volgens de genoemde uitspraken van de ABRvS van 3 april 2013 is de vraag of sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in deze verordening eerst aan de orde als een betalingsaanvraag is ingediend. De GO 2010 is geen betalingsaanvraag, aangezien bij de vraag of betaling van de subsidie op grond van de SNL wordt aangevraagd, het vakje "nee" is aangekruist. De rechtbank is niet gebleken van feiten en omstandigheden waaruit verweerder had moeten afleiden dat eisers desalniettemin beoogden uitbetaling aan te vragen. De enkele omstandigheid dat aan [eisers] subsidie was verleend, is daarvoor onvoldoende, omdat, zoals verweerder in het verweerschrift heeft toegelicht, een subsidieontvanger er bewust voor kan kiezen om in een bepaald jaar geen betalingsaanvraag te doen. Verweerder heeft terecht gesteld dat het niet aan hem is om zich te verdiepen in de eventuele motieven van eisers om af te zien van een betalingsaanvraag. Voor de beoordeling of zich een kennelijke fout heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 4, derde lid, van Verordening EG/1975/2006, is derhalve geen plaats.
17.
Hetgeen door eisers in beroep is aangevoerd, leidt niet tot een vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. R. in ’t Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. J.K. van de Poel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.